Niet alle gras is even groen

De crisis weegt op grootschalige groene projecten. Maar de toekomst is groen en de crisis versterkt die tendens alleen maar. Al heeft de ene cleantech het wel moeilijker dan de andere.

Het einde van de wereld is nabij!” Die boodschap, met een ‘tenzij’ erbij en met cijfers en met grafieken onderbouwd, veroorzaakte enkele jaren geleden de Al Gore-hype. In het kielzog van An Inconvenient Truth floreerde de groene economie. Maar net zoals de IT-bubbel uiteenspatte, implodeert nu ook de groene bubbel.

Bewijzen? In het eerste kwartaal van 2009 vielen de wereldwijde cleantech-investeringen van risicokapitaalverschaffers terug tot omgerekend 735 miljoen euro. De laatste drie maanden van vorig jaar werd nog 1,25 miljard gehaald. En dat was al een derde minder dan het record van 1,84 miljard euro in het derde kwartaal van 2008. Op kwartaalbasis crashten de bedragen tussen oktober 2008 en april 2009 met 60 procent.

Ook op bedrijfsniveau is er rampnieuws te over. De Franse windparkenuitbater Theolia bekende eind april dat er een ernstig risico op faillissement bestond. Reden? Omzet 2008: 70 miljoen euro, schuldenlast: 498 miljoen euro. Het Deense groene-energiebedrijf EuroTrust zocht bescherming tegen zijn schuldeisers en stelde zijn belangen in windparken in Spanje, Duitsland en Polen te koop. Ook in eigen land moest de voormalige Theolia-dochter Thenergo, een Antwerpse biomassaspecialist, een verlies van 63 miljoen boeken door de afschrijving van twee eerdere overnames. Het Belgische C-Power kon begin deze maand eindelijk zijn eerste zes windturbines op de Thorntonbank in gebruik nemen. Maar de financiering van de tweede fase loopt een pak moeilijker dan verwacht.

De toekomst is groen en de crisis versterkt die tendens eerder dan ze af te zwakken. Natuurlijk voelen ook de groene-economiebedrijven de crisis. Een pak investeringsbeslissingen wordt uitgesteld, maar ze worden zelden of niet afgeblazen. “Dit is gewoon een maatschappelijke trend”, oordeelt Paul Decraemer, hoofd van het cleantech investment practice van Capricorn Venture Partners. “De maatschappij vergroent, ook het bedrijfsleven. Dat is al tien, vijftien jaar bezig. Het wordt ook gedreven door wetgeving: over afval, waterlozingen, energie-efficiëntie, enzovoort. Die regelgeving verdwijnt morgen niet.”

Sommige sectoren hebben zelfs jaren gesmacht naar wetgeving. De Belgische biodiesel- en biobrandstofproducenten verwachten dat vanaf juli de verplichte ingebruikstelling van hun producten eindelijk in wetteksten wordt gegoten. “Op Europees niveau gaat het dieselverbruik met vijf of meer procent naar beneden”, zegt Fons Maes, directeur van de Belgian Biodiesel Board. “Maar de Belgische bedrijven hebben de lokale afzetmarkt als basis genomen. Door het uitblijven van de regelgeving draaien ze momenteel op een zeer laag pitje. Eens het wettelijke kader er is, kunnen ze eindelijk op een ‘normaal’ niveau draaien, wat een gigantische groei betekent.”

In elk economisch herstelprogramma werden aanzienlijke sommen vrijgemaakt voor de green new deal – al is de invulling daarvan nogal individueel. Volgens een onderzoek van het HSBC Center for Climate Change is Zuid-Korea de groene koploper, met een steunplan van 30,2 miljard euro, waarvan 81 procent naar milieuvriendelijke projecten gaat. Ook de Europese Unie, die ruim 18 miljard van de totale steun van bijna 31 miljard veil heeft voor groene stimuleringsplannen, laat zich niet onbetuigd. Daarmee doet ze relatief beter dan de Verenigde Staten (92,6 van in totaal 771,5 miljard euro) en China (180 van 473,2 miljard euro), dat er in absolute cijfers wel het meeste geld inpompt.

Energie: make or break

“Duurzaamheid wordt door de huidige crisis mee opgenomen in het grotere proces van corporate social responsability. Dus op dat vlak is de crisis zelfs heilzaam. Ze doet nadenken over de socio-economische gevolgen van de ongebreidelde vrijemarkteconomie”, meent Paul Buysse, voorzitter van Bekaert. “Hopelijk veroorzaakt deze crisis een herijking van het volledige economische gebeuren. Duurzaamheid is daarbij een zeer reële factor. Energie wordt in het komende decennium de breakormake van de Belgische economie. Voor internationale ondernemingen is energie een belangrijk element in de beslissing om te verhuizen. Dat debat is fundamenteel ingebed in de toekomst van economisch Vlaanderen, zowel bij grote bedrijven als bij kmo’s. GDF Suez opent het Magritte-museum op het ogenblik dat de Belgische ondernemers met kankerachtige problemen af te rekenen hebben door hun hoge energiefactuur. Surrealisme ten top.”

André Jurres, CEO van NPG Energy treedt Buysse bij. “Helaas zit de liberalisering van de energiemarkt zo slecht in elkaar dat het zeer moeilijk wordt voor een groenestroombedrijf om te overleven zonder de steun van een grote moeder of partner die een fors pakket grijze stroom heeft. Dat is de paradox van deze crisis. Alleen de groten zullen de kracht hebben om hier sterker uit te komen. Terwijl je wellicht meer garanties hebt op een groenestroomproject dan op een spaarboekje, want een groot stuk van de kosten wordt gedekt door de subsidiestroom.”

Die zorg wordt gedeeld bij de grootste Belgische onafhankelijke windturbinebouwer, Electrawinds. “De uitverkoop van de Belgische privé-energiebedrijven gaat voort”, zegt woordvoerster Marleen Vanhecke. “Stilaan blijven we zo’n beetje als enige van enige omvang over. Al denken wij nog altijd dat een Belgisch bedrijf deel uitmaakt van de Europese top 10 van groenestroomproducenten. Dat is toch onze ambitie.”

De Oostendse onderneming heeft nog altijd weinig moeite om zijn onshore windmolenprojecten gefinancierd te krijgen. Dat zijn relatief kleine investeringen, van 10 tot 15 miljoen euro. ” Offshore is een moeilijker verhaal. Wij zitten daar nog in de fase van de bouw- en milieuvergunning, de financiering is ten vroegste voor na de zomer en wij horen toch dat concurrenten daarmee de nodige moeite hebben. Je spreekt dan ook over een project van een andere ordegrootte. Bij ons (Eldepasco) gaat het om 760 miljoen euro. We voelen ook dat het moeilijker is om in Oost-Europa financieringen rond te krijgen. Veel van de lokale banken hebben West-Europese moeders en die zijn blijkbaar minder geneigd hun dochters te laten lenen. Daarentegen is een aantal bedrijven weggevallen dat minder goed bezig was. De groene sector is de jongste jaren geprofessionaliseerd.”

Rentabiliteit en haalbaarheid

Na de economische winter zal het niet dadelijk zomer zijn. “Eerder een kwakkelende lente”, meent Peter Vyncke, CEO van de gelijknamige Harelbeekse biomassaketelbouwer. “Maar eerlijk: we komen uit een gouden tijd en ik heb toen niemand horen klagen dat het té goed ging. Dit is vooral een emotionele crisis. Mensen twijfelen. Van september tot anderhalve maand geleden kampten we met forse vertragingen: financieringen raakten minder snel rond, investeringsbeslissingen bleven uit. Procentueel gezien haalden we in die zes maanden onze slechtste order-entry (aantal nieuwe bestellingen) van de jongste 30 jaar. Maar we hebben geen enkel project verloren. Ik verwacht tegen september weer op kruissnelheid te zitten.”

Ook Electrabel laat zich door de mindere conjunctuur niet van haar plannen afbrengen. Volgens woordvoerster Sarah De Bruyn heeft GDF Suez haar investeringsenveloppe van 10 miljard per jaar voor de periode 2008-2010 bevestigd. “Die geldt voor alle types energieproductiemiddelen. Maar het is wel de bedoeling om ons aandeel ‘hernieuwbaar’, dat nu 20 procent van onze capaciteit bedraagt, te handhaven. In België hebben we vorig jaar een ‘engagement duurzame ontwikkeling’ opgenomen om 1 miljoen gezinnen te voorzien van groene stroom tegen 2015. Momenteel zitten we aan ongeveer 530.000 gezinnen. Al gelden voor een groenestroomproject geen andere criteria dan voor eentje in grijze stroom: bij beiden kijken we in de eerste plaats naar rentabiliteit en haalbaarheid.”

“Drie jaar geleden is Enfinity begonnen met de verkoop van installaties. Toen kregen we de deur tegen onze neus. Nu lukt het wel”, zegt Jurgen Van Damme, marketing- en communicatiemanager van het zonne-energiebedrijf. “Al verloopt de groei misschien trager. In de particuliere markt blijven we verder groeien, maar in het bedrijfssegment merken we toch een verschil. Bedrijven met een gezonde cashflow zien zonne-energie als een kostenbesparing: de investering betaalt zichzelf via goedkopere stroom in zeven tot acht jaar terug. Bij onze huurformule merken we een lichte vertraging. Wij huren daarbij de daken van bedrijven, blijven zelf eigenaar van de installatie en leveren de stroom aan de verhuurder. De financiering gebeurt via aparte projectvennootschappen en we merken dat banken iets minder gemakkelijk krediet verstrekken.”

Hoe groter, hoe moeilijker

De moeilijkheden die C-Power ondervindt om de tweede fase van zijn windmolenpark gefinancierd te krijgen, zijn geen alleenstaand geval. Zo trok Shell zich terug uit London Array, een windmolenpark in de monding van de Thames. “Wij hebben er van in het begin voor gekozen om in drie fases te werken, in plaats van met een totaalsom van 820 miljoen euro”, zegt Filip Martens, CEO van C-Power. “Wij hadden de pech wat vertraging op te lopen met de eerste fase en nu weer omdat het moeilijker is 450 miljoen euro te verzamelen voor de tweede fase. De eerste fase hebben we gefinancierd met één bank, die dan gesyndiceerd is. Nu doet geen enkele bank dat nog voor zo’n som, waardoor je dadelijk met vijf of zes banken moet onderhandelen. Dat vergt meer tijd, maar ik ben er rotsvast van overtuigd dat het lukt.”

“Wij waren met ons vorige fonds aandeelhouder bij Turbowinds, een van de historische oprichters van C-Power”, zegt Paul Decraemer. “Wij zijn erin gestapt in 1998 met het idee dat de eerste turbines in het water zouden staan in 2000. Sinds vorige week leveren de eerste turbines elektriciteit. Als het zo lang duurt, dan worden aandeelhouders en bankiers ongerust. En in de tussentijd werden onze Vlaamse bedrijven meelopers in plaats van voortrekkers.” Jos Peeters, CEO van Capricorn Ventures, vult aan. “Het zijn ook projecten waarbij je projectsubsidies nodig hebt. Met eigen vermogen alleen lukt dat niet. Maar ik ben niet pessimistisch. Goede projecten krijgen hun financiering.”

De marktprijs voor elektriciteit ligt op dit ogenblik vrij laag, weet Jurres. “Daardoor is de rendabiliteit voor elke soort stroomproductie minder. Voor projecten die net beginnen, wordt het dan extra moeilijk. Toch denk ik dat projecten van een paar miljoen euro nog vrij gemakkelijk aan financiering raken.”

De energiespecialist vreest op iets langere termijn andere problemen. “Er vloeit momenteel zoveel geld naar de banken, dat er minder overblijft voor broodnodige grootschalige projecten of het nu gaat over groene stroom of over infrastructuur. Bovendien kosten de subsidies voor groene stroom ook handenvol geld. Koppel dat aan de CO2-afspraken tegen 2020 en wat daarbij hoort aan investeringen en dan weet je dat sommige landen tegen hun limieten aan zullen botsen. Je merkt dat nu al. De grote oliereuzen investeren liever geld in hun kernactiviteiten: olie, gas, biobrandstof (zie ook het interview met Shell-topman Jeroen van der Veer, blz. 70). Dat kan ook een positief effect hebben, want het betekent een vermindering van het aantal nieuwe spelers op een markt die oververhit dreigde te raken. Tegelijk, die parken op zee zijn echt wel belangrijk om de Kyoto-doelstellingen te halen.”

En er zijn nog heikele kwesties. “Als je alle ondersteuningsprogramma’s samentelt, dan gaat er zowat 294 miljard euro naar cleantech, al worden daar veel infrastructuurprojecten toe gerekend. 36,8 miljard daarvan wordt besteed in Europa. Dat moet het opdrogen van de bank- en projectfinanciering opvangen, maar wat we niet weten, is wanneer dat geld echt in de markt terechtkomt”, zegt Bart Diels, cleantech-partner bij Gimv. “En ten tweede: gaan onze kleinere bedrijven de juiste kanalen vinden om aan dat geld te komen?”

“Sowieso denk ik dat de spelers uit de groene energie op een bepaald moment deel uitmaken van een consolidatiegolf”, meent Peeters. “Volgens mij gaan we naar een markt zoals in de biotech, waar bedrijven worden opgeslokt door bedrijven met een grotere schaal.”

Bubbles in de subsectoren

Toch zijn sommige sectoren blijkbaar net iets gevoeliger voor de crisis. “Het zijn vooral de investeringen in wind- en zonne-energie die zijn teruggevallen”, zegt Diels. “Zon is zwaar gegroeid in sommige landen zoals Spanje, door het subsidiebeleid, en China. Al verwacht ik dat die investeringen zich volgend jaar al herpakken. Wind is zelfs teruggevallen tot 15 tot 20 procent van de piek. Terwijl alles wat met transport te maken heeft – batterijen, elektrische wagens – en met watertechnologie vrij goed standhoudt. Maar in het kader van de klimaatdoelstellingen van 2020 en 2030 blijven zon en wind het belangrijkst.”

“Mensen hebben de neiging alleen naar de positieve kanten te kijken en dat creëert een hypegevoel”, vindt Decramer. “Maar ik investeer al veertien jaar in duurzame energie, het is altijd met vallen en opstaan. We hebben een crisis gehad in zonne-energie in 2002-2003. Vier jaar geleden was er ook een crisis in windenergie. Nu is er weer een terugval.”

“Weet je wat mij verraste? De olieprijs, die nog op 50, 60 dollar staat”, analyseert Diels. “Vanuit historisch perspectief had die veel lager moeten zijn. Want tot nu toe evolueerde de cleantech-sector mee met de olieprijs. Maar je merkt dat de sector meer matuur wordt. Olie is niet meer de enige driver. ” Overigens blijft Peeters fundamenteel optimistisch. “Iemand zei me onlangs dat er in 1956 wereldwijd tien miljardairs waren. Door de olie-industrie zijn er 1000 bijgekomen. De volgende 1000 miljardairs komen uit de cleantech-industrie. Die quote is sprekend voor de evolutie. De volledige economische industrie is afgesteld op olie. Vandaag wordt er gedacht in functie van minder afhankelijkheid en andere grondstoffen. Hoe gaat de industrie eruitzien als olie er niet meer is of heel duur is? Je zit dan automatisch op het traject van cleantech.” (T)

y Door Luc Huysmans en Lieven Desmet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content