NEUE MITTE? NEIN, NEUE LINKE

De profeten van de planeconomie zien het tij keren. Het voorbije weekend was een ogenblik van viering. New Labour van Tony Blair dreigt uitgerangeerd te worden door de zogenaamde Neue Mitte die de crisis aangrijpt om de macht van regeringen weer te verabsoluteren. In periodes van economisch ontij heeft de meerderheid geen behoefte aan de vrijheidspreken van liberalen, wel aan het beschuttende nest van socialisten. Premier Jean-Luc Dehaene (CVP) toonde zich ongeïrriteerd over het machtsvertoon van de elf sociaal-democratische premiers in Pörtschach. Dat moet hij doen, maar hij weet dat het neo-interventionisme van zijn kiesrivalen past bij de tijdsgeest. Met een uitdiepende crisis wordt 13 juni 1999 ook een revival van het Belgische socialisme, een nationale variant van een breder Europees verschijnsel.

Oskar Lafontaine – Duits minister van Financiën en souffleur van de kneedbare Gerhard Schröder – en zijn linkse vrienden jubelen om de klopgeluiden van de economische motor. Waarschijnlijk zijn zij bekommerd om de klappen bij de werkers, maar evenzeer high van Schadenfreude. Na twintig jaar voorrang van de publieke zuinigheid, de vrijheid, de soepelheid, de zelfredzaamheid, de minieme staat, berijden ze opnieuw de hobbypaarden van eergisteren: hoogdravende banenplannen, interventie, maakbaarheid, economische superregering, corporatisme van staat en werkgevers en werknemers. De afrekening met centrum en centrum-rechts begint.

Wat zijn de wortels van de ommekeer? De Nationale Bank van België kondigde aan dat de index van het economisch vertrouwen voor de derde maal op rij gezakt is. In het verleden is Belgiës leidende index en de industriële productie van euroland in sterke overeenstemming geëvolueerd. De IFO-index, een belangrijke Duitse economische maatstaf, toonde vorige week een scherpe val. Staal- en chemieproducenten melden dat hun bestellingen slinken. De machinebouwers hebben er evenmin een goed oog op. Een senior economist van Merrill Lynch in Londen verwacht dat Duitsland in 1999, het eerste jaar van de euro, de lantaarndrager zal zijn van de elf leden van de eerste euroclub.

Oskar Lafontaine benoemde tegen deze achtergrond Reiner Flassbeck, het neokeynesiaanse hoofd van het Deutsches Institut für Wirtschafsforschung, tot staatssecretaris van Financiën. Flassbeck bepleit lagere rentevoeten, hogere lonen en meer openbare bestedingen om de tewerkstelling aan te zwengelen. Hij was jarenlang een uitgestotene onder zijn vakbroeders. Flassbeck zal nu verantwoordelijk zijn voor de Duitse macro-economische politiek en een van Duitslands meest invloedrijke vertegenwoordigers worden op de internationale scène. Reiner Flassbeck zei recentelijk dat Duitsland al deflatie kent en sommeerde de Bundesbank om de interest met vol 1% te knippen. Naar Flassbecks mening maken de centrale bankiers vandaag dezelfde fout als hun voorgangers in de jaren dertig: een economie die niet steunt op fiscale en monetaire maatregelen ten gunste van een vraagbeleid heeft geen alternatief dan kostenverlagingen door te voeren om competitief te blijven. Dat leidt tot een neerwaartse spiraal van wisselkoersen, binnenlandse prijzen en de vraag. Dus een depressie.

Flassbeck kan alleen een vuist maken tegen de centrale bankiers als hij de grondslagen van het Verdrag van Maastricht schrapt. Het Verdrag is een overeenkomst gesloten tussen behoudsgezinde politici. De voorrang van de prijsstabiliteit, de absolute onafhankelijkheid van de centrale bank en een strenge fiscale soberheid zijn meer dan louter politiek. Deze beginselen vormen een grondwet van het nieuwe Europa. Het is niet Duitsland dat de interestvoet zal bepalen, maar de Europese Centrale Bank (ECB); hogere lonen en meer overheidsgeld voor bijvoorbeeld wegen, kanalen, fietspaden, onderwijs botsen met de belofte van Duitsland om zijn begrotingstekort onder de 3% te houden van het bruto binnenlands product (BBP). Het doorbreken van de 3% door Duitsland zou de ECB in de verleiding kunnen brengen om de interestvoet te verhogen, net op het ogenblik dat dit het meest de Europese groei zou schaden. Hogere interestvoeten versterken de euro ten overstaan van de dollar, wat de Europese fabrikanten door de wringer haalt.

Oskar Lafontaine en Christa Müller schreven samen ” Keine Angst vor der Globalisierung” (1998), een manifest voor een Europese economische regering. Een meer extreme tegenpartij voor de zelfstandigheid van de ECB is nauwelijks indenkbaar. De economische regering zou een veel grotere graad van samenwerking betekenen op het fiscale en uitgavenvlak. De focus van Maastricht is de muntpolitiek en het verdrag laat het belastingbeleid in de handen van de nationale regeringen. Oskar Lafontaine wil ook de werkgevers en de vakbonden betrekken bij de coördinatie van de macro-economie. Mega-corporatisme volgt dan de vrije onderhandelingen op. Het Verdrag van Maastricht heeft geen enkele clausule over een Europese economische regering. Voor de Globalisierung hoeft men minder bevreesd te zijn dan voor de Neue Linke. De Neue Mitte is een propagandistisch verzinsel van een kanselier met kapperallures.

FRANS CROLS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content