Napolitaanse vuilnishopen

Het deed denken aan toestanden uit de sloppenwijken van grootsteden in de armste uithoeken van de wereld. De honderden metershoge vuilnishopen in de straten van Napels en de omliggende dorpen leverden behoorlijk schokkende beelden op. Het meest gehoorde argument luidde dat het allemaal de schuld van de Zuid-Italiaanse maffia is die al geruime tijd de afvalophaling en -verwerking in haar misdaadgreep houdt.

Hoewel de maffia zonder twijfel een heel negatieve rol speelt in dit dossier, mogen we het afvaldrama in Napels niet volledig in zijn schoenen schuiven. Het Italiaanse economische model is tot op de draad versleten en onder meer in Napels draagt men daar nu vuilnishoopgewijs de gevolgen van. Het immobilisme dat het Italiaanse beleid typeert, zal hopelijk geleidelijk – maar mogelijk ook op een erg tumultueuze wijze – ertoe leiden dat Italië afglijdt naar de status van derderangsnatie.

Jawel, in de rangschikking van de human development index (2006) van de Verenigde Naties staat Italië nog altijd op een mooie zeventiende stek (België staat op dertien). Binnen de eurozone gleed het land het voorbije decennium echter stevig weg. In 1997 lag het bruto binnenlands product (bbp) per capita in Italië nog 4 % boven het gemiddelde van de eurozone. Vorig jaar zat de gemiddelde Italiaan 8 % onder het eurogemiddelde. Alles wijst erop dat die relatieve achteruitgang zich versneld zal doorzetten, vooral omdat de toestand van de openbare financiën desastreus blijft. Het jaarlijkse begrotingstekort krijgt men klaarblijkelijk niet onder de 2 % van het bbp, zodat de overheidsschuld (afhankelijk van economische groei, inflatie en rentepeil) tussen 100 % en 110 % van het bbp blijft hangen. Een niet zo diepe recessie zou de schuld tot boven de 110 % brengen.

Het Italiaanse economische model zit op twee vlakken op een dood spoor. Voor België vallen hier belangrijke lessen te leren. Het eerste dode spoor betreft de regionale organisatie. Miljarden euro’s werden vanuit het rijkere noorden overgeheveld naar het armere zuiden, maar de inkomenskloof tussen beide landsgedeelten nam alleen maar toe. Alleen corrupte politici en hun handlangers/broodheren in al dan niet maffieuze kringen zagen hun levensstandaard stijgen als gevolg van de interregionale ‘solidariteit’. Deze eindeloze, maatschappelijk totaal inefficiënte geldstroom vormt een belangrijke oorzaak van de structurele ontsporing van de Italiaanse openbare financiën. Een van de manieren waarop men erin ‘slaagde’ om een nog ergere ontsporing te voorkomen, was een forse reductie van de overheidsinvesteringen. Het gebrek aan vuilnisinfrastructuur in Napels en omgeving is een rechtstreeks gevolg van het onvermogen van de Italiaanse leidende klasse om te knippen in andere, politiek gevoeliger uitgaven dan de eerder anonieme overheidsinvesteringen.

Het tweede dode spoor van het economische beleid is het onvermogen van Italië om zich aan te passen aan de nieuwe realiteit van de euro. Wat was in de naoorlogse periode het basisprincipe van het Italiaanse economische beleid? Dat de lire werd gedevalueerd met de regelmaat van de klok. Die ingreep was telkens noodzakelijk omdat de politici er nooit in slaagden een ernstige vorm van interne discipline op te brengen. Om de intern verkwanselde internationale competitiviteit van het bedrijfsleven te herstellen, drong een devaluatie zich telkens op. Deze aanpak maakte de gemiddelde Italiaan relatief steeds wat armer, maar op de keper beschouwd werkte het devaluatiemodel alles bij elkaar behoorlijk.

Met de euro is er uiteraard geen sprake meer van een devaluatie. De Italianen slagen er niet in om de knop om te draaien naar meer interne discipline, bijvoorbeeld op het vlak van loonvorming en publieke financiën. En dus loopt het Italiaanse model vast. Het kan dan ook geen verbazing wekken dat precies in Italië, en alleen daar, geluiden weerklonken om uit de euro te stappen. Onmogelijk? Misschien, maar misschien ook weer niet.

Voor België houdt het Italiaanse voorbeeld belangrijke lessen in. Ook wij hebben een staatsorganisatie die niet echt werkt en die zorgt voor een constante, inefficiënte geldstroom van noord naar zuid (de levensstandaard in zuidelijk België daalt ook voortdurend, ondanks de miljardentransfers). Ook wij hebben een groot stuk van de tot nu toe gerealiseerde sanering van de openbare financiën gedaan door overheidsinvesteringen te schrappen. Naar internationale normen investeren de Belgische overheden nu al jaren minstens 4 miljard euro per jaar te weinig. Ooit wreekt zich dat op onze infrastructuur. Ook wij moeten dringend meer interne discipline aan de dag leggen. Qua competitiviteit en openbare financiën presteren we een stuk beter dan Italië. Maar het wordt wel hoog tijd dat we weer ernstige maatregelen nemen. (T)

de auteur is ALGEMEEN DIRECTEUR VAN HET VKW.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content