NAAR MEER COORDINATIE?

Steyning (Engeland).

De werkgelegenheidsproblemen van Europa zijn structureel. De gemiddelde werkloosheid is hoog (10%), de arbeidsparticipatie laag (60%, tegenover 75% in de Verenigde Staten), het aantal langdurig werklozen hoog. Bovendien is er weinig budgettaire ruimte om deze problemen te verhelpen. De Europese Unie wil daar toch iets aan doen. Het Verdrag van Amsterdam stelde al een gecoördineerde werkgelegenheidsstrategie in het vooruitzicht. Dat waren dure woorden, maar nu wordt het ernstig. In juni moet op de halfjaarlijkse Top van Keulen een Europees werkgelegenheidspact worden gesloten. Vorige week kwamen daartoe al een eerste keer de Europese ministers van Arbeid en Tewerkstelling bijeen. Hans Borstlap, directeur-generaal van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in Nederland, lanceerde op een seminarie van Wilton Park Conferences in Engeland een persoonlijke visie die aangeeft hoe de verschillende actoren – politiek, Europese Centrale Bank ( ECB) en sociale partners – kunnen samenwerken om tot een nieuw Europees model te komen.

TRENDS. In het recente verleden heeft onder meer de Duitse minister van Financiën Oskar Lafontaine de ECB aangespoord om de rentevoet te verlagen om zo de werkgelegenheid aan te zwengelen. Dat heeft niet echt succes gehad. Welke rol kan de ECB volgens u spelen?

HANS BORSTLAP. Er zijn drie niveaus die naast elkaar staan: het economisch en sociaal beleid (de bevoegdheid van Ecofin en de ministers van Arbeid en Tewerkstelling), het monetair beleid (de ECB) en de loonkosten en de arbeidsmarkt (het terrein van de sociale partners). Wat we moeten vermijden, is dat het ene niveau het andere gaat verplichten. Niemand, ook Lafontaine niet, kan de ECB verplichten de interestvoeten te verlagen. En niemand kan de sociale partners verplichten de loonkosten te verminderen. De drie niveaus moeten elkaar in staat stellen een strategie te ontwikkelen die gunstig is voor de werkgelegenheid. De Europese sociale partners moeten een akkoord sluiten waarbij ze de nationale sociale partners aanbevelen om de loonkostenstijging bescheiden te houden. Bovendien moeten ze een strategie vooropstellen die op de arbeidsmarkt een nieuw evenwicht zoekt tussen flexibiliteit en zekerheid. Wanneer die elementen voorhanden zijn, zal de ECB de interestvoet verlagen. Ze doet dat nu niet omdat ze er niet zeker van is dat de Europese arbeidsmarkt flexibeler zal worden en dat de loonkosten in toom zullen worden gehouden.

Een gewaagde visie op een moment dat de Europese sociale dialoog tussen Unice, de werkgevers, en het EVV, de vakbonden, maar erg mager is.

Er staat nochtans veel op het spel. Een werkgelegenheidspact zoals ik dat zie, vormt een nieuw Europees model dat het beste overneemt van verschillende werelden: het Angelsaksische model met zijn nadruk op de marktwerking, het Rijnlandmodel met de dominerende rol van het sociaal overleg, de Franse aanpak met zijn dominerende rol van de overheid, de Scandinavische aanpak ten slotte met zijn nadruk op preventie en een sociale zekerheid die activerend werkt.

Gaat Europa nu ook nog de nationale sociale bevoegdheden tot zich nemen?

De Economische en Monetaire Unie (EMU) en het Stabiliteitspact hebben twee belangrijke economische instrumenten weggenomen van de lidstaten: devaluatie en het opdrijven van de openbare uitgaven. Daardoor is paradoxaal genoeg de noodzaak aan discipline op nationaal vlak vergroot. Nu landen hun lokale problemen niet langer kunnen exporteren (devaluatie), moeten ze serieus kijken naar hun nationale arbeidsmarkt, loononderhandelings- en socialezekerheidssystemen. Omdat ingrepen op die systemen hun beperkingen hebben, heeft het Verdrag van Amsterdam een gecoördineerde werkgelegenheidsstrategie in het vooruitzicht gesteld. Zo’n strategie wil niet de nationale bevoegdheden ondermijnen, maar juist de nationale macht versterken om een beleid te voeren.

Wat zijn de doelstellingen van een gecoördineerde strategie?

Ten eerste een flexibeler arbeidsmarkt: meer opleiding en vorming, een grotere deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt (de voornaamste oorzaak van het verschil in arbeidsparticipatie met de VS is bij de vrouwen te zoeken) en minder ouderen die de arbeidsmarkt te vroeg verlaten. Ten tweede lagere loonkosten. Ten derde een modernere sociale zekerheid. Die moet preventiever werken en ook actiever (de werklozen niet alleen een uitkering geven, maar ze ook actief aan een job helpen). Ten vierde een meer dienstengerichte economische bedrijvigheid: 40% van de werknemers in Europa is actief in de dienstensector, in de VS is dat 55%.

Heeft zulk een strategie een verplichtend karakter?

Neen, de eerste doelstelling is het beïnvloeden van de nationale agenda’s. Elk land heeft zijn taboeonderwerp: flexibiliteit in Frankrijk bijvoorbeeld. Soms heb je een Big Brother nodig om iets bespreekbaar te maken. Via de door Europa gevraagde nationale actieplannen voor werkgelegenheid willen we komen tot een gemeenschappelijke aanpak. Die plannen baseren zich op de 21 richtsnoeren die op de Top van Wenen werden vastgelegd. Ze worden beoordeeld door de EU. Het doel is van elkaar te leren.

Als de richtsnoeren niet verplichtend zijn, dan blijft het toch allemaal vrijblijvend?

Er zijn geen sancties voorzien, maar geen enkel land wil graag worden bekritiseerd. Daarom noem ik deze richtsnoeren de stille kracht van Europa. Toen eerste minister José Maria Aznar van Spanje in november 1997 op de werkgelegenheidstop van Luxemburg een uitzondering vroeg op de periode van vijf jaar waarin alle langdurig werklozen een opleiding of werkervaring moesten krijgen, kreeg hij die uitzondering omdat voor Spanje met zijn 20% werkloosheid vijf jaar wel wat kort is. Een tevreden Aznar keerde terug naar Spanje. Maar wat bleek? Hij kreeg in eigen land veel kritiek. Waarom een uitzondering voor Spanje, werd hem gevraagd. Waarom doen we niet gewoon mee? Een half jaar later diende Spanje een van de beste actieplannen in.

Zal eens dat Engeland aan boord van de EMU is, de socialecoördinatie niet nog sneller gaan? Blijft men nu niet op de vlakte om de Engelsen niet voor het hoofd te stoten?

We gaan zeker en vast naar meer coördinatie. Maar we gaan nu al snel. En wie te lang aan kant blijft staan, zal een grote kloof moeten dichten om erbij te komen.

GUIDO MUELENAER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content