Moord zonder voorbedachten rade

Elke periode van economische groei komt ooit aan haar einde. Maar ouderdom is zelden de doodsoorzaak, menselijk ingrijpen des te meer.

Deze maand is de Amerikaanse economische expansie zeven jaar oud. Dat is stokoud. Slechts drie keer duurde een groeiperiode langer. De recordboom van de jaren negentig hield het tien jaar uit. Het is verleidelijk het tienjarige jubileum te zien als de maximale levensduur van een Amerikaanse expansie en bijgevolg aan te nemen dat ook nu de dagen van de expansie stilaan geteld zijn. Maar is dat wel zo? Tijdens een persconferentie in december zei de voorzitter van de Federal Reserve, Janet Yellen: “Ik denk dat het een mythe is dat groeiperiodes sterven van ouderdom.” Maar sterven doen ze hoe dan ook. Ofwel heeft Yellen het bij het verkeerde eind, ofwel draait iemand anders expansies de nek om.

Net als de dood zijn recessies (doorgaans gedefinieerd als twee opeenvolgende kwartalen van dalend bbp) een deel van het leven. Van tijd tot tijd worden ze veroorzaakt door bevoorradingsschokken: toen bijvoorbeeld in 1973 de olieprijzen de pan uit rezen, tastte dat de koopkracht van de consumenten in de rijke landen aan en gingen de bbp’s naar beneden. Vaker ligt echter de schuld bij een zwakke vraag. Schommelingen op de financiële markten of stijgende rentes brengen de mensen ertoe hun geld opzij te zetten. Die vrees blijkt besmettelijk en dat leidt tot een spiraal van zichzelf ontwikkelend pessimisme.

Niet alle expansies zijn een even kort leven beschoren als de Amerikaanse (zie grafiek). Nederland heeft het record in handen: de langste groeiperiode duurde bijna 26 jaar, tot 2008. Australië kan dat record begin volgend jaar breken: de expansie begon daar in 1991. Als groei een natuurlijke levensduur heeft, dan is die in ieder geval langer dan een decennium.

Ouderdom telt niet

Eerder dit jaar stelde Glenn Rudebusch van de Federal Reserve Bank of San Francisco een actuariële tabel op van de historische Amerikaanse expansies, net zoals levensverzekeringsmaatschappijen dat doen voor mensen. In rijke landen neemt de waarschijnlijkheid van overlijden geleidelijk toe van de middelbare leeftijd tot halverwege de tachtig. Daarna stijgt ze scherp. Expansies daarentegen lijken met de ouderdom niet kwetsbaarder te worden. Maar dat is niet altijd zo geweest.

Er waren sinds de Tweede Wereldoorlog slechts twaalf Amerikaanse groeiperiodes. De beschikbare gegevens geven aan dat er een tijd was dat cycli evengoed verouderden als mensen. Rudebusch stelt vast dat voor de Tweede Wereldoorlog de kans op een recessie steeg naarmate een expansie langer duurde. Sinds de jaren veertig wordt de groei niet meer aangetast door de ouderdom: een expansie is statistisch gezien in haar veertigste maand net zo kwetsbaar als in haar tachtigste (allebei maken ze ongeveer 75 procent kans om het volgende jaar te overleven).

De notie van tijdeloos herstel druist in tegen de intuïtie. Eindige conjunctuurcycli lijken meer steek te houden: een economie die pas uit een recessie komt, zou heel wat investeringskansen moeten bieden, maar zodra die uitgeput zijn, wordt een nieuwe daling waarschijnlijker. Maar economen denken dat de cycli niet op die manier hoeven te verlopen. Het is immers ook mogelijk dat de samenstelling van de groei in de loop van de expansie wijzigt. Een boomende technologiesector kan bijvoorbeeld kapitaal inpalmen dat anders naar buitenlandse investeringen zou vloeien, de waarde van de munt zou verlagen en bijgevolg de exporteurs helpen om de economie vooruit te stuwen. Zolang het einde van de boom in een sector niet leidt tot zichzelf voedend pessimisme, blijft de carrousel draaien.

Bewuste uitlokking

Hoe komt een economie dan in een recessie? Voor de oorlog, toen leeftijd er meer toe deed, speelden overheden en centrale banken een veel bescheidener rol. Economische schokken (van aardbevingen tot financiële crisissen) zijn er regelmatig. Hoe langer de expansie duurt, hoe groter de kans dat zich een echt zwaar incident voordoet dat de economie de dieperik induwt.

Na de Grote Depressie begonnen de regeringen het pessimisme tegen te werken. Ruimere welvaartsstaten zorgden voor ‘automatische stabilisatoren’. Werkloosheidsvergoedingen bijvoorbeeld pompten meer geld in de economie als de groei verzwakte. Centrale banken begonnen de rentes krachtdadiger te manipuleren om de groei gaande te houden en uiteindelijk voerden ze ook doelstellingen in om de verwachting van gestage groei te wekken.

Na de oorlog werden de expansies langer en de recessies korter, maar de onsterfelijkheid van conjunctuurcycli blijft een illusie. Het einde van sommige expansies is duidelijk het gevolg van smerige spelletjes. In het begin van de jaren tachtig bijvoorbeeld, leden zowel de Verenigde Staten als Groot-Brittannië onder recessies die bewust werden uitgelokt om de galopperende inflatie te stuiten.

In andere gevallen ligt een menselijke fout aan de basis. Centrale bankiers geven grif toe dat ze de economie niet perfect kunnen controleren. Beleid werkt met vertraging. Omdat niet elke schok voorzien kan worden, kan een zware tegenvaller een recessie in gang zetten voor de centrale bank gepast kan reageren. Het zou ook kunnen zijn dat een centrale bank ontdekt, als het te laat is om nog van koers te veranderen, dat ze de rente een keer te veel heeft opgetrokken. Bovendien grijpen, nu de rentes in heel wat economieën dicht bij nul procent liggen, de centrale bankiers steeds vaker naar onconventionele maatregelen, met een grotere foutmarge.

Er is evenwel een verschil tussen tegenslag en roekeloosheid. Centrale banken die zich meer zorgen maken over hoge dan over lage inflatie, grijpen wel eens naar agressieve recepten en sturen dan ook regelmatig op een recessie aan. De Reserve Bank of Australia, die mikt op een inflatie tussen 2 en 3 procent, heeft zichzelf zowel een bodem als een plafond gegeven om te verdedigen. Dat verkleint de kans om per vergissing in een recessie te verzeilen. De Fed, die al begonnen is met de rente op te trekken terwijl de inflatievoet nog onder de doelstelling lag, heeft die les nog niet geleerd.

The Economist

Nederland heeft het record in handen: de langste groeiperiode duurde bijna 26 jaar, tot 2008.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content