“Mijn opvolger krijgt het moeilijk”

Aan de Britse koningin en onze kroonprins presenteerden ze hem als ‘Onze held’. Een eer die weinigen ooit eerder te beurt viel. De held in kwestie is de Waalse zakenman Jean Stéphenne, topman van een van de grootste vaccinfabrieken ter wereld.

In politieke kringen klinkt de naam Jean Stéphenne nog altijd als een klok. Hij is dan ook architect van het beruchte sociaaleconomische Marshallplan dat de Waalse economie op de rails moet krijgen en houden. Om maar te zeggen dat Stéphenne zich niet heeft bezondigd aan navelstaarderij binnen het bedrijf dat hij leidt. Hij nam ook de belangen van zijn sector, zijn regio, zijn land en zelfs zijn continent ter harte. Stéphenne spaarde nooit zijn kritiek op politiek en vakbonden. Het resultaat van zoveel culot mag gezien worden: GSK Biologicals is vandaag een van ‘s werelds grootste producenten van vaccins en telt 8000 werknemers, waarvan 5200 in België. Dat maakt het bedrijf de grootste werkgever in Wallonië en een van de belangrijkste werkgevers in ons land.

Iedereen beaamt dat het zonder Stéphenne anders gelopen zou zijn. Door zijn onverzettelijkheid heeft hij het moederbedrijf, de beursgenoteerde Britse groep GlaxoSmith Kline, steeds opnieuw kunnen overtuigen te investeren in onooglijke plaatsjes als Rixensart of Waver. De GSK-vestigingen groeien er al jaren als kool. Omdat het onderzoeksteam in België er voortdurend in slaagde uit te pakken met spectaculaire successen, zoals vaccins tegen hepatitis B, rodehond, mazelen of waterpokken. De top van GSK weet dat naar waarde te schatten.

“Om de positie van GSK Biologicals te verdedigen binnen GSK is een goed imago heel belangrijk,” zegt Stéphenne over de lof die hij – bij het recente bezoek van de Britse Koningin – toegezwaaid kreeg van GSK-topman Jean-Pierre Garnier. “Je moet je altijd verdedigen binnen zo’n groep. We moeten moeite doen om investeringen los te krijgen, zeker omdat we 9 tot 10 % van de groepsomzet vertegenwoordigen maar meer dan 20 % van de investeringen wereldwijd aantrekken.”

Gelukkig is de pijplijn van GSK Biologicals nog altijd goed gevuld. Dat is de enige garantie dat GSK niet gauw zijn Belgische vestiging opdoekt. “De topprioriteit is voor ons inderdaad goed onderzoek en ontwikkeling, want als je geen nieuwe producten kan brengen, ga je dood,” zegt Stéphenne.

Vooral omdat het ondernemingsklimaat in België buiten de grenzen een kwalijke reputatie heeft. “Een ronduit slechte reputatie,” zegt Stéphenne. “Maatregelen als de notionele interestaftrek werden positief onthaald, maar de slechte reputatie blijft. Er is hier nu eenmaal weinig flexibiliteit in de arbeidsmarkt. Nochtans moeten we België aantrekkelijk houden, want we hebben geduchte rivalen: Duitsland draait goed en Frankrijk neemt veel maatregelen. Het wordt tijd dat ook België iets doet. Ik ben bezorgd over hoe dit land zal evolueren. En al die discussies rond de regeringsvorming bezorgen ons niet bepaald een beter imago.

“België was de voorbije vijf jaar het land waar de prijzen voor geneesmiddelen bij de laagste waren. Je kunt niet vragen aan de farma-industrie om te investeren terwijl de prijzen die men oplegt aan de industrie lager zijn dan in Frankrijk of Duitsland. Op die manier organiseer je parallelle import.”

JEAN STéPHENNE (GSK). “Er is een nieuwe wet in de maak die een belastingvermindering toelaat voor bedrijven die onderzoek en ontwikkeling doen in België. Die wet werd besproken met de vorige regering en hopelijk ook met de nieuwe. We hebben aan de regering gezegd dat ze moet opletten. Pfizer heeft al geweigerd te investeren in zijn site in Puurs en Eli Lilly heeft vorig jaar zijn Belgische onderzoeksafdeling gesloten.”

Zegt u nu dat er toch nog steeds het gevaar is dat GSK Biologicals hier wegtrekt?

STéPHENNE. “Neen, we zijn hier met ongeveer 5000 mensen waarvan ongeveer een derde in onderzoek en ontwikkeling. Dat kan je niet zo gemakkelijk delokaliseren als productie. Maar we moeten ook op langere termijn kijken: als je niet voortdurend investeert, verouderen de installaties. Om te zorgen dat er hier voort wordt geïnvesteerd moeten er inderdaad nieuwe maatregelen komen ten gunste van onderzoek en ontwikkeling. En België is natuurlijk een heel complex land, met zijn regionale en federale wetten. Het probleem is dat er geen coördinatie is tussen de twee. Zo is er bijvoorbeeld geen federale politiek om de infrastructuur van hospitalen te verbeteren.”

Er is ook een kluwen van vakorganisaties en belangenverenigingen.

STEPHENNE. “Als je een beslissing wil, moet je vergaderen met de Waalse werkgevers, met federale en andere instanties, allemaal heel ingewikkeld. Als buitenlandse bedrijfsleiders hier komen en merken hoe moeilijk het is om tot een beslissing te komen, raken ze ontmoedigd. Hoeveel federaties hebben wij eigenlijk? Twintig of zoiets? Neem het feit dat salaris hier wordt gekoppeld aan leeftijd; waarvoor Europa trouwens België al heeft veroordeeld. Of neem het statuut arbeider-bediende. Dat is volledig verouderd. Ik ben voor een statuut arbeider-bediende, zo kan je meteen op vakbondsvlak het aantal mensen al door twee delen en maak je de werking van onze onderneming een stukje eenvoudiger. Als je nu aan buitenlandse investeerders de complexe sociale wetgeving moet uitleggen, jaag je hen schrik aan. Vakbonden moeten natuurlijk hun rol spelen, maar we moeten wel kunnen komen tot hervormingen.

We leven hier nog volgens negentiende-eeuwse regels. Dat hervormen is heel, heel moeilijk. Zo betaalt de werkgever hier de syndicale premies. België is daarmee het enige Europese land waar de werkgever de vakbonden financiert. Indexering: idem dito: Als je nu een salarisverhoging van 2,5 tot 3 procent toekent en je trekt daar de indexering van af, wat blijft er dan nog over om de goede werknemers te belonen? Niets!”

U waarschuwt ook al jaren dat er te weinig inspanningen worden gedaan voor onderwijs en opleiding.

STéPHENNE. “Dat geldt niet enkel voor België, maar voor heel Europa. Er zijn nu eenmaal minder studenten die in het secundaire onderwijs wiskunde of exacte wetenschappen volgen. We zitten in een communicatiesamenleving waarbij jongeren worden aangetrokken door andere waarden. We moeten de scholieren op de leeftijd van 14-15 jaar laten begrijpen dat wetenschappen interessant kunnen zijn. Als je wil slagen moet je immers competente mensen hebben. Dus hebben we goede opleidingsprogramma’s nodig, moeten we hard werken op het vlak van rekrutering en een omgeving creëren die mensen aantrekt. Want ondanks het feit dat we al jaren worden beschouwd als een van de meest aantrekkelijke werkgevers van België, hebben we bijna voortdurend 400 vacatures.”

Wordt het moederhuis stilaan nerveus omdat ook na uw vertrek hier iemand nodig is die de complexe structuur en de fijngevoeligheden van het land door en door kent?

STéPHENNE. “Mijn voornaamste rol de komende jaren bestaat erin nieuwe producten te lanceren en mogelijke opvolgers op te leiden. Voor de rest is het België verdedigen als investeringsgebied, en dat is in een groep als GSK niet eenvoudig. Want wat we doen, moet natuurlijk wel compatibel blijven met de wensen van de aandeelhouder. Als ik niet voor de nodige return on investment kan zorgen, luistert men toch niet en kan ik het wel schudden.

“Natuurlijk zal mijn opvolger niet dezelfde impact hebben, want hij zit niet in de fase van opbouw. Ik ben gestart met weinig en heb iets groots kunnen uitbouwen. Mijn opvolger zal veel meer met het beheer bezig zijn. Maar kijk, ook Janssen Pharmaceutica blijft een groot bedrijf, hoewel het niet meer zo groeit als onder Paul Janssen.

“Nu, twintig jaar geleden zeiden de vakbonden hier dat ik megalomaan was omdat ik zei dat ik wereldleider wilde zijn. Ze vonden dat ik volkomen gek was.”

Plant u voor de komende jaren nog grote investeringen?

STéPHENNE. “We zullen jaarlijks voor ongeveer 200 miljoen euro investeren. En afhankelijk van het succes moeten we onze structuur voor onderzoek en ontwikkeling zeker nog kunnen ontwikkelen. Maar we zullen daarvoor nog enkele jaren moeten wachten. Zeker als we goed vorderen in ons kankeronderzoek zullen we herinvesteren.”

Wat is de voornaamste uitdaging voor de farmasector.

STéPHENNE. “De grote uitdaging is de zoektocht naar producten die we mondiaal kunnen aanbieden. Dat kan niet door zeer dure producten aan te bieden. De markt zal zich nog sterk ontwikkelen in Azië en daar kan je niet dezelfde producten aanbieden als hier in Europa of in de VS. Er bestaat ginds geen systeem van sociale zekerheid en mensen kunnen zich die producten niet veroorloven. De farma-industrie zal verder jobs blijven snoeien en er zullen nog heel wat herstructureringen komen, maar als producent moet je je richten op nieuwe producten. Wat is de toegevoegde waarde voor de patiënt en de sociale zekerheid om opnieuw een ontstekingsremmer als Vioxx te ontwikkelen? Kanker, Alzheimer, allergieën, dát zijn domeinen waar er echt behoefte is aan producten.”

Bestaat dan niet het gevaar dat het onderzoek hier wordt gehouden en de productie naar China of India wordt overgeheveld?

STéPHENNE. “Wijzelf hebben een fabriek in China en in India. Het is de bedoeling die te laten groeien. Maar: de strikte Europese normen of die van de Food and Drug Administration in de VS en de complexiteit van onze producten zorgen ervoor dat grootschalige productie in China nog niet voor morgen zullen zijn. De omgeving is niet gunstig en de vorming van de mensen is er nog ontoereikend. Dus voor producten met een toegevoegde waarde blijft Europa zeker competitief. Maar als je een Chinese markt wil penetreren kan dat niet zonder een plaatselijke vestiging. Dat zouden zij niet accepteren.”

Wat beschouwt u als uw grootste succes?

STéPHENNE. “Dat ik hier een mooi industrieel project heb gecreëerd, een wereldleider in vaccins. Er is niets mooiers dan dat. En ook dat ik het op de juiste manier heb gedaan. Plezier en motivatie zijn heel belangrijk. Het zou me niet interesseren resultaten te halen zonder dat mensen er ook van genieten.

“En zoals ik het ook enkele maanden geleden heb gezegd aan de mensen hier: het vaccin tegen hepatitis B heeft ons een andere dimensie gegeven. Ik hoop dat het vaccin tegen baarmoederhalskanker ons tot een nog hoger niveau tilt. Dat zou ons een grotere aanwezigheid geven op wereldschaal, en meer middelen voor onderzoek en ontwikkeling opleveren.

“Voor de toekomst hoop ik vooral dat het malariavaccin nog veel opzien zal baren. Misschien laat het nog twee of drie jaar op zich wachten, maar als het lukt, zou me dat heel veel voldoening geven. Alle indicatoren wijzen in de goede richting.

“Kijk, de groep GSK heeft ook nog een divisie farma en een divisie consumentenproducten. Ik hoop dat de vaccinactiviteiten binnen enkele jaren even belangrijk worden als de consumententak. Dat zou namelijk betekenen dat we veel sneller gegroeid zijn dan de overige activiteiten.”

Bert Lauwers – Bert.lauwers@trends.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content