Met Marx in de underground

Frans Crols, voorzitter van de adviesraad van Trends, reist tijdens de zomermaanden door Groot-Brittannië. Zijn tweede halte: Londen. In de Britse hoofdstad schreef Karl Marx zijn bekendste werk ‘Das Kapital’. En het was ook hier dat hij economist werd. De financiële crisis maakt de filosoof van het antikapitalisme opnieuw modieuzer.

Londen (Verenigd Koninkrijk)

Om 9.30 uur is de steile Swains Lane stil. Een zwarte kat schiet over de avenue en tussen de spijlen rond het dodendorp zie ik de tombe van William Friese Green, Inventor of Kinemato-graphy. Links en rechts van de groene laan liggen de twee meest wonderbaarlijke kerkhoven van Londen. Rariteiten en grandeur uit de hoogvictoriaanse tijd overwoekerd door klimop en braamstruiken. Pleasing decay en geestenromantiek alom. Highgate werd een uitstalraam van Egyptische kitsch na de verkenning van de Vallei der Koningen aan de Nijl. De zustertuinen des doods zijn toevertrouwd aan een liefdadigheidsvereniging en hun onderhoud vraagt 1000 pond per dag, kwekt een bedelpamflet. Highgate Cemetery West is het meest bijzondere van de twee, bezoek je in groep en na aanmelding. De marketing van Highgate Cemetery East is felrood: een papieren beeltenis van Karl Marx siert het hek, want hij is de bekendste aflijvige in het oostelijke oord.

Om tien uur draait de poort open, een verre grasmaaier ratelt, ik betaal drie pond en wandel eenzaam naar de oostelijke hoek waar de kop van Marx op een DDR-zuil is geprikt. Op het graniet in koperen letters twee kerngedachten van de vader van het wetenschappelijke socialisme: ” Workers of all lands unite” en ” Philosophers have only interpreted the world in various ways – the point however is to change it.”

Marx rust tussen de felste kapitalisten en elitisten van het Britse imperium. Naast de vriend der proletariërs pronken de nazaten van Richard Smith (1836-1900) met deze uitvinder van Hovis, het slappe toastbrood dat alle Britse ochtendtafels bezet. Je kan het vandaag kopen bij Delhaize.

Highgate Cemetery East en West wemelen van de Keltische kruisen, de kapellen, de protserige woorden, de roem van het rijk, de room van de kunstenaars.

10.30 uur. Manuel da Costa is een jonge bankierszoon uit Caracas en met een lief van een Venezolaanse talenschool betuigt hij eer aan Marx: “De crisis maakt hem opnieuw aantrekkelijk voor de jeugd”. Met hun Nikon van de taxfree van New York schiet ik Manuel en Nicole voor Karl terwijl semiplagerig de vuisten worden gebald. Zesenzestig van de grafmonumenten zijn beschermd, een onderzoek naar hun gezondheid is bezig: audit of memorial stones undertaken, do not touch or approach. Magere Hein gniffelt achter de stèle van Marx.

Wormen in een kaas

Marx (1813-1883) werd economist in Londen, filosoof in Duitsland en leerde de politiek kennen in ballingschap in Brussel en Frankrijk. Voor Karl Marx zich in Londen vestigde, werd hij al financieel sterk gesteund door de Duitse fabrikantenzoon in Manchester, zijn eeuwige toeverlaat, Friedrich Engels. Samen studeerden zij in de jaren veertig van de negentiende eeuw in de gotische pracht van Chetham’s Library in Manchester. De nijverheidsstad was een laboratorium voor iedereen die de moderne, industriële tijd wilde vatten.

Londen was in 1849, toen Marx, zijn aristocratische echtgenote Jenny von Westphalen en de kinderen arriveerden, met 2,5 miljoen inwoners de grootste stad ter wereld. Een jaar eerder publiceerde Karl Marx zijn Communistisch manifest (in 1838 verscheen De leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience, in 1850 Moby Dick van Herman Melville)

De hoofdstad van het Britse rijk was half de negentiende eeuw exact zoals Charles Dickens (1812-1870) haar beschreef in zijn duizenden bladzijden. Asielzoekers koekten samen aan de Theems en de banneling Alexander Herzen klaagde dat het leven in Londen bijna zo saai was “als dat van wormen in een kaas”. Baron Bunsen, de Pruisische ambassadeur, rapporteerde in 1851 dat er duizend buitenlandse vluchtelingen aangesloten waren bij politieke verenigingen. De German Workers’ Education Society in Londen telde in 1849 meer dan 250 leden. De imperiale stad bracht Marx kennis en ideeën en een veilige honk om te studeren.

Het eerste station van de underground opende in 1863 en Karl en kinderen namen de relatief jonge paardentram voor hun verplaatsingen. Londen was een vervuilde spons, een honingraat van sterfputten met water uit de stroom die het grote riool was. In het jaar dat Marx arriveerde, stierven duizenden Londenaren tijdens een choleraplaag.

Sfeer van de studententijd

Logeren doe je voor een Marxpelgrimage, zoals ik, in Passfield Hall aan Endsleigh Place. Passfield Hall is een studentenhome van London School of Economics and Political Science waar je, zoals in acht andere peda’s van die hogeschool, tijdens de vakanties een kamer met ontbijt huurt tegen de onklopbare prijs van 35 pond per nacht voor een single en 52 pond voor een double room (www.lsevacations.co.uk). Je hebt er gratis de sfeer van je eigen studententijd bij, jong volk van over heel de wereld om over meer dan de regen te kletsen en om de hoek in het nummer 46 van Gordon Square leven de herinneringen aan de econoom van de General theory of employment, interest and money (1936), de filosoof van de volledige tewerkstelling, John Maynard Keynes. Hij woonde daar veertig jaar met en tussen de leden van de Bloomsbury Group – Virginia Woolf en Lytton Strachey en een assortiment van auteurs, filosofen, schilders, mooie vrouwen, hervormers, vrije zeden.

Pech heb ik in het British Museum: keizer Hadrianus vloert mij. Ik las in 1990 in de Round Reading Room, van het deel van het museum dat tot voor enkele jaren de nationale bibliotheek was, Over dromen en mensen, het socialistische credo van Frank Vandenbroucke. De cirkelvormige Reading Room is het werkhuis van Karl Marx, hij sleet er jaren aan lessenaar 07 en pende daar Das Kapital, zijn hoofdwerk (onder het pseudoniem Jacob Richter studeerde Lenin in 1902 maanden aan lessenaar L13). Na het bekomen van zijn bibliotheekkaart in juni 1850 begon Marx drie maanden met de intense lectuur van de oude nummers van The Economist (gesticht in 1843). Volume I van Das Kapital verscheen in het Duits in 1867, Volume II in 1885, na zijn dood, en Volume III in 1894. Volume IV, over de theorie van de meerwaarde, werd uitgebracht door Karl Kautsky na de dood van de testamentair executeur die Friedrich Engels was.

Je kan dagelijks binnen in de leeszaal, de referentiewerken openslaan, dutten, een sandwich oppeuzelen, dagdromen, rusten na een saluut aan de mummies of de Steen van Rosetta in de belendende kamers. De Reading Room is echter tot 26 oktober 2008 ingepalmd door de Romeinse keizer Hadrianus (76-138) en voor de ingang van de leesrotonde glorieert zijn jonge minnaar Antinoüs in marmer. Sla er Marguerite Yourcenar en haar Mémoires d’Hadrien op na.

In halve coma op de divan

Twee huizen van Karl Marx moet je zien. Begin in Dean Street in Soho, vandaag meer dan ooit een pretbuurt met restaurants, platenzaken, boetieks, pubs, striptease en op de dool geraakte sekswinkels. Dean Street 28 was tussen 1851 en 1856, toen Marx en familie daar woonden, sjofel, rommelig en goedkoop; een doorgangswijk voor vluchtelingen. Het nummer 28 en de buurhuizen zijn sedert 1928 het Italiaanse restaurant Leoni’s Quo Vadis – uitstekende pasta’s, vaut le détour – en hoog op de gevel vermeldt een blauw schild de ziener die 34 jaar woonde in Londen. Een Pruisische politiespion beschreef het appartement van Marx in Dean Street en andere bronnen bevestigen de schamelheid: “Marx woont in een van de slechtste, ook daarom goedkoopste wijken van Londen. Hij heeft twee kamers. In het appartement is geen schoon en heel meubelstuk te zien. Een verkoper van tweedehandse spullen zou beschaamd zijn om zo’n merkwaardige verzameling van stukken en brokken weg te geven. Alles is vuil en bedekt met stof en neerzitten is een risico. Hier is een stoel met drie poten en daar een met vier die de kinderen gebruiken als speelfornuis. Dat wordt niet gepoetst en de bezoeker vertrekt met een besmeurde broek.”

Marx was een kettingroker, luierde uren in halve coma op de divan, greep gretig met de vrienden van links naar de fles. Hij was zijn hele leven een schooier en viste schaamteloos in de diepe zakken van Friedrich Engels. Van het gekregen geld schonk hij ponden aan relaties die er erger aan toe waren. De oermarxist taalde bestendig naar een grote gift van de familie Philips – inderdaad, de stichters-eigenaars van de gloeilampenfabriek, familie van moeder Marx – maar die viel hem nooit ten deel.

Karl trachtte af en toe in de hoogste nood een emplooi te vinden buiten de freelance journalistiek. In 1861 verloor hij een flinke boterham toen de New York Daily Tribune, gepakt in de Amerikaanse burgeroorlog, het aantal artikelen van Marx reduceerde. Een jaar later stond hij volledig aan de deur. Een sollicitatie bij de Great Western Railway flopte, zijn handschrift was onleesbaar.

De revolutionairen kwelden zichzelf niet bestendig in rokerige holen om te complotteren. Karl Liebknecht leerde Marx kennen tijdens een déjeuner sur l’herbe van de German Workers’ Education Society. Friedrich Engels, verbannen in het hellegat dat Manchester was, hield van wijn, vrouwen en beliefde niks meer als hoogste geluk dan een vossenjacht met de schietvereniging Cheshire Hunt. Karl Marx bleef een eeuwige student en schermde in een club bij Oxford Street. Drinken deed hij met Liebknecht in de kroegen van Kentish Town en in teksten van die opstandige drinkebroer worden Red Riding Hood en Mother Siphon genoemd. Karl Marx en zijn gezin picknickten met hun samenzweerderige kompanen des zondags op de heidevelden van Noord-Londen

Ruziezoeker en betweter

Spring na Dean Street op de Northern Line van de underground naar Chalk Farm voor Grafton Terrace 46 aan Hampstead Heath, een uitgestrekt parkgebied van Londen. Mevrouw Marx erfde op korte tijd 150 pond van een Schots familielid en 120 pond van haar moeder. Jenny von Westphalen was langs haar moeder verwant met de Dukes of Argyll, hoge Schotse adel. Tweehonderdzeventig pond volstond om weg te trekken uit de rattenhuizen van Dean Street en te verhuizen in 1856 naar het magic castle (zoals zij schreef) in de nieuwe wijk bij de velden en de bosschages van Hampstead. Karl en Jenny huurden, zoals steeds, nooit waren zij eigenaar, het ruime huis tegen 3 pond per maand. Toen Karl stierf, had slechts een vierde van de Londense huizen stromend water of een riolering. Zijn behoefte deed men in collectieve toiletten. Marx had twee wc’s.

Grafton Terrace bezit in 2008 een rest van de burgerlijke luxe van de negentiende eeuw. Hier sleet het gezin Marx zijn gelukkigste jaren. Het huisnummer 46 is niet aangebracht, de buren dragen hun nummer wel. Nergens prijkt een verwijzing naar de vader van het antikapitalisme. Voor de ex-woonst van Marx parkeren een vuile Audi en een gedeukte Alfa Romeo, het einde van de straat stopt tegen de armenhuizen van St. Pancras, een charity. Café The Lord Southampton vormt de hoek en buiten hangen gekleurde sloddervossen, knipmes in de laaghangende broek, kap over de kop – het is twaalf uur op de middag – tegen de muur, elkaar en mij voor rot scheldend. Boven de toog hangt een sleetse snoek in een glazen kist te herdenken dat de kleinburgers hier thuis waren. De waard kent de naam van de oudste klant van zijn etablissement, weet echter niet dat hij daar pinten pakte met Engels en op 100 meter van de pub woonde.

Marx werd oud en stierf in Londen; hij verliet de navel van de wereld slechts voor reisjes naar kuuroorden: Algiers (voor zijn warme weken), Karlsbad (waar hij inschreef als Herr Charles Marx, Privatier), Monte Carlo, Genève, Ventnor op het Isle of Wight en het evenmin proletarische Eastbourne, ontwikkeld door de Duke of Devonshire. De rakker ontaardde in Londen tot een victoriaan en bourgeois. Karl Marx was charmant voor zijn kinderen en beminde zijn vrouw, die jarenlang brak met haar familie om de wildeman – Marx was een woeste student – te huwen. Voor de relaties rondom hem was hij een ruziezoeker, betweter en vaak hoogst onaangenaam. Michaël Bakoenin, Rus, edelman, anarchist en tegenstander van Marx in de Communistische Internationale (in 1872 werd hij er weggestemd, de club was toen een voorschoot groot) karakteriseerde hem zo: “Marx gelooft niet in God maar hij gelooft zeer veel in zichzelf en doet iedereen voor hem kruipen. Zijn hart is niet vol liefde maar vol bitterheid en hij heeft weinig sympathie voor het mensenras.”

Marx Memorial Library

De laatste tien jaar van zijn leven was Marx versleten door de onregelmatige uren, de drank, het gebrek aan beweging, de geldzorgen en de bittere dood van zijn geliefde Jenny (lang lijdend en stervend aan leverkanker in de armen van Karl). De geneesheer schreef soda in de wijn voor, lange wandelingen en maximaal twee uur werk in de morgen en twee uur in de avond. De genadeslag volgde toen Jenny, zijn eerstgeborene, in januari 1883 stierf aan baarmoederkanker. Marx hoorde zijn eigen doodsbericht. Twee maanden later bezweek hij van verdriet en uitputting. Bij zijn begrafenis waren twintig mensen aanwezig, Engels speechte en een Franse boodschap volgde van de Russische socialisten.

Het officiële merkteken voor Karl Marx is de Marx Memorial Library aan Clerkenwell Green. De aanduiding is zeer discreet, een koperplaat van twee visitekaartjes groot onder de bel. Binnen nestel ik me tussen twee grijze anoraktypes met weidse tassen van Eastpack. Hier is Karl Marx heer en behoeder van het denken, streven en dromen. De Marx Memorial Library staat aan The City en terwijl in de leeszaal plichtmatig de marxistische hostie op de tongen ligt, klotst de contrarevolutie tegen de gevel. De snackbars, pubs en sportsociëteiten links en rechts, voor en achter puilen uit van het voetvolk dat het wereldkapitaal doet bloeien. (T)

Door Frans Crols

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content