Met de wind in zee

De Europese windenergiesector plukt de vruchten van de nood aan alternatieve energiebronnen. De toekomst binnen de sector ligt echter offshore.

We schreven eerder al dat de kredietcrisis een rem heeft gezet op de explosieve groei van de producenten van windturbines en windmolenparken. Toch valt die impact enigszins te relativeren. Globaal gezien stellen we vast dat de wereldwijde markt voor windenergie tijdens de economische crisis is blijven groeien. Vooral China boekte een enorme vooruitgang en nam in 2009 al een derde van de capaciteitstoename voor zijn rekening. Daardoor steekt het nipt Duitsland voorbij als het land met de grootste capaciteit aan windenergie. Die sterke groei zal zich volgens de Global Wind Energy Council bovendien ook doorzetten, al zal de groei wel minder sterk zijn dan de voorbije jaren. Het agentschap verwacht dat de capaciteit tot 2014 jaarlijks met gemiddeld 21 % zal toenemen, tegenover 29 % de voorbije tien jaar.

Een sectorsegment dat volgens ons in Europa echter sterk ondergewaardeerd wordt, is de offshorewindenergie. Het windenergiepotentieel van Europa is gigantisch, zeker op het vlak van offshorewindenergie. De European Wind Energy Association verwacht dan ook een bovengemiddelde groei van 28 % voor offshorewindenergie over de komende twaalf jaar (2008-2020).

De Europese markt

Europa is zonder twijfel de pionier in offshorewindenergie en heeft een duidelijk competitief voordeel. Op dit moment is bijna 100 % van de wereldwijde offshorewindparken geïnstalleerd in Europese wateren door Europese ontwikkelaars en met Europese turbines. De totale offshorecapaciteit bedraagt momenteel meer dan 2000 MW (eind 2009), met meer dan 930 windturbines in negen verschillende landen, of 38 windparken. Het Verenigd Koninkrijk is de absolute marktleider in offshorewindenergie, met een recordcapaciteit van 1000 MW. Er werden over 2009 maar liefst 199 windturbines geïnstalleerd en verbonden aan het netwerk, voor een totaal van 577 MW, een toename van 54 % ten opzichte van 2008.

2010 start veelbelovend. Volgens de EWEA zal er dit jaar zowat 1000 MW geïnstalleerd worden, een marktgroei van 75 % ten opzichte van 2009. Eind 2009 waren er 17 windparken onder constructie met een capaciteit van meer dan 3500 MW (zie grafiek) en verder zijn 52 windparken helemaal goedgekeurd voor een potentiële capaciteit van 16.000 MW.

2010 sleuteljaar

De Europese offshorewindenergie-industrie wordt sterk gesteund door de Europese Unie. Zo pompte het Economic Recovery Plan 255 miljoen euro rechtstreeks in offshorewindenergie via vijf specifieke windparken. Ook de Europese Investeringsbank (EIB), een referentie, kende zonder aarzeling financiering toe aan onder meer Belwind en Boreas. Dat is een belangrijk signaal naar de sector toe. De EIB richtte zelfs een fonds (Marguerite 2020 Fund) op om verschillende windparken te ondersteunen.

De financiering lijkt ons, ondanks de besparingsmaatregelen die overheden moeten treffen om hun begroting te saneren, niet meteen een groot probleem. De uitdaging van de sector ligt voor een groot deel in de uitbouw van het grid of windenergienetwerk. Dat moet ervoor zorgen dat de stroom die de windmolens op zee genereren, ook daadwerkelijk aan land kan komen. Het afgelopen jaar werden daar alvast enkele belangrijke stappen in gezet op het vlak van planning en financiering van offshorekabel. De nationale overheden en de Europese Commissie kwamen bovendien overeen om een duidelijke politieke richting te bepalen en een strategisch plan op te bouwen voor een uitgebreid Europees windenergienetwerk tegen het eind van het jaar. Er zal de komende 25 jaar meer dan 550 miljard euro moeten worden geïnvesteerd in nieuwe transmissie- en distributieverbindingen.

Rendabiliteit: de mythes ontkracht

Er bestaan natuurlijk meerdere mythes over windenergie, zeker wat betreft de rendabiliteit. Zo wordt er vaak gesteld dat windenergie sterk gesubsidieerd is. Dat is inderdaad deels zo, maar het is belangrijk in het achterhoofd te houden dat windenergie eigenlijk een energiebron is in een sterk gesubsidieerde energiemarkt. Er is in het verleden immers geen enkele energietechnologie zonder ondersteuning ontstaan en competitief geworden. Zo kregen ook andere, meer vertrouwde energiebronnen uitgebreide gesubsidieerde steun. Denk maar aan de steun van Europa in 2001. Toen gaf de unie 29,2 miljard euro subsidies aan de energiesector, waarvan 23,9 miljard bestemd was voor fossiele brandstoffen en kernenergie, en 5,3 miljard voor hernieuwbare energie (bron: EWEA, wind directions). Het belangrijkste doel van uitgebreide economische maatregelen om hernieuwbare energietechnologieën te ondersteunen, is om verder technologische verbeteringen te realiseren, de capaciteit van de nieuwe bronnen uit te breiden en kosten te besparen. Alleen op die manier kunnen we goedkope en schone energietechnologieën hebben, die in de toekomst competitieve alternatieven zijn voor de conventionele energiebronnen.

Een tweede mythe zegt dat windenergie duur is. We erkennen zeker dat windenergie op dit moment moeilijk kan concurreren met andere energietechnologieën, maar op goede locaties kan dat wel. Offshore is daarin een sleutelelement. De investeringen liggen hoger, maar de rendabiliteit is dan ook dubbel zo hoog. De EWEA verwacht dat indien de geïnstalleerde capaciteit windenergie de komende vijf jaar verdubbelt, de kostprijs voor een middelgrote turbine offshore (aan kustgebied) kan dalen tot 3,1 à 4,4 eurocent per kilowattuur. Voor een gecombineerde gascyclus bedraagt die kost tussen 3,5 en 4,5 eurocent per kWh en voor kernenergie zelfs 5,1 eurocent per kWh. Bovendien is de sector van de windenergie minder blootgesteld aan prijsschommelingen dan bijvoorbeeld de olie- of gasprijs.

Door Ken Van Weyenberg

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content