Met de hand aan de dimmer

De kunststofonderdelenfabriek van Philips in Lommel is voorlopig gered, maar de afslankingskuur van het Nederlandse conglomeraat is nog niet achter de rug. De zes Belgische fabrieken, allen gespecialiseerd in product- en procesontwikkeling, worden belaagd uit alle hoeken.

Bij Philips PMF in Lommel halen bijna 400 werknemers opgelucht adem. Dinsdag maakte de directie bekend dat niet Lommel, maar de PMF-vestiging in Eindhoven gesloten wordt. PMF Lommel, een deel van Philips’ kunststoftak, maakt plastic componenten voor de auto-industrie, gsm’s en allerhande Philips-apparatuur. De Limburgse vestiging stootte drie jaar geleden zijn productie van metaalonderdelen af naar Matino Metals en stond drie jaar geleden ook zelf in de vitrine, maar de onderhandelingen met Nypro sprongen af. Sindsdien wachtte de vestiging bang de hervormingsplannen af van de Philips-directie. Eindhoven, dat jarenlang de producten ontwikkelde en de fabricage opstartte, draagt die competentie en de helft van zijn 230 werknemers tegen de tweede helft van 2000 aan Lommel over. De andere 115 zullen produceren in de PMF-fabriek in Tilburg. “Philips heeft gekozen voor de doorgedreven flexibiliteit op de werkvloer en de grotere technische knowhow die in Lommel aanwezig is”, menen insiders.

Maar op middenlange termijn betekent de strategische keuze voor Lommel als competentiecentrum ook de redding van de fabriek. “Voor vestigingen die enkel aan massafabricage doen, is hier geen toekomst meer”, beseft kersvers gedelegeerd bestuurder Frits Schuitema van Philips NV. “Ontwikkelen is onze nieuwe roeping.”

Dat brengt met zich mee dat de mentaliteit in de Belgische fabrieken zal moeten worden omgegooid. In een systeem waarin de ontwikkelings- en competentiecentra van de productievestigingen scheidt, moeten bedrijven ermee leven dat vooral anderen de vruchten plukken van hun succes. Want: “Als Hasselt een doorbraak forceert in cd-technologie, zullen vooral de Hongaarse productielijnen meer werk krijgen”, zegt secretaris voor Limburg Theo Vangompel van de Christelijke Metaalverwerkersbond (CCMB).

Schuitema geeft toe: “Het is een strategie die ontwikkelingsfabrieken straft voor hun eigen succes. Maar doordat Belgische fabrieken van productievestiging tot kenniscentrum geëvolueerd zijn en ze massaal kozen voor de ontwikkeling van winstgevender producten, stelden ze hun toekomst veilig.”

Volgens enkele bronnen dreigen de grootste klappen in Nederland te vallen. Op Philips’ moederland heeft België alvast zijn slankere lijn voor. Sinds het Centurion-programma van Jan Timmer bij Philips de buikriem aanhaalde, schieten er van de 18.000 werknemers in 1986 in België nu nog 6300 over. Of 7300 voor wie Philips’ twee joint ventures in België meetelt: de volcontinu glasballonnenfabriek Emgo, die het met gloeilampenconcurrent Osram uitbaat, en de batterijenfabriek PMB in Tessenderlo, een samenwerkingsverband met Matsushita. PMB draait momenteel maar op halve kracht, de 100 werknemers in de verpakkingsafdeling voelen de hete adem van de Poolse zusterfabriek in de nek. De vestiging in Anderlecht ging eerder al dicht, de Amerikaanse investeerdersgroep Compass kocht die van Roeselare en Evere op, Thomson-CSF nam al in 1991 de defensieactiviteiten over van Philips in Brussel en de fabriek in Waver, het huidige ITS, werd verkocht aan Panta Electronics. “De herstructureringsoperatie in België is daarmee quasi afgerond”, liet de Philips-top noteren in een vergadering met Belgische vakbondslui.

Recente sluitingen in Sittard en Roermond en de gedeeltelijke verhuizing van de lampenproductie in Terneuzen naar Polen vorige week, lijken de besparingsplannen in het noorden te bevestigen. “Nederland en België zijn sterk verwant”, denkt een Nederlandse analist. “Als Philips zijn productencyclus moet omgooien om de marktontwikkelingen bij te houden, zullen ze geen oude fabrieken ombouwen, maar nieuwe kopen of optrekken waar dat het minste kost. En dan delen we allemaal in de klappen.” Temeer omdat het aantal pure massaproductievestigingen ook in Nederland beperkt is: de scheerapparatenfabriek in Drachten is de enige overgebleven geïntegreerde fabriek boven de Moerdijk.

“Net als in België is er in Nederland een herstructurering met twee snelheden doorgevoerd: er zijn minder arbeiders, maar méér kaderleden”, zegt Freddy Ramon, vakbondsafgevaardigde voor de socialistische Centrale voor Metaal in België (CMB). “In Nederland is die evolutie nòg scherper, omdat daar nog meer ontwikkelingsactiviteiten zitten.”

De schrik blijft dus

, ook in de Belgische vestigingen. Die wordt nog aangewakkerd door onder andere de argumenten van analisten wereldwijd, die aandringen op een afzonderlijke beursgang voor verschillende compententen van het Philips-conglomeraat (zie kader: Boonstra tegen de analisten). Of door uitspraken als die van Boonstra vorig jaar, toen hij in de Financial Times liet optekenen dat het streefcijfer voor Philips 170 fabrieken moet zijn. Vandaag is de groep afgeslankt van 500 naar een 200-tal fabrieken met 230.700 (vorig jaar nog 252.000) in plaats van 400.000 werknemers. Achteraf zwakte hij die bewering weer af, maar ook in de Belgische fabrieken blijft de onrust tot op vandaag groot.

Julien Michiels, woordvoerder voor Philips België, denkt nochtans dat de zes vestigingen stevig in hun schoenen staan. “We zitten in het hart van de digitale technologie en ontwikkelen verschillende van Philips’ sterproducten in België.” Michiels ziet het belang van Philips België weerspiegeld in de cijfers: vorig jaar werd 7 miljard frank (op een omzet van 74 miljard) geïnvesteerd, waarvan de helft in onderzoek en ontwikkeling (O&O), in Haasrode kondigt Philips vandaag (donderdag) de bouw aan van een nieuw ontwikkelingscentrum, waarin 200 ingenieurs ondergebracht worden om toepassingen te ontwikkelen voor spraaktechnologie, digitale audio en technologie voor afstandsbedieningssystemen.

Maar elders steekt dan weer het hardnekkig gerucht de kop op over de plannen van Philips om op de technologiecampus in Eindhoven – waar vandaag vooral fundamentele research gebeurt – een ontwikkelingscentrum voor DVD in te planten. Doemdenkers zien daarin het startschot voor een groepering van O&O en productontwikkeling op één plek. “Een zinvolle oplossing, als alle productie toch naar lagelonenlanden vertrekt”, argumenteren ze. En dat perspectief zou de Belgische activiteiten danig ondermijnen.

De fabriek in Brugge ligt dan op het eerste gezicht het meest in de vuurlijn. Het competentiecentrum en de pilootfabriek voor hoogwaardige televisietoestellen – vooral peperdure flat tv’s en breedbeeldschermen – zag zijn productie al verschuiven naar Frankrijk en Polen. Ooit werden in Brugge 1 miljoen tv’s per jaar gemaakt, in 1998 nog amper 350.000. Amper drie van de zeven bedrijfshallen zijn nog in gebruik. Het productiecentrum voor printplaten is verkast naar Hongarije, het aantal vaste werknemers is gedecimeerd tot een kleine 700 (van wie een 300-tal in fabricage). Anderzijds zijn bij verschillende onderaannemers 700 banen uit toeleveringsopdrachten voor Philips geboren. Omdat de zusterfabriek in Dreux haar capaciteit met 300.000 eenheden opvoert, vrezen sommigen een verdere afbouw in Brugge. Directeur Chris Sluys ontkent: “Van een personeelsafbouw is er geen sprake. Noch van vermindering van de productie. Om de stabiliteit van een productiesysteem te testen, is 350.000 tv’s bouwen het absolute minimum.”

In Hasselt

, waar Philips digitale decoders ontwikkelt en optische toepassingen voor cd en DVD, zou de centralisatie van O&O ook ingrijpende gevolgen hebben. Om op de geruchten te anticiperen, hebben de stad Hasselt en Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij Limburg (GOM) besloten om te investeren in een Limburgs O&O-centrum voor Philips. Recente uitlatingen van Boonstra omtrent de Hasseltse fabriek lieten uitschijnen dat daar een nood aan was. “Het is de hoogste tijd dat Hasselt ook eens een wereldstandaard ontwikkelt”, zei de Philips-topman onlangs bits en onverwacht.

Nochtans geldt Hasselt, dat van 1720 naar 850 werknemers kromp in 1992, maar inmiddels alweer ruim 2000 mensen in dienst heeft, als een norm binnen de Philips-familie door haar grote flexibiliteit in werkuren en contracten. Michiels: “Organisatorisch zijn de Belgische fabrieken beter gewapend om de fluctuaties op te vangen die eigen zijn aan producten in ontwikkeling.”

En er zijn méér indicatoren die een verankering op lange termijn laten uitschijnen: massale rekrutering, investeringen zowel in Hasselt als in het centrum voor digitale signaalverwerking en technische software en competentiecentrum voor afstandsbedieningen in Haasrode bij Leuven. Maar de kwaliteit van de ontwikkeling in Shanghai verbetert elke dag en maakt vakbondslui sceptisch. “Ontwikkeling in competentiecentra wordt nu als schaamlapje gebruikt om productievestigingen te kunnen saneren”, vreest secretaris Johnny Frans van CMB Limburg. “Over vijf jaar liggen ook de competentiecentra onder vuur.”

Onder de Philips-fabrieken in België bevinden zich ook twee vreemde eenden. De audiospecialisten van Dendermonde zijn met ruim 380 in plaats van 1000 werknemers (het recordcijfer van 1979). De fabriek is geruisloos geëvolueerd van een productievestiging naar een bedrijf dat ontwikkeling en just-in-time-productie voor onder meer de auto-industrie aan elkaar koppelt. “Onze ligging in het centrum van de auto-industrie geeft ons een toekomst zolang we onze competentie in audio blijven ontwikkelen”, gelooft een vakbondsman.

Dendermonde is uniek binnen de wereldwijde Philips-familie, maar misschien juist daarom bijzonder kwetsbaar: het is een van die afdelingen die afstootbaar is zonder dat de andere bedrijfseenheden daaronder hoeven te lijden. “Maar daarvoor is ook op het hoofdkwartier niemand vragende partij”, verzekert woordvoerder Michiels. “Het winstgevende Dendermonde – de cijfers zijn geconsolideerd in Philips Industrial Activities, dat in 1998 47,9 miljard frank omzet draaide en 1,6 miljard winst boekte – heeft te veel kennis en potentieel in huis en te veel toepassingsmogelijkheden binnen Philips’ eigen gamma om uit handen te geven.”

Ook het Turnhoutse paradepaardje

onder de Belgische Philips-fabrieken is een buitenbeentje. Een volcontinu-fabriek, goed voor 2100 werknemers, 9,6 miljard frank omzet en 2,3 miljard winst in 1998 (hoewel voor een deel te danken aan de verkoop van enkele activiteiten). Philips maakt er spiralen voor gloeilampen – een arbeidsintensief product dat met de snelheid van het licht naar de lagelonenlanden verkast, waardoor 400 werknemers in Turnhout op termijn in nauwe schoentjes zouden kunnen komen -, maar vooral speciale straatlampen, lampen voor LCD-projectieapparatuur en hoogwaardige verlichting voor onder meer theaters, etalages en voetbalvelden. Maar de lightning-divisie is de enige die in Philips’ herstructureringswoede buiten schot is gebleven. “Daar zou in de toekomst wel eens de hakbijl kunnen worden gehanteerd”, klinken stemmen in Nederland, die gewagen van plannen om het aantal fabrieken in die sector van 80 naar 50 te reduceren. Turnhout voelt zich in elk geval veilig. Binnen de gigantische en uiterst winstgevende verlichtingsarm van de Philips-groep (zie ook tabel) is de fabriek incontournable, want de enige concurrent binnen de eigen muren is Amerikaans en ontwikkelt dus producten voor een andere netspanning. “De hoge toegevoegde waarde en de kapitaalsintensieve productie hebben de bedrijfseenheid voor lange tijd in Turnhout verankerd”, gelooft ACV-secretaris voor het arrondissement Turnhout Dirk Van Der Eycken.

frank demets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content