MENEER FORMULE 1

Voor Amerikanen betekent autosport een boel gespierde auto’s die rond een min of meer regelmatig gevormd parcours razen de IndyCar races. Voor de rest van de wereld zijn dat de 17 wedstrijden van het Formule 1-kampioenschap. Tot voor kort vormde het Formule-1 wereldje een bont allegaartje van enthousiastelingen, aristocraten en jetsetters die over vijf continenten rondzwierven van het ene circuit naar het andere. Europa en Latijns-Amerika, waar Enzo Ferrari en Juan Fangio thuis waren, vormden de bastions. Het oorspronkelijk reglement werd opgesteld door de Britse Royal Automobile Club.

Maar de voorbije tien jaar is Formule 1 uitgegroeid tot de meest gehaaid op de markt gebrachte sport van allemaal ; in zoverre zelfs dat het nu eerder een reclamemerk geworden is dan een saaie bedoening met assen en versnellingsbakken. Het televisiepubliek loopt in de miljarden (het officiële bestuur van de sport pakt uit met de buitensporige bewering dat het Formule 1-seizoen nieuwsclips en herhalingen inbegrepen kan bogen op een kijkdichtheid van acht keer de wereldbevolking). Gewoon al om de twaalf teams op de startgrit te brengen wordt 1 miljard dollar uitgegeven. Banken, tabaksproducenten en andere sponsors geven fortuinen uit om hun merknaam en logo te mogen aanbrengen op de vliegende aanplakborden die bestuurd worden door Michael Schumacher, David Coulthard en Damon Hill.

De man die deze wereldomvattende sector in het leven riep en hem nu onder het publiek wil brengen met een aandelenuitgifte die volgens zijn adviseurs wel eens 4 miljard dollar zou kunnen opbrengen, is een gewezen autoverkoper uit Zuid-Londen. Voor racingfans is Bernie Ecclestone een schimmig figuur ; zelfs zijn leeftijd (ergens boven de 65) is niet precies gekend. Tijdens de races brengt hij de meeste tijd door achter de gekleurde ramen van het aangepaste directiebusje dat hem tot mobiel kantoor dient, hoewel hij af en toe wel eens in de helikopter durft stappen om zich vanuit de lucht ervan te vergewissen of het toeschouwersaantal wel overeenstemt met het volume aan inkomgeld dat door de uitbaters van het circuit werd aangegeven. En toch, ondanks al zijn eigenaardigheidjes, kan men zich moeilijk iemand voorstellen die duidelijker de band tussen sport en commercie aanvoelt.

Ecclestone werd gegrepen door het racingvirus nadat hij een eerste keer fortuin had gemaakt met de verkoop van motoren en auto’s en in vastgoed. Aanvankelijk probeerde hij zelf te rijden (“eerder woest dan getalenteerd”, zegt een omstaander), maar hij gaf het op na een zware crash op het Britse Brands Hatch-circuit. In 1970 verwierf hij het racingteam van Jack Brabham wat hem meteen ook het lidmaatschap van de Formula One Constructors’ Association (Foca) opleverde. Tegen het midden van de jaren ’80 was Ecclestone al voorzitter van de Foca geworden (hij is het nog steeds). Hij slaagde er ook in de controle over de regelgevende kant van de sport te ontwringen aan de Fisa, een in Parijs gevestigde organisatie, en onder te brengen in een meer Ecclestone-gezinde organisatie : de Fédération Internationale de l’Automobile (FIA), waarvan hij een van de vice-presidenten is.

Ecclestone boort de mogelijkheden van de Formule 1 op twee manieren aan. In de eerste plaats slaagde hij erin de kibbelende constructeurs (racingteams) te overhalen om voortaan in groep te jagen. Voor de komst van Ecclestone besteedden ze maar weinig aandacht aan het omslachtige werkje van het afsluiten van commerciële overeenkomsten met de circuits over reclamepanelen rond de renbaan, inkomgelden, voorzieningen voor genodigden, televisierechten enzovoort. Onder Ecclestone biedt de Foca doorgaans een vast bedrag aan in ruil voor de exclusieve rechten. Alles, ook de televisie-uitzendingen, wordt dan netjes verpakt en op de markt gebracht door een hele reeks bedrijven die door Ecclestone gecontroleerd worden. Een van die bedrijven of allemaal zal als basis dienen voor de nakende aandelenuitgifte.

De tweede grote prestatie van Ecclestone bestond erin dat hij de mogelijkheden van de Formule 1 als televisiesport inzag, hoewel de races honderdduizenden toeschouwers aantrekken, waarvan de meesten slechts een glimp opvangen van de op vier wielen over de tarmac zoevende, lawaaierige, omgekeerde vliegtuigen de spoilers staan omgekeerd om de wagens tegen het wegdek gekleefd te houden in plaats van hen de lucht in te stuwen. De televisie, daarbij geholpen door de kronkelende vormen van de Formule 1-circuits, vertraagt een renwagen en isoleert hem (in tegenstelling tot de IndyCar races, waar meestal verschillende auto’s tegelijk in beeld komen). Hoe klein ook de sticker op de wagen, de camera aan de kant van de baan, in de helm van de piloot of aan de zijkant van de cockpit registreert hem en stuurt hem de wereld rond. Ecclestones bedrijven hebben een stevige greep op elk beeldje dat geschoten wordt tot kilometers buiten het circuit niet alleen de eigenlijke wedstrijd maar ook de oefenritten en de opnames die gemaakt worden in de paddock.

Nu wil Ecclestone gebruikmaken van de magie van de digitale televisie om de Grand Prix nog verder in de huiskamers van de mensen te brengen. De kijker zal voor elke wedstrijd afzonderlijk kunnen betalen, maar hij (of wellicht ook zij) zal dan van de ene camera op de andere kunnen overschakelen om te zien hoe de heren Hill, Schumacher, Coulthard of wie dan ook het ervan afbrengen. Met een grote technische sprong zal de kijker verlost worden van de rigide visie van de televisieregisseur. Er zitten in dat verband al overeenkomsten in de pijplijn met Franse en Duitse televisiezenders. De geplande aandelenuitgifte dient gedeeltelijk om dat te financieren.

De achtergrondidee is dat betaaltelevisie de huidige activiteiten van Ecclestone, die naar aangenomen wordt nu een inkomen van zowat 300 miljoen dollar genereren, zal omvormen tot een media-imperium met een omzet die tot 2 miljard dollar kan oplopen. Misschien is dat wel een sprong te ver niet in het minst omdat Ecclestone daardoor zal moeten optornen tegen echte mediagiganten als een Rupert Murdoch. Het is ook nog niet helemaal duidelijk wat Ecclestone nu precies verkoopt. Niemand lijkt te weten welke advertentie- en televisierechten hij eigenlijk in handen heeft en hoe lang die geldig zijn. Enkele van de belangrijkste teams, waaronder Williams, zijn in een dispuut verwikkeld met de Foca. En ook al worden al die zaken haarfijn en zwart op wit uiteengezet in een brochure, dan nog is de Formule 1 blijkbaar zo’n persoonlijke business geworden dat er wel aan getwijfeld moet worden of de bedrijven van Ecclestone hun vindingrijke oprichter wel kunnen overleven.

T.E.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content