Meer koopkracht door minder belastingen

HORECA Vooral minder betaalde banen lijken bedreigd te zijn door de coronacrisis. © Getty Images

De overheid moet werken aantrekkelijker maken. Dat kan met een lagere personenbelasting, leert het cijferwerk van de Hoge Raad van Financiën. Werkenden houden dan meer over van hun loon. Maar aan elke hervorming hangt een hoog prijskaartje, dat nog boven op de coronafactuur komt.

“Een overheid die schokken op de arbeidsmarkt gericht buffert en werken voldoende aantrekkelijk houdt, kan de economische schade serieus beperken”, schreven de Gentse economen Gert Peersman en Freddy Heylen in een studie over de economische gevolgen van de coronacrisis. Ze pleiten voor maatregelen die mensen stimuleren om te werken en die de koopkracht versterken. Bijzondere aandacht gaat naar de laagste inkomens, want vooral minder betaalde banen – in de horeca, evenementen, het toerisme en de retail – lijken bedreigd. Naar aanleiding van Rerum Novarum, het feest van de christelijke arbeidersbeweging, gooide ACV-voorzitter Marc Leemans het brugpensioen opnieuw op tafel. Als reactie wees de arbeidseconoom Ive Marx erop dat er nood is aan een goed functionerende, sociaal gereguleerde economie die banen creëert.

WERKEN Wie werkt, moet meer overhouden van zijn loon.
WERKEN Wie werkt, moet meer overhouden van zijn loon.© Getty Images

Een veelbesproken rapport van de Hoge Raad van Financiën wijst op de noodzaak van een fiscaliteit die werken aantrekkelijker maakt, ook na corona. De Hoge Raad stelt dat de lasten op arbeid nog altijd te hoog zijn en dat een verlaging van de personenbelasting wenselijk is. De focus moet liggen op de versterking van de koopkracht en het interessanter maken van werken. De Hoge Raad ging uit van een basisscenario en bekeek voor zes scenario’s in welke mate een lagere personenbelasting het beschikbare inkomen zou doen stijgen voor een werkloze die een baan aanvaardt. Daarnaast berekende de raad welke inkomens het meest zouden profiteren van zo’n hervorming.

Basisscenario: Een hogere belastingvrije som

De eerste maatregel die de Hoge Raad onder de loep neemt, is het optrekken van de belastingvrije som tot het leefloon. De belastingvrije som is het deel van het inkomen waarop geen personenbelasting wordt geheven. Die som bedraagt vandaag 8860 euro en stijgt in het onderzochte scenario naar 10.926 euro. Daarnaast wordt een extra belastingverlaging toegekend door de afschaffing van de bijzondere bijdrage aan de sociale zekerheid. Die operatie kost de staatskas 3,9 miljard euro (zie Elk scenario duwt begroting dieper in het rood).

Het effect van die maatregelen blijkt beperkt. Een werkloze die nu een baan met een laag loon (ongeveer 50 procent van het gemiddelde brutoloon van 3358 euro per maand, of 13.679 euro bruto) aanvaardt, ziet zijn bruto-inkomen met 48 procent toenemen. Met een opgetrokken belastingvrij minimum zou dat 54 procent zijn. Anders is het voor een langdurig werkloze, door de degressiviteit van de uitkeringen. Als hij of zij nu begint te werken, stijgt het beschikbare inkomen met 79 procent. Met een belastingvrij minimum op het niveau van het leefloon wordt dat 86 procent.

De Hoge Raad onderzocht ook het effect van de verhoging van de belastingvrije som voor de verschillende inkomenscategorieën, want iedereen geniet van die belastingverlaging. Vooral de hoogste inkomens zouden hun beschikbare inkomen zien toenemen. Een kwart van de belastingverlaging stroomt naar de 10 procent hoogste lonen. Die inkomens stijgen met 1637 euro. De 10 procent daaronder krijgt ruim 1200 euro bij. “Het is normaal dat de groep met een hoog inkomen ook veel terugwint bij een belastingverlaging”, zegt Matthias Somers van de progressieve denktank Minerva, die zich over de berekeningen heeft gebogen. “Maar de verhoudingen zijn hier toch zoek.”

Daarnaast berekende de Hoge Raad de impact van bijkomende belastingverlagingen. De eerste verlagingen die aan bod komen, doen het beschikbare inkomen voor een werkzoekende die overstapt naar een baan het sterkst toenemen.

Scenario 1: Dual income tax

Bij een dual income tax worden alle inkomens uit arbeid onderworpen aan een progressief tarief, terwijl alle inkomens uit vermogen worden belast tegen een proportioneel tarief.

In de simulatie van de Hoge Raad wordt het inkomen uit vermogen belast tegen 30 procent. In de personenbelasting gaan de plafonds voor de belastingschijven omhoog. In het meest verregaande scenario stijgt het plafond van de schijf tegen 25 procent van 13.260 naar 25.160 euro. Voor de schijf van 40 procent gaat het van 23.390 naar 35.310 euro, en voor de schijf van 45 procent van 40.480 naar 53.380 euro.

Een werkloze die nu aan de slag gaat voor een loon van bijvoorbeeld 2250 euro bruto (67% van het gemiddelde loon), ziet zijn inkomen met 50 procent stijgen. Na de invoering van een dual income tax zou dat 83,65 procent zijn. Voor een langdurig werkloze gaat het zelfs om 118 procent.

Voor wie al werkt, zou een dual income tax betekenen dat de koopkracht van de 30 procent hoogste inkomens met 9 à 10 procent toeneemt. Bij de 30 procent laagste inkomens stijgt de koopkracht niet.

Scenario 2: Uitvlakken marginale tarieven

In het Belgische belastingsysteem zitten perverse elementen. Een ervan is de promotieval: wie een hoger brutoloon krijgt, komt soms in een hogere belastingschijf terecht, waardoor er van de loonsverhoging netto niets meer overblijft. De facto bedraagt het marginale belastingtarief dan geen 50 procent maar 70 procent.

Vooral lagere inkomens zijn de klos. Dat is een gevolg van het goedbedoelde systeem van de werkbonus: een vermindering van de werknemersbijdragen aan de sociale zekerheid, die tot doel heeft werknemers met een laag loon een hoger nettoloon te garanderen. Met die maatregel wil de overheid werken aantrekkelijker maken. Alleen daalt de werkbonus naarmate het inkomen stijgt. Voor lagere inkomens die meer verdienen, neemt de belastingdruk door het wegvallen van de woonbonus disproportioneel toe.

Berekeningen van de Hoge Raad leren dat de uitvlakking van de marginale tarieven dat perverse effect deels kan neutraliseren. Dat kan door het belastingvrije minimum op te trekken en de werkbonus uit te breiden tot alle werkenden. Wie niet lang werkloos was en weer begint te werken tegen een brutoloon van 2250 euro, ziet zijn inkomen met 71 procent stijgen. Voor langdurig werklozen met een lagere uitkering door de degressiviteit is dat meer dan 100 procent. Bij de werkenden zou dit scenario leiden tot 4 tot 6 procent meer koopkracht. Bij de laagste inkomens zou het beschikbare inkomen met 20 procent stijgen.

Scenario 3: Globalisering van inkomsten

Bij een globalisering van de inkomsten worden zowel de inkomens uit arbeid als die uit vermogen progressief belast. Niet tegen 25, 40,45 en 50 procent, zoals nu, maar tegen 17, 32,5, 37,5 en 42,5 procent. Daardoor zou het beschikbare inkomen van wie een baan aanvaardt, stijgen met 70 tot 101 procent. Maar zo’n belastinghervorming kost 2,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp) of 12 miljard euro, en zou voor meer dan de helft naar de 30 procent hoogste inkomens vloeien.

Scenario 4: Van vier naar twee belastingtarieven

In dit scenario worden de vier tarieven (25, 40, 45 en 50%) vervangen door twee aanslagvoeten van 25 en 45 procent. Inkomen dat nu nog tegen 50 procent wordt belast, zou onder de aanslagvoet van 45 procent vallen, en inkomen dat tegen 40 procent wordt belast onder het aantrekkelijke tarief van 25 procent. Die aanzienlijke belastingverlaging kost, afhankelijk van de vork waarin de inkomens worden belast, 5 tot 11,7 miljard euro.

Zo’n verlaging is wel degelijk een incentive om te werken. Het beschikbare inkomen stijgt met 67 tot 99 procent. Kijken we naar de mensen die al een baan hebben, dan neemt het inkomen van de 50 procent hoogste inkomens met 10 procent toe. Voor de lagere inkomens is de bonus beperkt. Gemiddeld is daar een stijging met 7 procent en amper 1 procent voor de allerlaagste lonen.

Scenario 5: Lagere tarieven

Er blijven vier tarieven bestaan, maar ze dalen naar 25, 30, 36 en 47 procent. Het systeem van de progressieve schalen wordt behouden. De schijf tot 23.390 euro wordt dan niet belast tegen 40 maar tegen 30 procent. Door die verlaging zou het beschikbare loon met 63 tot 94 procent aangroeien voor wie uit de werkloosheid komt, tegenover 50 tot 84 procent in de huidige situatie.

Deze belastingverlaging is wel heel voordelig voor de hoogste lonen. De 30 procent Belgen met het hoogste inkomen halen 70 procent van de belastingverlaging binnen.

Scenario 6: Vlaktaks

Bij een vlaktaks geldt ook voor de inkomens hetzelfde tarief. De Hoge Raad stelt twee unieke tarieven voor: 35 of 31 procent. Die belastingverlaging betekent een financiële stimulans om een baan te zoeken, maar in verhouding tot de andere scenario’s is de impact beperkt. Hier groeit het beschikbaar inkomen met 57 tot 87 procent aan. Dat is niet weinig, maar het geeft amper 10 procentpunt meer dan in de huidige situatie. Daar komt nog bij dat het beschikbare inkomen van wie in het hoogste inkomensdeciel zit, in dit scenario met 19 procent omhooggaat, terwijl de laagste inkomens er geld bij dreigen in te schieten.

54 procent

zou de stijging van het beschikbare inkomen bedragen voor een werkloze die een baan aanvaardt.

83 tot 118 procent

bedraagt de stijging van het beschikbare inkomen in dit scenario voor een werkloze die een baan aanvaardt.

71 tot 100 procent

bedraagt de stijging van het beschikbare inkomen in dit scenario voor een werkloze die een baan aanvaardt.

70 tot 101 procent

bedraagt de stijging van het beschikbare inkomen in dit scenario voor een werkloze die een baan aanvaardt.

57 tot 87 procent

bedraagt de stijging van het beschikbare inkomen in dit scenario voor een werkloze die een baan aanvaardt.

Elk scenario duwt de begroting dieper in het rood

De besproken verlagingen van de personenbelasting hebben een niet te verwaarlozen kostprijs. Het basisscenario (het optrekken van de belastingvrije som) is een belastingverlaging van 3,9 miljard euro: 2,6 miljard via de personenbelasting en 1,2 miljard in de sociale zekerheid. De andere scenario’s kosten 1 procent van het bbp (of 4,6 miljard euro), over 2 procent (9,3 miljard euro) tot 2,5 procent van het bbp (11,6 miljard euro). Daar komt een begrotingstekort door de coronacrisis bovenop. Dat stijgt van 2 procent van het bbp tot 7,5 à 10 procent (33 tot 45 miljard euro). De Hoge Raad van Financiën heeft het niet over mogelijke terugverdieneffecten door extra banen. Wel bevat de studie een lange lijst van compenserende maatregelen, zoals minder fiscale aftrekken en gunstregimes en een andere woon- en vermogensfiscaliteit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content