‘meer doen met minder, lukt niet meer’

ANN GAUBLOMME "8 procent van het bbp wordt in de social profit gecreëerd." © Thomas Sweertvaegher

De werknemers van de non-profitsector kwamen deze week op straat. Uit gegevens van de SERV blijkt dat de werkbaarheid in de sector daalt. De Vlaamse regering beloofde deze legislatuur nochtans 500 miljoen extra investeringen voor welzijn. Waarom trekt de sector dan aan de alarmbel?

De regering-Michel is trots op de banengroei van de jongste jaren. Minder bekend is dat een derde ervan in de non-profit of zogenoemde social profit gebeurde. Het gaat om organisaties die geen aandeelhouderswinst nastreven, maar wel een maatschappelijke meerwaarde. Het gaat om ouderenzorg, de ziekenhuiswereld, jeugdzorg, kinderopvang, gehandicaptenzorg, maar ook de socioculturele sector en maatwerk. En die sectoren zitten in de lift. De banengroei in de zachte sectoren is al langer dan een decennium een constante. Het ontlokt Ann Gaublomme, directeur van de werkgeversvereniging Verso, de uitspraak dat “te vaak de rol van de socialprofitsectoren onvermeld is in berichten over de aantrekkende economie”.

Als het over de social profit gaat, ligt besparingsnoodzaak vaak meer vooraan op de tong dan de bijdrage aan de economische groei. Dat beeld verdient een correctie, vindt Gaublomme: “16 procent van alle loontrekkenden werkt bij ons. We kunnen een groei van 34 procent in tien jaar voorleggen. En vooral: 8 procent van het bbp wordt in onze sectoren gecreëerd.”

De subsidiehandicap

Verso berekende op basis van de nationale rekeningen de economische impact van de socialprofitsectoren. En die is reëel. Bijna 400.000 werknemers zijn er aan de slag. Toch kan de sector niet zonder subsidies. En dus overheerst het beeld van activiteiten die veeleer een kostenpost zijn dan een inkomstenmachine. Onterecht, vindt Gaublomme. “De sector haalt 57 procent van zijn inkomsten uit subsidies”, zegt ze. “Maar de verwevenheid met andere economische sectoren is groot. Zo zijn we ook verantwoordelijk voor 50.000 indirecte banen.”

De Vlaamse regering heeft zich voorgenomen deze legislatuur 500 miljoen euro extra te investeren in zorg en welzijn. In het najaar herinnerde Verso de regering er nog eens aan dat die investeringen er ook echt moeten komen. Maar de vraag is of het geïnvesteerde geld ook leidt tot het gewenste resultaat. Meer capaciteit betekent niet noodzakelijk een betere dienstverlening. “Die investeringen zijn welkom, maar tegelijk zie je het tewerkstellingsbeleid verdunnen. Er komt met andere woorden capaciteit bij, maar tegelijk wordt bespaard op de werkingsmiddelen”, zegt Gaublomme. “Op het terrein heeft dat geleid tot ‘meer doen met dezelfde middelen’, of een efficiëntieverhoging van ruim 10 procent.”

De werkdruk stijgt daardoor in een sector waar de lonen en de werkdruk sowieso in een precair evenwicht staan. Daar komt nog bij dat de vergrijzing zich ook in het werknemersbestand laat voelen. “De meeste sectoren werken met een enveloppefinanciering of prestatiefinanciering”, legt Gaublomme uit. “Bij de toekenning van die enveloppes wordt onvoldoende rekening gehouden met de leeftijdspiramide van een organisatie. Middelen die nodig zijn om de stijgende loonkosten te financieren, kunnen daardoor niet worden benut voor de aanwerving van bijkomend personeel.”

De druk op de werkingsmiddelen kan worden verminderd door een maatregel zoals de doelgroepenvermindering ook open te stellen voor de social profit. Die RSZ-korting wordt toegekend om de aanwerving van 55-plussers te bevorderen. De regeling geldt sinds 1 juli 2016, maar niet in de meeste sectoren van de social profit. De redenering is dat die sectoren al een gunstregime met bijdrageverminderingen kennen via het Fonds Sociale Maribel. “Dat houdt geen steek”, vindt Gaublomme. “Je weigert die doelgroepenkorting toch ook niet aan een kmo omdat die al innovatiesubsidies ontvangt?”

Druk op het personeel

De werknemers van de non-profitsectoren kwamen eind vorig jaar al op straat. 20.000 betogers uitten toen hun onvrede over het federale en regionale beleid. De sector klaagde over het uitblijven van een sociaal akkoord. Op 21 maart was er een nieuwe betoging.

De regering zou dit voorjaar onderhandelen over een sociaal akkoord voor de komende jaren. Officieel zijn er ook geen besparingen op het zorgpersoneel gepland. Volgens de bonden schieten die onderhandelingen niet op. “De onderhandelingsagenda lijkt soms wel een ontmoetingskalender”, zegt Mark Selleslach van het christelijke LBC-NVK. “Er zijn signalen genoeg dat een meerjarenperspectief en een sociaal kader nodig zijn. Maar zolang we niet op straat komen, lijkt de regering ons niet serieus te willen nemen.”

De vakbondsman benadrukt dat hij niet tegen hervormingen is. “We vragen ons af waarom de normering over personeel en taken oningevuld blijft. Het is alsof enkel het budget nog bepalend is. Dat is slecht voor de zorg en laat de werkdruk alleen maar stijgen.”

De bonden erkennen dat een capaciteitsuitbreiding gebeurt in de zorg en waarderen dat de Vlaamse regering moeite doet om een en ander te financieren, maar ze protesteren tegen het ontbreken van een sociaal deel. “Het fundament van elke hervorming blijft hoeveel mensen, met welke kwalificatie, nodig zijn in pakweg een woonzorgcentrum. Als de overheid daar geen normen voor vastlegt, dan verliest ze de controle over de manier waarop haar geld wordt besteed”, aldus Selleslach. De vakbonden staan niet alleen in de hun oproep dat er iets moet gebeuren aan de arbeidsomstandigheden. Het blijkt ook uit de jongste werkbaarheidsstudie van de SERV (zie kader De werkbaarheid daalt). De werkbaarheid gaat in de hele economie achteruit, maar in sommige sectoren van de non-profit gaat ze sneller achteruit dan het Vlaamse gemiddelde. “Meer doen met dezelfde of minder middelen, lukt niet meer”, benadrukt Gaublomme. “Daarom zijn investeringen nodig, niet alleen in capaciteit, maar ook in de kwaliteit van de dienstverlening. Alleen zo garandeer je toegankelijkheid en betaalbaarheid. Onze sectoren staan onder druk door de vergrijzing, de inflatie en een stijgende zorgzwaarte, terwijl de middelen per cliënt dalen.”

De discussie over de social profit draait voor sommigen ook om de ruimte voor privé-initiatieven. De markt kan misschien een en ander opvangen? Minister Jo Vandeurzen (CD&V) heeft bijvoorbeeld in de ouderenzorg meer ruimte gemaakt voor privérusthuizen. Voor Selleslach draait het protest niet om de verschillen tussen de non-profit- en for-profitspelers. “We zitten in hetzelfde schuitje”, zegt hij. “De essentie is dat kwalitatieve zorg mogelijk moet blijven.”

Markt als aanvulling

Ook Verso wil zich niet uitspreken over welke rol de markt in maatschappelijke dienstverlening moet spelen. Gaublomme: “De dienstverlening moet voor iedereen betaalbaar blijven, maar net zo goed moet het gesprek gaan over hoe de kwaliteit behouden blijft. Voorstellen over efficiëntiewinsten en nieuwe financieringsmodellen zijn nooit een vervanging voor de noodzaak van bijkomende investeringen.”

Volgens Selleslach is de persoonsgebonden financiering in de gehandicaptenzorg een goed voorbeeld van waar het mis kan lopen. Daarbij staan de instellingen in de gehandicaptenzorg de regie over het budget af aan de gehandicapten zelf. In theorie financiert Vlaanderen zo geen structuren maar de mensen die het nodig hebben. “Op zich zijn we voor”, zegt Selleslach. “Maar er worden geen richtlijnen vastgelegd over minimale personeelsbezetting. De verandering laat in het midden hoe de overheid gaat controleren of de budgetten goed worden besteed.”

Roeland Byl, fotografie Thomas Sweertvaegher

“Zolang we niet op straat komen, lijkt de regering ons niet serieus te willen nemen”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content