MAROKKO Zalige zwerftocht naar Essaouïra

De trotse kameel kijkt me aan met een veelzeggende blik : “Wacht maar, mijn beste. Na een ritje op mijn rug zal je het gevoel hebben dat je weer voor het eerst leert lopen. “

SERGE VANMAERCKE

FOTO’S : HUGO CHINCHILLA BUSSINGER

Aan de wazige horizon ligt het witte Essaouïra, de laatste etappe van een trektocht die aanving ten noorden van Agadir. Een kamelerug leek ‘n hele luxe, na honderdtwintig kilometer te voet in vier dagen. Het oostelijke buurland is niet echt meer een geliefde bestemming voor een vredige vakantie en dus pakt Marokko uit met een in dat land tot nog toe vrij onbekende vorm van toerisme : de expeditie.

De professionele omkadering en de infrastruktuur zijn uitstekend van kwaliteit. Twee grote witte tenten met een rode rand : de ene om in te koken, de andere om met de hele groep samen te eten. Twee andere hoge en smalle tenten : één met stortbad, één met toilet. De trekkers beschikken over kleine, individuele tentjes (High Peak Simex Sport Sierra-2 Polyester 1500), borden, dekens, tapijten, keukengerei, lampen, gasflessen, stro voor de kamelen, water en een hele rits benodigdheden. Het gaat allemaal op de rug van de kameel. Elk dier in feite zijn het dromedarissen maar iedereen hier spreekt over kamelen kan tot 300 kilogram torsen. De kleine dieren zijn duur. Op de markt worden ze verkocht voor 4000 tot 15.000 dirham (verplicht wisselen in Marokko zelf : één dirham is ongeveer 3,5 Belgische frank).

Adrar Aventure (Adrar = berg in het Berbers) is het agentschap van Omar Imzilen, een voormalige berggids die zich samen met twee broers gespecializeerd heeft in lange (!) tochten te voet, te paard, per kameel, op ski’s, met terreinwagen of mountain-bike. Volgens het ministerie van Toerisme is zijn agentschap representatief voor een tiental andere. Als al die agentschappen van hetzelfde niveau zijn, hoeft men zich geen zorgen te maken over de begeleiding en de kwaliteit van de tochten en al evenmin over de kwaliteit van het eten.

Eén ding staat vast : als deelnemer moet je wel over een ‘normale’ fysieke konditie beschikken om de lange etappes aan te kunnen : tweemaal per dag gedurende twee tot vier uren stappen, steile paadjes beklimmen, over rotsen klauteren, tot aan je middel of tot aan je nek door het frisse water waden. De kamelen gebruiken niet dezelfde paden als de trekkers.

De tocht begint in Marrakech, het thuisadres van Adrar Aventure, met één nacht in El Andalous (* * * * A), niet ver van het befaamde plein Jemaa El Fna en in de buurt van de Koutoubia (minaret uit de twaalfde eeuw).

Eerste dag.

De gemotorizeerde kolonne met materieel, trekkers, gidsen en begeleiders zet zich in beweging. Na een klein ommetje via Jemaa El Fna waar de rokers een hoeveelheid Marvel (15 dirham) inslaan gaat het richting het immense strand van Tafna ten noorden van Agadir, waar zeven kamelendrijvers en evenveel lastdieren ons opwachten. In het tiental kleine huisjes tegen de bergwand wonen vissers.

“De plaatselijke overheden van de gebieden die we doorkruisen, zijn op de hoogte van onze komst”, verzekert Rabia Aissaoui, inspekteur van het ministerie van Toerisme. Na Chichaoua en Ounara wordt halt gehouden te midden van het Haha-gebied, een van de zeldzame plekken ter wereld waar de argania groeit, lijkend op een olijfboom, die oneetbare vruchten draagt waarvan de dure olie (die ook in honing verwerkt wordt) erg op prijs gesteld wordt vanwege haar zeer biezondere smaak. De geiten klimmen zelfs tot de top van de boom om te knabbelen aan de verse twijgjes. Omar en z’n mannen hebben een tent opgetrokken waarin onze eerste lunch opgediend wordt. Eerst krijgen we een kopje tee van verse munt met wat zoetigheidjes, waaronder het zeer populaire gazellehoorntje. Daarna sla, brood, kaas, kip en fruit naar believen. Een respektabel aantal flessen Sidi Amid, het plaatselijke mineraalwater, staat op tafel.

In Tafna aangekomen slaan de gids en de begeleiders het tentenkamp op. Terwijl de koks het avondmaal klaarmaken, weet Salah Moutouaouakil van het Nationale Marokkaanse Toerismebureau in Rabat de deelnemers te overhalen voor een frisse duik in de oceaan. Net vóór de maaltijd krijgen we het bezoek van de plaatselijke autoriteiten : de adjunkt van de caïd en de adjunkt van de adjunkt komen kijken wie allemaal deel uitmaakt van het gezelschap. Tijd om te tafelen, bij wijze van spreken : iedereen in kleermakerszit rond het kleurrijke tapijt. Olijven, soep en brood als voorgerecht, daarna een tajine en fruit als dessert. Verbena-tee om af te ronden. De kamelendrijvers maken muziek rond het kampvuur. Berberfluit, plastic emmers, gamellen en bestek : originele muziekinstrumenten. Miljarden sterren fonkelen aan de donkergroene hemel. Vreugde alom. De verbena doet zijn werk… Slaapwel.

Tweede dag.

Wekken om halfacht. Brood, konfituur, honing, tee, koffie en La Vache Qui Rit. De bagage wordt op de kamelen geladen. De eerste etappe gaat via paadjes waar die grote dieren niet langs kunnen. Eenmaal voorbij de vissershuisjes waar de koks een gigantische verse vis kopen voor het avondeten begint de echte trektocht. Na een kwartiertje rustig wandelen gaat het, via een met rotsen bezaaid pad, steil naar het hoog gelegen plateau. Cap Tafelney ligt achter ons. Geen zuchtje wind. De nieuwbakken bergbeklimmers zijn buiten adem. Het zweet loopt in straaltjes naar beneden. Behalve het gedempte geluid van de bottines, die sporen nalaten in de stoffige bodem, hoor je slechts het gekraak van afbrekende takken en het gezoem van vliegende insekten. Na een goed uur klimmen bereiken we de hoogvlakte. Even uitblazen in de schaduw van de bomen. Wat droge vruchten en een slok Sidi Amid om nieuwe energie op te slaan.

In de verte ontwaren we een laag, aardekleurig gebouw met een typische kegelvormige voorraadschuur. Wonderbaarlijke architektuur. Het blijkt het huis van een geiteboer te zijn. Op een muurtje zit een volslanke vrouw mooi te wezen. Ze heeft prachtig gekleurde kleren aan, met henna versierde vingers en, opvallend, een geometrische tatoeage tussen de onderlip en de kin. Als we dichterbij komen, verschijnt ook een oud vrouwtje zonder tanden, met een door de zon getaand gezicht vol rimpels. Op de kleine binnenkoer van het huis drinken we met z’n allen tee. Onder geen beding mogen we foto’s nemen. M’Barek legt uit dat die weigering niets te maken heeft met godsdienst. Het is een kwestie van eergevoel. Foto’s van vrouwen versieren de omslagen van boeken, tijdschriften, prentkaarten zonder hun medeweten, laat staan toelating. Omdat ze niet weten waarvoor die foto’s zullen dienen, weigeren ze voortaan nog gefotografeerd te worden. Bovendien is een man er helemaal niet mee opgetogen dat de foto van zijn vrouw door eenieders handen gaat…

Onze groep verlaat de met stenen bezaaide hoogvlakte en zakt af naar een klein strandje waar door de erosie van een rots een gigantische koepel is ontstaan. Middagmaal. Na nog een paar uur lopen zullen we het konvooi met de kamelen opnieuw ontmoeten en het tweede bivak bereiken, op het uitgestrekte strand van Sidi Amde Sei. We worden er onthaald door een tiental kinderen en twee grijsaards. De ene, helemaal in het wit, is per ezel uit het kleine dorpje in de bergen tegenover de oceaan afgezakt. De andere, in het grijs, kijkt nieuwsgierig toe. Na een uur nauwlettend ‘monsteren’ benadert een éénogig kind de groep en vraagt een balpen. De autoriteiten raden iedereen af geld of snoep of om het even wat te ‘geven’ aan de kinderen uit de bergen, om te vermijden dat de bevolking die dat helemaal niet gewoon is gaat bedelen. We krijgen de raad ze in ruil voor een beloning iets te laten doen : water halen, iemand ergens naartoe gidsen. Bij zonsondergang lijkt het dorp dat we van in de verte kunnen zien al helemaal ingeslapen. Maar plots ontwaren we boven de bergtoppen, tegen de staalblauwe hemel, een schimmenspel : tientallen gehurkte silhouetten zitten ons kamp te begluren.

Derde dag.

‘s Morgens om zeven uur zie ik de kleine éénogige als een gems de bergen opklauteren. Voor trektochten zoals deze zijn afstanden in vogelvlucht nonsens. Je kán gewoon niet van A naar B in rechte lijn. Ook al wagen we ons zoals vandaag aan enkele halsbrekende toeren om de weg korter te maken. M’Barek loopt op kop, afwisselend op het strand of langs het hoger gelegen plateau. Tenslotte dalen we van de hoogvlakte af naar beneden. De afstanden tussen de rotsblokken worden groter. Hier en daar moeten we één voor één langs een verplichte doorgang, daarbij geholpen door de gids. Hij heeft ervaring in die zaken. Met vaste voet ‘danst’ hij als het ware van het ene blok naar het andere. Voor ons ligt een brede gladde rotswand die we over een afstand van pakweg dertig meter moeten overschrijden. Goed halfweg klinken ijselijke gilletjes… als ik plots naar beneden glijd en ei zo na in de golven beland die op de rotswand uiteenspatten. In één flits staat M’Barek aan mijn zijde. Hand in hand helpt hij mij over het overblijvende derde van de afstand, alsof het een wandeling was in een Engelse tuin. Een kwestie van vertrouwen. Wie weet dat een engelbewaarder toekijkt, heeft net iets meer zelfvertrouwen.

Wat er ook van zij : niemand die het nog alleen aandurft. Een sterk moment op onze reis.

Met flinke tred trekken we over een laatste hoogvlakte en krijgen plots uitzicht op het paradijs beneden ons. Over een aantal hektaren uitgespreid ligt een ‘distillaat’ van Marokkaanse landschappen aan onze voeten : zee, woestijnzand, groen, palmbomen, een riviertje met watervallen, een dorpje en een marabout (graf van een heilige, vaak ook bedevaartsoord).

We zijn in Sidi M’Barek aangekomen. Op enkele honderden meters van ons bivak ligt de oceaan, bereikbaar via een holle weg, langs een waterstraaltje dat vroeger een rivier is geweest. Door de aanwezigheid van een kleine waterval hoeft de douchetent niet opgetrokken te worden. De gelegenheid om voor het eerst ‘zeewaterzeep’ te gebruiken. Het water van de waterval is namelijk lichtjes gezouten.

Wandeling tot aan de marabout, daarna tot in het dorp waar we enkele herderinnetjes ontmoeten met de mooiste gezichtjes ter wereld. We kunnen ook moeilijk onze blik afhouden van wat geen enkele prentkaart ter wereld perfekt kan weergeven : de ondergaande zon. De nacht in Sidi M’Barek is wondermooi.

Vierde dag.

We krijgen opnieuw een zeer technisch gedeelte voorgeschoteld. Maar meestal is het toch vrij vlak, langs het water. Er staat wel een fikse bries. Eufemisme voor een strakke wind die ons het zand in de ogen jaagt. Een paar uur vroeger of later zouden we zonder problemen voorbij een kleine kaap geraakt zijn. Maar bij hoogtij komt er een staaltje akrobatie tussen gigantische rotspartijen aan te pas. Wie niet het pad over de top van de berg heeft gevolgd, spartelt nu tot aan zijn nek door het water om het strand nabij Sidi Kaouki te bereiken, vroeger een hippieparadijs, nu een ‘Mekka’ voor windsurfers. In het restaurant Chez Omar zien we nog enkele overlevenden van de Flower Power.

Nog enkele uren stappen naar de laatste bivakplaats, landinwaarts, voorbij de vuurtoren van Cap Sim. We zijn ver van de zuidelijke woestijnen, maar met die eindeloze hopen zand lijkt het er hier wel op. Eenmaal voorbij Cap Sim zien we in de verte de stad Essaouïra, het eindpunt van onze tocht. De kamelen blijven de hele tijd bij het gezelschap vandaag. Met een kwajongensblik nodigen de kamelendrijvers de trekkers uit om op hun dier plaats te nemen. Nieuwsgierig als ik ben, hap ik toe. Maar geloof me vrij, ik zal het experiment niet gauw vergeten… vooral niet de eerste stappen weer op de begane grond.

Gelukkig is er de prachtig gerestaureerde riad, net voorbij de stadsmuren. In Villa Maroc genieten we van het komfort van een klassehotel. Eind goed al goed. Na zo’n tocht voel je je gelukzalig tot in je merg.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content