Mag het wat minder ?

In Turkije trekt momenteel een economische zending van de BDBH rond, geleid door prins Filip en minister Maystadt. De overheid meet zich een steeds grotere taak toe in de exportpromotie. Maar die koppeling van buitenlandse politiek, buitenlandse handel en overheidssteun heeft een prijs. Dat toont ook de recente afgelasting van een missie naar Brazilië.

President Charles de Gaulle van Frankrijk weigerde ooit een bezoek van een Japanse premier die hij betitelde als een “verkoper van transistors”. Nu vertrekt de Franse eerste minister Juppé naar Tokio om helikopters te verkopen.

Niet alleen in Frankrijk zijn de tijden veranderd. Bill Clinton gaat gezellig praten met Saudische prinsen en haalt daardoor een order Boeings binnen, ten nadele van het Europese Airbus. Helmut Kohl vliegt naar Beijing, wordt de eerste westerse leider die de troepen inspecteert sinds het bloedbad op het Tiananmen-plein, en keert huiswaarts met een stapel Sino-Duitse handelsakkoorden onder de arm.

Geen politiek leider aarzelt nog om als commercieel zakenman te fungeren. Ook al moet daar een prijs voor worden betaald (zie kader : Alles heeft een prijs). Zelfs een schandaal als in de Verenigde Staten waar minister van Handel Ron Brown bedrijven die geld hadden gestort aan de Democratische Partij de kans gaf om mee te gaan op exportpromotiereizen, kan het proces niet tegenhouden. Alle pleidooien voor het vrijemarktliberalisme ten spijt. De ” Clintonites” zeggen dat de geopolitiek van de Koude Oorlog is vervangen door de geo-economie, een theorie die zegt dat beveiliging van handel even belangrijk is als militaire veiligheid.

BELGIE NEUTRALER.

België kan moeilijk over dezelfde kam worden geschoren als de Verenigde Staten, Frankrijk of Duitsland. Machtsmisbruik kan maar als je macht hebt. Een Belgisch politicus is gewoonweg niet in staat dezelfde politieke prijs te betalen voor economische contracten als een Helmut Kohl dat kan. België staat ook veel neutraler tegenover de meeste landen. Wat niet belet dat politiek en economie elkaar toch kruisen. Zo zal prins Filip tijdens de zending naar Turkije die van 9 tot 15 maart plaatsheeft de minister van Verkeer bezoeken. De prins zal daar wellicht spreken over de ambitie van Prodata om de metro van Izmir uit te rusten met zijn ticketmachines. En dat is natuurlijk maar één voorbeeld. Dat politiek en economie elkaar kruisen wordt trouwens ten overvloede bewezen door de recente afgelasting van de voor mei geplande missie naar Brazilië : een prijs van de Koning Boudewijnstichting aan een Braziliaanse boerenorganisatie schiep een diplomatiek incident waardoor de hele zending in het water viel.

België heeft ook niet de financiële middelen van de grote landen. “De Nationale Delcrederedienst ( nvdr – de kredietverzekeraar van de overheid) doet goed werk,” zegt Baudouin Velge, directeur van het economisch departement van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), “maar als Frankrijk of Duitsland een contract echt willen, dan kunnen wij niet op tegen hun kredietverzekeraars.”

De stelling dat exportpromotie door de overheid een noodzaak is voor kmo’s maakt hier nogal wat opgang. Baudouin Velge vindt dat ; en Christine Faes, directeur NCMV Internationaal, pleit natuurlijk voor meer exportsteun aan kmo’s. “De Delcredere heeft in ’95 een kmo-polis gelanceerd, maar die blijft nog steeds buiten bereik van de kmo’s. Ook de leningen van staat tot staat en Copromex ( nvdr – dat rentegaranties biedt) komen vooral de grote bedrijven ten goede.”

“De export en de exportbevordering zijn niet meer wat ze waren twintig jaar geleden,” zegt Marc Servotte, directeur-generaal van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel (BDBH). “Er zijn enorme verschuivingen geweest in het bedrijfsleven, revoluties op technologisch vlak en er is de internationalisering. Exporteren is daardoor minder verkopen en leveren geworden, meer ondernemen. Dat wil zeggen : bedrijven overnemen, samenwerkingsakkoorden afsluiten, joint ventures oprichten enzovoort. Als gevolg daarvan zijn ook de instellingen voor exportbevordering veranderd. Overheidshulp blijft volgens mij vereist, maar wel op een andere manier.”

In de Scandinavische landen bijvoorbeeld is men overgestapt naar een systeem van privatisering. Elders zijn de exportbevorderende instellingen zich gaan specialiseren, bijvoorbeeld in het aanbieden van informatie. In België is er niet zoveel veranderd in de opdrachten, maar heeft er zich een splitsing voorgedaan tussen een federale instelling (de BDBH) en drie gewestelijke instellingen ( Export Vlaanderen, Agence Wallonne à l’Exportation (Awex) en de Brusselse Dienst voor Buitenlandse Handel). De gewestelijke diensten zijn bevoegd voor export- en afzetbeleid. Ze leggen de individuele contacten met de bedrijven op de markt, daarvoor beschikken ze over het netwerk van de handelsattachés. “Er zijn er goede bij, maar ook slechte,” zegt een waarnemer. Een bedrijfsleider heeft op twee jaar via dit netwerk een tachtigtal voorstellen gekregen, waar hij na zijn reactie om meer informatie slechts één antwoord op heeft gekregen. Bedenkelijke kwaliteit dus. Erg, want de kost van een handelsattaché bedraagt gemiddeld 6 miljoen frank.

De Vlaamse overheid heeft een ruim budget voor exportbevordering (zie tabel : Budgetten export). Er zijn subsidies voor 101 dingen : beursdeelnames, prospectiereizen, exportopleidingen, oprichten van een exportdienst, opzetten van een verkoopkantoor in het buitenland, marktonderzoek door een exportconsulent, projecten van internationale aanbestedingen, levering van industriële goederen in de vorm van een pilootproject in niet-EU-landen enzovoort.

De BDBH heeft drie taken overgehouden : informatie, promotie en coördinatie. Het beschikt daartoe over een budget van 885 miljoen frank, waarvan 75 % overheidstoelage. Sommige andere Europese diensten voor exportpromotie zijn veel meer zelfbedruipend. Bij de Ierse dienst bijvoorbeeld is het eerste uur gratis, maar daarna moet er worden betaald. In België ligt zoiets moeilijk. Bij Export Vlaanderen wil men nu wel het concept van dienstverlening tegen betaling invoeren, maar het concept is op de lange baan geschoven. Het is nochtans duidelijk dat hoe meer er moet worden betaald, hoe groter de druk op de efficiëntie zal zijn. Een extra argument voor een kleinere exportsubsidiëring.

Maar voorlopig blijft alles bij het oude. Overlopen we de BDBH-taken :

1. Informatie. Het opstellen van een centrale databank over de buitenlandse markten.

2. Promotie. “Dat doen we in overleg met de gewesten,” zegt Marc Servotte. Er zijn verschillende instrumenten :

Federale standen op internationale vakbeurzen. Ook de gewestelijke diensten zijn hier actief. “Vooral hier moeten we tot een betere coördinatie komen,” zegt Christine Faes. “Op de Parijse Voedingsbeurs bijvoorbeeld stond in de landenhal de BDBH ; in een van de gespecialiseerde hallen stond Export Vlaanderen.”

De grote zendingen. De BDBH speelt hierbij de prinselijke troef uit. Servotte : “De ervaring leert dat dit een belangrijk voordeel is. We doen dit op markten waar zo’n aanpak efficiënt is, meestal de verre markten. Vorig jaar China, nu Turkije.” Baudouin Velge is het daarmee eens : “De prins opent deuren, wat belangrijk is als het om contracten gaat waarover een ministerie beslist. En in veel landen is dat nog vaak het geval. Airbus gebruikt ook Helmut Kohl, zoals Boeing de Amerikaanse minister van Handel Ron Brown gebruikt.” Zo wist een Belgisch bedrijf dat op zoek was naar een grote distributieketen in Spanje een contract te tekenen een dag nadat de bedrijfsleider tijdens een diner aan tafel had gezeten met de prins, koning Juan Carlos en de directeur van de distributieketen.

Ook Luxemburg en Zweden stellen aan het hoofd van hun economische zendingen een lid van de koninklijke familie, zeer succesvol trouwens. In Nederland is het bedrijfsleven vragende partij, werkgeversvoorzitter Hans Blankert heeft een pleidooi gehouden om kroonprins Willem-Alexander een rol te geven in de handelsbevordering. Maar de prins noch koningin Beatrix willen daarvan weten.

“Zo’n missie is vooral belangrijk voor de individuele contacten, maar is ook een PR-operatie,” zegt Christine Faes. “Als je je klanten kan uitnodigen op een receptie met ministers en de prins, komt dat goed over.”

Belgische handelsweken in het buitenland. Die gaan meestal door in warenhuizen. In juni zal een Belgische week plaatshebben in het Japanse warenhuis Iwataya.

Hightech seminaries. In juni gaat er een door in Tokio.

Uitnodigen van buitenlandse Vip’s.

Publicaties. De BDBH verspreidt in het buitenland via gerichte mailings een driemaandelijks tijdschrift in vijf talen op 30.000 exemplaren. Sinds kort is er ook een exporteursregister op cd-rom met 10.000 Belgische en Luxemburgse bedrijven die kunnen worden opgezocht via talloze sleutelwoorden. Er is ook een website op het Internet.

3. Coördinatie. Deze taak is veelvuldig. Er is in de eerste plaats de scheiding tussen federale en gewestelijke instanties. Maar het Belgische exportlandschap is ongelooflijk divers : ook werkgeversverenigingen (zowel de koepelorganisaties als de beroepsverenigingen), Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappijen als Kamer van Koophandels zijn actief op dit terrein. En sinds vorig jaar is er in Wallonië zelfs een privé-organisatie, Eurochallenge, die voor bedrijven die bij haar aansluiten economische zendingen organiseert. Ze doet dit trouwens met medewerking van de officiële exportorganen.

De BDBH is bovendien actief op Europees vlak. Marc Servotte : “We werken nu aan een Europese groepering van exportbevorderende instellingen. Zo willen we tot een samenwerking komen met de Europese Commissie. Die heeft nu al initiatieven als BC-Net, Europartnerschap, Ecip-projecten enzovoort. Maar die moeten nog meer worden gevaloriseerd. We moeten tot een Europese aanpak en strategie komen. De Verenigde Staten hechten immers ook steeds meer belang aan de handelsexpansie. Amerikaanse officiëlen en diplomaten spitsen zich daarop toe.”

Christine Faes pleit ervoor dat de overheid betere contacten legt met internationale instellingen. “Vlaanderen en België scoren zeer slecht wat projecten van die instellingen betreft.”

Voor Baudouin Velge betekent coördinatie in de eerste plaats een grotere efficiëntie. “We moeten niet met vijf op één plaats zijn en dan elders met niemand. Maar ik weet dat daaraan wordt gewerkt. We zitten op de goede weg.” Export Vlaanderen bijvoorbeeld plant nog dit jaar een evaluatie van de aanwezigheid van de handelsattachés.

Een probleem blijft ook de onderlinge coördinatie tussen de verschillende ministeries : tussen Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel gaat dat wel, maar met Ontwikkelingssamenwerking zijn de contacten delicater. Het nieuwe plan- Moreels richt de ontwikkelingssamenwerking op kleinschalige projecten waarbij onvoorwaardelijke steun wordt gegeven, dus zonder verplichting om goederen in België te kopen. “Dat kan soepeler,” zegt Velge. “We hebben een project gedaan in Zuidoost-Azië samen met Finland. De Finnen hadden een lijst gegeven van firma’s die goederen konden leveren en die firma’s ook ingelicht. Wij hadden, eerlijk als we zijn, niets gedaan. De ontvanger van de hulp was vrij om te kopen waar hij wou, maar natuurlijk is hij bij de Finnen beland.”

Eens te meer blijkt dat men in exportpromotie niet katholieker mag zijn dan de paus. Maar of daardoor de grens van het toelaatbare en wenselijke duidelijk blijft, is helemaal niet zeker. Want het enthousiasme van de zakenman-politicus is momenteel erg groot.

GUIDO MUELENAER

MARC SERVOTTE (BDBH) De exportpromotie is in de voorbije twintig jaar fel veranderd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content