Macht en geld van het Antwerpse modekartel

Fotografen, grafici, make-upartiesten, ‘location hunters’ voor defilés, persagenten, architecten… Allemaal maken ze willens nillens deel uit van de Antwerpse modescène. En allemaal kennen ze ook de achterkant van de rode loper en de kater na de champagne die backstage rijkelijk vloeit. Een reportage over netwerking op z’n Antwerps.

Broederlijk stonden ze er op de stoep. De een fabrikant, de ander bankier. Gemoedelijk waren ze er zaken aan het bespreken. Binnen, in de galerie Pascal Gabert aan de rue du Perche, hartje Marais, presenteerden zowel Tim Van Steenbergen als Fiona McGreal hun collectie. Tim, een Belgische designer, aan zijn vierde collectie toe, Fiona, een Ierse die in België woont en hier ook haar kledinglijn laat produceren. Het was midden oktober en de modeweek van Parijs was goed halfweg.

Zowel Marc Gysemans (de fabrikant) als Bob van Opstal (de bankier) zagen dat het goed was. Tenminste: er werden bestelbonnen ingevuld en de pers die al naar de collecties was komen kijken, had goed gereageerd. Van Gysemans kon worden verwacht dat hij zijn jongste telg (Tim dus) op de voet wou volgen, maar Van Opstal?

“Ik vind het essentieel om hier te zijn,” zei hij. “Ik wil voeling hebben met de sfeer in Parijs. Weten hoe dat zit met die pers en die kopers. Al deze ontwerpers werken zes maand lang keihard aan die collectie in de hoop hier hun zogenaamde fifteen minutes of fame te halen. Werk je met ze samen als bankier, dan ben je het op zijn minst verplicht om te weten hoe dat systeem van de mode in elkaar zit. De eerste keer dat ik over de voorfinanciering van stoffen en productie hoorde, wist ik niet waar het over ging. Nu dus wel.”

Van Opstal wil het zelf niet met zoveel woorden gezegd hebben maar als account manager van de business desk haven van de bank ING, werkt hij samen met een twintigtal KMO’s uit de Antwerpse mode. ING (toen nog BBL) leerde het modevak kennen via Dries Van Noten; nadien kwam de jongere generatie aankloppen. De een al succesvoller dan de ander. “In het begin vergt een modeklant iets meer tijd dan een ander bedrijf, wegens de specifieke kenmerken die met die industrie gepaard gaan. Zo moet je als bankier weten dat een ontwerper op één welbepaald moment geld nodig heeft om drie verschillende seizoenen te overbruggen. Hij is nog niet betaald voor wat hij uitgeleverd heeft aan zijn winkeliers/klanten, hij moet zijn productie van de volgende collectie al betalen en uiteraard de stalen en de presentatie van die collectie en moet ook geld zien te vinden voor de stoffen van zijn volgende collectie. Begrijp je dat als bankier, dan kun je misschien wel business doen. En geld verdienen, ja. Het is in elk geval leuk te weten dat je kunt meegroeien met je klant. Al zijn er al eens tegenslagen.” Allicht bedoelt hij het faillissement van Jurgi Persoons, in april dit jaar.

Meegroeien, doen niet alleen de bankiers in dit wereldje. De voorbije vijftien jaar hebben tal van getalenteerde mensen uit het Antwerpse op de een of andere manier hun steentje bijgedragen tot wat internationaal heet: de hype van Antwerpen als modestad. Meer zelfs: in de meeste gevallen doen hun bedrijven of eenmanszaakjes het stukken beter dan die van de designers zelf, die de voorbije twee seizoenen ongelooflijke klappen hebben gekregen, met uitzondering weliswaar van bijvoorbeeld Veronique Branquinho, Ann Demeulemeester en Dries Van Noten.

Het netwerk heeft soms heel concreet met het product zelf te maken: van kledingstukken moeten patronen worden gemaakt en uiteindelijk moeten de stalen worden gefabriceerd. Maar ook fotografen, grafici, make-upartiesten, location hunters voor defilés, persagenten, zelfs architecten maken tegenwoordig deel uit van het modekartel rond de Antwerpse designers. Allemaal zijn ze willens nillens part of the fashion scene. Maar ze kennen ook de realiteit van elke dag, de achterkant van de rode loper en de kater na de champagne die backstage rijkelijk vloeit.

Jonge garde

Het is een publiek geheim dat een fabrikant als Marc Gysemans uit Rotselaar zoals hij zelf zegt “groot, bekend en vooral geapprecieerd” is geworden samen met de Belgische stilisten. Gysemans opende zijn eerste productieatelier in Leuven in augustus 1986. Op dat ogenblik maakten de Antwerpse Zes zich op om tijdens de London Fashion Week hun gezamenlijke debuut te maken. Geen wonder dus dat Gysemans al snel de collecties fabriceerde van Ann Demeulemeester, Dries Van Noten en Marina Yee, die toen de lijn Bassetti tekende.

Gysemans zag zijn firma snel groeien: drie stiksters werden er vijf, vijf zijn er intussen zeventig, inclusief eigen patronenmaaksters, een logistieke en commerciële afdeling, gespreid over twee ateliers in België en een in Roemenië. Gysemans Clothing Industry produceert vandaag onder andere de collectie van de jongere Antwerpse garde: Tim Van Steenbergen , Violetta & Vera Pepa, Dirk Schönberger, Bernhard Willhelm, Raf Simons en Veronique Branquinho. Het bedrijf is goed voor een bedrijfsresultaat van 182.876 euro in 2002, een verdrievoudiging tegenover het jaar 2000.

In het geval van Van Steenbergen is Gysemans producent, wat betekent dat hij de collectie meefinanciert. In het geval van Branquinho is hij stille vennoot (voor 44 procent). Hij is mee verantwoordelijk voor de heropstanding van Raf Simons, de ontwerper die heel even uit het circuit stapte, maar toch besliste naar de mode terug te keren, weliswaar zonder de logge structuur die hij voordien had. Met Simons loopt er geen licentieovereenkomst maar Gysemans staat wel in voor productie en verkoop van de Simons-lijn, terwijl de ontwerper zelf creatief directeur van zijn modehuis blijft.

“Eigenlijk hebben alle fabrikanten in België de kans gehad om mee in dit avant-gardeavontuur te stappen,” zegt Gysemans, die wel kortlopende, financiële schulden torst. “Maar heel wat van mijn collega’s stonden er niet voor open. Je kan ze op één hand tellen, de fabrikanten die wél met Belgische designers in zee willen gaan.” En dat klopt: Mopan (uit Alken), Vanbockryck (uit Diepenbeek), Mobecon (uit Erpe-Mere) en Ambiance (uit Bilzen), het zijn de namen die geregeld opduiken bij een willekeurige vraag naar productie bij designers.

Ook een naam die geregeld valt, maar dan als het over patronen maken gaat: Elke Hoste, de vrouw achter Trois-Quarts. Ze leerde Walter Van Beirendonck kennen tijdens de voorbereidingen van de Gouden Spoel – een door het Instituut voor Textiel en Confectie van België (ITCB) gelanceerde modewedstrijd eind jaren tachtig begin jaren negentig – omdat die ontwerper zijn prototypes liet maken op een school in Mechelen, waar Elke toen een A1-opleiding snit en naad volgde.

“Niet veel later liep ik stage bij Walter. Ik werkte er onbezoldigd, maar leerde er de knepen van het vak. Ik ben er hem nog steeds dankbaar voor dat hij me die kans gegeven heeft. In die tijd maakte ik ook al de patronen voor de collectie van Dirk Van Saene ( nvdr – ook een van de Antwerpse Zes én vriend van Walter). Aangezien Walter en Dirk toen nog een atelier aan de Minderbroedersrui deelden met Dries Van Noten, was ik niet veel later ook aan de slag voor Dries. In 1995 ben ik dan met Trois-Quarts, mijn bvba, gestart. Eerst alleen, maar al snel zag ik me genoodzaakt mensen in dienst te nemen. Vandaag werk ik met een tiental patronenmaaksters.” Trois-Quarts had vorig jaar een bedrijfsresultaat van 22.968 euro, een verdubbeling tegenover 2000.

De lijst klanten van Elke Hoste is indrukwekkend. Vaste waarden Walter Van Beirendonck en Dirk Van Saene zijn gebleven, maar ook nieuwkomers als Les Hommes, Bruno Pieters, Haider Ackermann, Christian Wynants, Dirk Schönberger, Violetta en Vera Pepa en Peter Ceursters van de Fragma-collectie doen ieder seizoen een beroep op Trois-Quarts. Occasioneel werkt Hoste ook voor Bernhard Willhelm en Annemie Verbeke.

“Veel van hen zijn vrienden en dat heeft zijn voor- en nadelen. Wat doe je met onbetaalde facturen van een goeie vriend?”

Ook graficus Paul Boudens was een goeie vriend van ontwerper Wim Neels, toen hij een eerste invitatie voor een showroompresentatie in Parijs in elkaar stak. Wim en Paul hadden elkaar leren kennen in de designstudio van Walter Van Beirendonck, waar Paul vooral de prints van T-shirts voor zijn rekening nam. Boudens was in 1991 afgestudeerd als graficus aan Sint-Lucas in Antwerpen, maar de link met mode zei hem wel wat. Toen hij vier jaar geleden de bvba Use Me oprichtte, werd duidelijk dat het hem menens was. Gelukkig kreeg hij almaar meer opdrachten uit de modesector. Wim Neels en Van Beirendonck bleven erg goede klanten, Dries Van Noten, AF Vandevorst, Jurgi Persoons en Olivier Theyskens volgden.

Voor het Modejaar Landed/Geland in 2001 blikte Paul maar liefst drie boeken in. Hij was ook de graficus achter het tijdschrift N°ABC, een idee van Walter Van Beirendonck dat tijdens Landed werd gerealiseerd. En hij is de man achter de huisstijl van het ModeMuseum in Antwerpen.

“Ik kan zeker zeggen dat ik carrière heb gemaakt samen met de designers. Ik heb veel ups en downs van beginnende designers meegemaakt, maar zelf ben ik altijd blijven groeien. Waarmee ik bedoel: ik voel de huidige crisis niet.”

Dat heeft ook te maken met het feit dat Boudens niet gokt op de modewereld, maar met één been in de culturele sector zit. Hij is – naar eigen zeggen – wel meegesurft op die Belgische modegolf, maar intussen op een groter strand beland. “Het Modejaar was voor mij een cruciaal moment. Ik werkte toen ook al buiten de mode, onder meer voor Het Zuidelijk Toneel, maar toen kwam ook Anne Teresa De Keersmaeker van Rosas aankloppen. De Munt wou ook een samenwerking. En van het een kwam het andere.” Toch blijken de cijfers van de bvba Use Me voor 2002 niet zo schitterend. Een licht verlies (om en bij 5000 euro) en een lichtjes negatieve cashflow zouden het resultaat zijn van het feit dat de vennoot van Boudens, modeontwerper Erik Verdonck, zelf met een collectie is begonnen. Een initiatief waarvoor nogal wat investeringen nodig waren. Ook de cijfers van 2003 zullen weinig positief zijn. Dat komt omdat Paul Boudens in eigen beheer een boek heeft uitgebracht, uitgegeven door Ludion. Boudens beschouwt het boek als een marketingtool en heeft alleen maar positieve herinneringen aan het maken ervan.

Boudens is ook net terug van Parijs, waar hij een zoveelste meeting achter de rug heeft met de top van het Japanse modehuis Yamamoto. “Moeilijk te zeggen wat ik er precies doe. Ik maak hun uitnodigingen en affiches en bedenk hun direct mails. Ik maak ook deel uit van hun brainstormteam voor het maken van etalages. Het buitenland is meegenomen omdat het creatief erg leuk blijft en tegelijk zeer goed betaald is. Weggaan uit Antwerpen? Neen, niets voor mij. Ik heb ooit eens een trip naar Londen gemaakt om er mijn book bij een hoop bureaus te gaan tonen, maar kwam van een kale reis terug. Bovendien: ik doe het gros van mijn klanten liever met de fiets.”

Paul Boudens verzorgde in 1998 ook de grafiek voor Make-up Inge Grognard, een klein maar imposant kijkboekje dat in beperkte oplage op glossy papier werd gedrukt bij Imschoot in Gent. Het toont het werk van de make-upartieste die er al bij was toen Martin Margiela in oktober 1988 zijn eerste defilé hield in de groezelige Café de la Gare. Nadien werkte Inge voor zowat iedereen in Antwerpen: Dirk Bikkembergs en Dirk Van Saene, Dries Van Noten en AF Vandevorst, Jurgi Persoons en Walter Van Beirendonck. Het leverde haar in 2002 de prijs voor Vlaamse vormgeving op en een expo in het Forum van de Modenatie, waar ze haar werk toonde, samen met dat van haar vriend, fotograaf Ronald Stoops, ook een vriend van Margiela van het eerste uur. Stoops had zich, net als Grognard, een plek in de internationale modescène kunnen verzekeren, maar werkt liever in stilte, achter de coulissen, tussen Antwerpen en Parijs. Al levert hij nog steeds steengoed werk voor Margiela en duikt zijn naam geregeld op in toonaangevende bladen en expo’s.

Enkele uurtjes denkwerk

In het kantoor van de B-architecten staat de maquette te blinken van de gloednieuwe shop van Veronique Branquinho. De winkel die in augustus in de Nationalestraat openging, was een horlogezaak die er in de jaren zestig gebouwd werd en net dát sprak de ontwerpster erg aan.

Dirk Engelen, een van de oprichters van het inmiddels elf man tellende architectenbureau, geeft het grif toe: “Wij dringen geen stijl op. Integendeel, we denken mee met onze klanten.” Hij heeft er de lijst met projecten van de voorbije vijf jaar bijgehaald. En zie: ontzettend veel modeprojecten fietsen door de lijst heen. Het atelier van Trois-Quarts, de winkel van Walter Van Beirendonck, de shop van ontwerper Stefan Schneider in Antwerpen én in Tokio, de showroom en flat van ontwerper Bernhard Willhelm in Parijs, het atelier van Bruno Pieters en – ook niet mis – het architecturale luik van het Modejaar.

“Dat was de inplanting van de kleurvlakken over Antwerpen. Een groots project waaraan we heel wat uurtjes denkwerk hebben besteed.” Dirk Engelen belandde in de mode via een vroege liefde, Sarah Corynen, die afstudeerde aan de modeafdeling van de Antwerpse Academie. Het was de tijd dat de modestudenten nog niet in de ModeNatie zaten en er absoluut een wisselwerking aan de gang was tussen de verschillende disciplines, zegt Dirk. De eerste projecten gebeurden dan ook voor vrienden. “De shop van Stefan Schneider in Antwerpen was ons eerste project in de mode. Daarna kwam het project voor Elke Hoste en via Elke vond Walter Van Beirendonck ons. Maar intussen waren we ook al aan de slag voor de Beursschouwburg in Brussel. De oplevering van dat vijfjarenplan gebeurt eerstdaags.”

Door de diverse avant-gardeprojecten kwamen ook tal van andere potentiële klanten aankloppen bij B-architecten. Voor Wrangler en New York Industrie stoomden ze een winkelconcept klaar, ze ‘deden’ ook de kindermodezaak Filou & CO in Antwerpen. Momenteel werken ze aan een soort reismodule voor het Flanders Fashion Institute en bereiden ze hun expo in deSingel voor, gepland februari 2004. De cijfers liegen er niet om: een bedrijfsresultaat in 2002 van bijna 50.000 euro, een meer dan verdrievoudiging van het jaar ervoor. “Onze groei is erg natuurlijk gebeurd”, zegt Dirk nog. “We zijn niet aan het lobbyen of zo. Bovendien doen we veel voor vrienden en zoiets is nooit artificieel.”

Vrienden. Het is een woord dat ook Peter Philips in de mond neemt, wanneer we hem vragen naar zijn plaats in het netwerk. De make-upartiest is groot geworden met de jongste generatie designers uit Antwerpen en pendelt momenteel tussen de Scheldestad en New York, waar hij woont met zijn vriend David Van De Wal, ook een oudgediende van de modeafdeling van Antwerpen. Van De Wal is intussen aan de slag als hoofd van het creatief team van de herenlijn van Ralph Lauren.

Peter Philips geeft toe niet te kunnen en willen kiezen tussen trouwe opdrachtgevers als Weekend Knack, Veronique Branquinho en Olivier Theyskens (die vanuit Antwerpen makkelijk bereikbaar zijn) en nieuwkomers als Harper’s Bazaar (die in New York om de hoek van zijn flat zitten). Zijn start: een show van Walter Van Beirendonck. “Nog voor ik als chef make-up de eerste show van Veronique Branquinho en Olivier Theyskens mocht doen,” vertelt Peter Philips, die in 1993 afstudeerde aan de modeafdeling van de Antwerpse academie en nadien een make-upstudie in Amsterdam volgde. “Walter engageerde me toen omdat hij wist dat ik met make-up bezig was. Hij kende me via David en Raf Simons, die daar toen allebei werkten. Nadien ben ik voor Raf en Veronique gaan werken, voor Olivier Theyskens en voor José Enrique Ona Selfa.”

Die laatste twee Brusselse designers brachten Philips bij respectievelijk Chanel en Loewe. Theyskens’ beste vriendin Laetitia Crahay maakt immers deel uit van het accessoiredesignteam van Chanel en Ona Selfa werkt als creatief directeur bij het Spaanse modehuis Loewe.

Internationaal doorgroeien omdat je goed bent en veel mensen kent: het kan heel duidelijk. Het overkwam in elk geval ook fotograaf Willy Vandeperre en stilist Olivier Rizzo. Vandeperre startte de modeopleiding maar studeerde in de academie af in de richting fotografie, Rizzo bleek geboren voor de mode, wat na zijn afstuderen in 1993 resulteerde in een carrière die pijlsnel de lucht in schoot. Geregeld werken beiden samen aan projecten in de mode – zo waren ze twee van Raf Simons’ helden in zijn Heroes-project voor het Britse cultblad I-D. De coverfoto was toen ook van hen. Rizzo werkt intussen samen met Marc Jacobs aan de herencollectie van Louis Vuitton, nadat hij jarenlang modeshootings realiseerde voor Weekend Knack.

Goeie gok

In Parijs loopt een zenuwachtige Kuki de Salvertes te ijsberen door een van de salons van Hotel Intercontinental. Straks wordt hier de show van Veronique Branquinho gehouden. Veel fotografen zijn al op post, maar de journalisten sijpelen maar mondjesmaat binnen en dat is niet goed voor de gemoedsrust van de public-relationsman.

Sinds de start van Branquinho’s carrière verzorgt de Salvertes met zijn bureau Girault-Totem de internationale pr van de Antwerpse designer. Hij heeft een mooi palmares, dat start als in-house pr voor Franco Moschino in Milaan en voor Vivienne Westwood in Londen. Begin jaren negentig ontdekte hij Van Beirendonck. Hij wou wel voor hem werken, maar Van Beirendonck kon zijn maandelijkse gage niet betalen. Dus deed hij het (toen toch) pro deo.

Het was alvast het ogenblik waarop Kuki besliste: die Belgen, ze zijn best interessant en misschien breken ze wel door. Het is een goeie gok geweest: De Salvertes verzorgt intussen de pr van Raf Simons, Bernhard Willhelm, AF Vandevorst, Haider Ackermann, Bruno Pieters, Les Hommes en Vera & Olivera Capara, en was de pr-man van Van Beirendonck in de tijd van zijn grote W&LT-shows midden jaren negentig. De Salvertes heeft veel te danken aan de Belgen en dat zal hij dan ook niet onder stoelen of banken steken.

Dat laatste doet evenmin Etienne Russo, die in Brussel een communicatie- en evenementenbureau heeft en sinds dik tien jaar location hunter en organisator is van de defilés van Dries Van Noten. Russo kende het wereldje al van binnen uit, toen hij zijn eigen bureau startte: hij was immers model en liep geregeld mee in herenshows van Van Noten. “Maanden van tevoren ga ik met Dries rond de tafel zitten. Wat is het thema van de collectie? Hoe zien de kleuren, de stoffen eruit? Wat is de sfeer die de kleren uitstralen? Weten we een antwoord op die vragen, dan kunnen we beginnen zoeken naar een locatie in Parijs, naar een welbepaalde sfeer in de zaal, naar modellen, naar bijpassende muziek. Ik maak dan video’s waarmee ik Dries feedback geef. Maar ik regel ook alle nodige vergunningen, zorg dat de brandweer op de hoogte is. Dat er security is. Ook dat hoort erbij.”

Russo’s bedrijfje draait intussen op volle toeren. Hij staat geregeld in voor het organiseren van Belgische shows in Parijs (voor Theyskens en AF Vandevorst bijvoorbeeld), maar is sinds enkele jaren ook verantwoordelijk voor de organisatie van de shows van Franse luxehuizen als Chanel en Hermès. In het verleden werkte hij ook occasioneel voor het Duitse modehuis Hugo Boss. Ook hier leverde de start vanuit Antwerpen een internationale carrière op.

Spilfiguur Walter

Nog een telefoontje. Naar Walter Van Beirendonck. Eén van de Zes én een spilfiguur in dit Antwerpse modenetwerk, zo blijkt toch uit de vele verwijzingen naar deze designer. Mag het verwonderen dat zijn naam erg vaak valt?

Eigenlijk niet. Van Beirendonck had vanaf midden jaren negentig een bruisende modestudio in Antwerpen, in de periode dat hij – gesteund door de Duitse jeansfabrikant Mustang – de collectie W&LT ontwierp. Maar sinds jaar en dag geeft de ontwerper ook les aan de modeafdeling van de Antwerpse academie.

“Ik heb met veel enthousiasme aan een hoop designers in spe les gegeven. En, nu je het zegt, veel mensen zijn inderdaad bij mij gestart. Vooral tijdens mijn W&LT-periode werkte ik met een aanzienlijk team dat heel veel energie putte uit dat project. Het doet wel deugd dat veel mensen dat niet zijn vergeten. ( En dan lachend) Misschien een standbeeld, ergens?”

Toch zegt hij er meteen bij dat het netwerk erg natuurlijk gegroeid is. Antwerpen is klein en iedereen kent iedereen, zeker in de mode. “Vergeet niet dat die oorspronkelijke Antwerpse Zes er uiteindelijk ook toe bijgedragen hebben dat er meer toeristen naar Antwerpen komen. Het netwerk is dus veel groter dan het lijkt.”

Veerle Windels

De bedrijven of eenmanszaken in het Antwerpse modenetwerk doen het stukken beter dan die van de designers zelf, die de voorbije twee seizoenen ongelooflijke klappen hebben gekregen.

Make-upartiest Peter Philips is groot geworden met de jongste generatie designers uit Antwerpen, en pendelt momenteel tussen de Scheldestad en New York.

Etienne Russo organiseert vandaag niet alleen de Belgische shows in Parijs, maar is ook verantwoordelijk voor de shows van Franse luxehuizen als Chanel en Hermès.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content