Maatregelen om jobs te creëren of te vernietigen?

Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Morgen, 19 september, schuiven vakbonden en werkgevers aan tafel voor een met veel poeha aangekondigde werkgelegenheidsconferentie. Wordt eindelijk de basis gelegd van een nieuw arbeidsmarktbeleid? Er gaapt wel een onheilspellend brede kloof tussen de standpunten van werkgevers en vakbonden.

Het is veelzeggend: een paar dagen voor de start van de werkgelegenheidsconferentie heerst er de grootste onduidelijkheid over de agenda. Toch kunnen we al een overzicht maken van de belangrijkste thema’s, want de contouren van de conferentie werden grotendeels in het federaal regeerakkoord vastgelegd.

Zijn aangevinkt: loonlastenverlaging voor bepaalde doelgroepen, plafonnering van de sociale bijdragen en de noodzaak voor extra inspanningen inzake vorming en opleiding voor werkzoekenden.

Een hele kluif, maar de onderhandelaars krijgen bitter weinig tijd. Premier Guy Verhofstadt ( VLD) wil bij de start van het parlementair jaar in oktober al met een akkoord naar buiten komen. Dat wordt rennen. En daar zijn ze zich in regeringskringen blijkbaar bewust van. Nu al staat vast dat een gevoelig thema als de activering van de 55-plussers buiten de werkgelegenheidsconferentie zal worden behandeld. Al staan de andere dossiers ook garant voor vuurwerk.

Wie krijgt lastenverlaging?

De lastenverlaging op arbeid wordt een van de centrale thema’s van de conferentie. Ondertussen blijft het wel gissen naar het precieze bedrag en het tijdstip waarop die lastenverlaging wordt toegepast. Eerst was er sprake van een schijf van 400 miljoen euro op 1 juli 2004, nadien vervroegd naar 1 januari 2004. Op 1 juli 2005 zou de lastenverlaging op kruissnelheid komen met een bedrag van 800 miljoen euro op jaarbasis.

Commentarieert Marc De Vos, professor Arbeidsrecht aan de Universiteit Gent: “Het is essentieel dat de regering überhaupt iets doet. De vraag is wat dan wel. Een loonkostenverlaging van 800 miljoen euro is beter dan niets, maar of dat een verschil zal maken, is lang niet zeker. In de ene sector zijn de loonkosten determinerend voor het concurrentievermogen, in de andere is dat veel minder het geval. In een aantal gevallen is zo’n lastenverlaging een druppel op een hete plaat.”

Volgens het regeerakkoord komt er alleen een lastenverlaging voor bepaalde doelgroepen, zoals kennisjobs, laaggeschoolden, deeltijdse banen en oudere werknemers. Maar de geschiedenis leert dat lastenverlaging voor een bepaalde categorie andere groepen ernstig kan benadelen. Aanvankelijk vroeg het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) een lineaire lastenverlaging. Een verlaging van de werkgeverslasten met 1,4 miljard euro zou ze op hetzelfde niveau brengen als in onze buurlanden.

Ondertussen geven de vakbonden alleen maar toe dat ze geen onoverkomelijke problemen hebben met lastenverlagingen, maar die moeten dan wel doelgericht zijn, niet lineair.

Plafonnering sociale bijdragen

Daarnaast pleit de werkgeversorganisatie voor de herinvoering van een loongrens bij de berekening van de socialezekerheidsbijdragen (ook herplafonnering genoemd). Die herplafonnering is in het regeerakkoord toegespitst op de kennisjobs, één van de vijf doelgroepen van de lastenverlaging. Hooggeschoolden zoals onderzoekers, ingenieurs, gekwalificeerde arbeiders en kaderleden creëren immers extra tewerkstelling, zo redeneert het VBO. Vandaar dat de werkgevers pleiten voor een plafonnering van de socialezekerheidsbijdragen om gekwalificeerd personeel niet langer uit de markt te prijzen. Ze moeten gemotiveerd worden om in België te blijven.

Ongetwijfeld zal de plafonnering van de bijdragen tot zware discussies leiden. De vakbonden zien dat niet zitten, omdat die maatregel volgens hen het solidariteitsprincipe ondergraaft. Werkgevers wijzen erop dat door de betaling van bijdragen op het hele loon en de toekenning van uitkeringen op een begrensd loon, het noodzakelijke evenwicht in de sociale zekerheid tussen solidariteit en verzekering compleet zoek is.

Banen voor jongeren en laaggeschoolden

De vakbonden dringen sterk aan op extra banen voor jongeren. Naast de lastenverlagingen die deze doelgroep moet krijgen, zouden bedrijven een activeringspremie kunnen ontvangen als ze een jongere aanwerven in het kader van het systeem alternerend leren-werken.

De activiteitsgraad van oudere werknemers, de 55-plussers, is voor de vakbonden een relatief minder belangrijk probleem. Die houding wordt vooral ingegeven door de vrees dat er geraakt zou worden aan het huidige brugpensioenstelsel. Over het behoud van het brugpensioen staan werkgevers en vakbonden overigens veel meer op dezelfde golflengte dan op het eerste gezicht lijkt.

Naast de jongeren, gaat er ook veel aandacht naar de laaggeschoolden. De regering wil een aantal maatregelen centraliseren in een poging om laaggeschoolden te overtuigen om een baan te verkiezen boven de werkloosheid. Dat gebeurt via de werkbonus, een extraatje bij het nettoloon. Zo strijkt iemand die voor een laag loon aan het werk gaat, dan toch méér op dan iemand die alleen een werkloosheidsuitkering ontvangt. De werkbonus moet uitdoven naarmate het inkomen stijgt.

Wellicht stelt de regering ook voor om de structurele verlaging van de werkgeversbijdragen voor arbeidsinkomens onder 1735 euro uit te breiden tot 2000 euro. Dat voorstel ligt evenwel moeilijk. Voor alle partners is het duidelijk dat de ruimte voor lastenverlagingen beperkt is en dus moeten er keuzes gemaakt worden. Werkgevers denken vooral aan hooggeschoolden, vakbonden aan laaggeschoolden.

Deeltijdse arbeid

Ook inzake deeltijdse jobs kruisen de sociale partners de degens. Het regeerakkoord wil dat er meer deeltijdse banen worden gecreëerd voor de mensen die dat willen. Het systeem moet ook aantrekkelijk worden gemaakt voor laaggeschoolden. De regering denkt hierbij aan een aanpassing van de inkomensgarantie voor deeltijds werkenden. Of de vakbonden hier oren naar hebben, is nog de vraag. Inzake de beloofde 200.000 extra jobs stelt de socialistische vakbond ABVV dat het oogverblinding zou zijn indien dat cijfer wordt gehaald door de promotie van deeltijdse jobs. Volgens de vakbonden zijn dat geen volwaardige jobs, volgens het VBO wel.

“De perceptie over deeltijdse jobs is niet meer van deze tijd,” zucht De Vos. “Deeltijdse arbeid beschouwt men nog altijd als atypisch. Het zou een onwenselijke variant zijn van voltijdse arbeid. En dat is verkeerd. Gevolg is wel dat deeltijdse arbeid zwaar gereglementeerd wordt.”

De discussies over gerichte lastenverlagingen en bonussen voor het aanwerven van werkzoekenden uit bepaalde doelgroepen doen bij heel wat experts wenkbrauwen fronsen. Op het einde van de vorige legislatuur werd nog besloten om het aantal banenplannen te vereenvoudigen, maar hun nefaste effecten dreigen al opnieuw op te doemen, nu als resultaat van gerichte lastenverlagingen. De Vos: “Het is begrijpelijk dat de overheid probeert bepaalde groepen te ondersteunen. Vraag is of dit echt wel sociaal en economisch efficiënt is. Het is zeer verleidelijk om de tewerkstelling van jongeren en ouderen te bevorderen, maar wat zijn de gevolgen? Eigenlijk komt het erop neer dat de arbeidsmarkt geboetseerd wordt. Bepaalde categorieën dreigen dus uit de boot te vallen. Ik vind dat niet zeer sociaal.”

“Door de doelgroepenfocus stimuleer je een shoppingbeleid bij de ondernemer,” vindt De Vos. “De werkgever probeert de banenplannen optimaal te exploiteren. Dan kom je tot een situatie dat een aanwerving niet langer op basis van capaciteiten gebeurt, zeker als je op basis van minimumquota werkt, zoals bij bepaalde banenplannen het geval was. Zo geef je bepaalde groepen een concurrentieel voordeel.”

Vorming en opleiding

Minister van Begroting Johan Vande Lanotte ( SP.A) stelde boudweg dat de werkgevers extra banen moeten creëren als de lastenverlaging er komt. Aanvankelijk leken de vakbonden hem te steunen, maar inmiddels kwamen ze tot de conclusie dat die stelling absurd is. Marc De Vos: “Nogal wiedes dat men geen garanties vraagt qua tewerkstelling. Dat neigt naar neocommunisme. Werkgelegenheid is een gevolg van iets, geen oorzaak. Jobs zijn het gevolg van succesvolle ondernemingen. Men mag de redenering niet omkeren.”

De vakbonden eisen wel extra vorming. Daar ligt de paradox: duizenden jobs zijn vacant en tegelijk zijn er duizenden werklozen. Vorming moet die discrepantie verminderen. Volgens de vakbonden doen de werkgevers op dat vlak te weinig inspanningen. Het ABVV vindt dat België een achterstand heeft opgelopen inzake vorming: “Vandaag zitten we opnieuw op het niveau van 1998 met onze vormingsinspanningen en de kloof met de buurlanden is verdubbeld.” Het VBO ontkent dat en toont met cijfers van de Sociale Balans aan dat de vormingsinspanningen van de werkgevers de voorbije vijf jaar op niveau zijn gebleven.

Nuanceert Marc De Vos: “Het zou kunnen dat ondernemingen te weinig aandacht besteden aan vorming, maar we leven wel in een staat waar de burger belastingen betaalt voor onderwijs. Dat zou ook een resultaat moeten opleveren. Ik geef toe dat de werkgevers hun verantwoordelijkheid moeten opnemen, maar het blijft een gedeelde verantwoordelijkheid. Een goede ondernemer steekt sowieso geld in vorming, anders zijn de werknemers niet langer productief en komt de competitiviteit van de onderneming in gevaar.” In elk geval dreigt het debat over vorming en opleiding op een welles-nietes-spelletje uit te draaien.

Werklozenbegeleiding en

ontslagregeling

Gekoppeld aan opleiding, zouden er meer inspanningen voor werklozenbegeleiding op til zijn. Volgens minister van Arbeid Frank Vandenbroucke (SP.A) moet een werkloze ook een concreet jobaanbod krijgen. In de praktijk gebeurt dat slechts bij 58 % onder hen. De Vos: “Dat zou een goede zaak zijn. De focus van de werkloosheidsverzekering ligt dan niet langer op het geven van een vervangingsinkomen aan iemand die inactief is.” Hier staan de sociale partners niet met getrokken messen tegenover elkaar: beide zijn gewonnen voor een betere arbeidsbemiddeling en een persoonlijke begeleiding.

Ondertussen zwijgen zowel het regeerakkoord als de sociale partners zedig over een versoepeling van de ontslagregeling. De Vos: “Het makkelijker kunnen afstoten van personeel maakt ook het aanwerven interessanter. Dat zou men toch stilaan moeten beseffen.” Het is een thema dat hij graag op de agenda had zien geplaatst. “Maar in België bestaan daar heel wat dogma’s rond. Het is een vreemde situatie. Ontslag in België kost zeer veel: hoge opzegvergoedingen en lange termijnen boven het Europees gemiddelde.”

Flexibiliteit: de grote afwezige

Minister Vandenbroucke zei het een paar weken geleden nog: hij wil dat men hem afrekent op het feit of hij de Belgische arbeidsmarkt al dan niet flexibel heeft gemaakt. “Formidabel,” juicht Marc De Vos. “Vraag is natuurlijk wat Vandenbroucke daaronder verstaat. Dan moet hij ook wel het juridisch raamwerk aanpakken. Onze huidige wetgeving leidt tot tewerkstelling met de handrem op. De overheid heeft hier een essentiële taak: ze moet enerzijds de arbeidskosten verlagen en anderzijds het kader of de regels zo concipiëren dat het opnieuw aangenaam of interessant wordt om werknemers aan te werven.”

Nu al is echter duidelijk dat er over een verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt op de werkgelegenheidsconferentie amper zal worden gesproken. Volgens De Vos is dat echter noodzakelijk, want de wetgeving is hopeloos verouderd: ze vertrekt van het concept dat de werknemer niets te zeggen heeft en dat hij zich alleen kan ontplooien in een voltijdse nine-to-five-job. “Dat leidt tot een gebrek aan flexibiliteit. In het geval van de regeling van de arbeidsduur is dat zeer frappant. Zo is er de verplichting om elk werkrooster in het arbeidsreglement op te nemen. Je moet inzake deeltijdse arbeid allerlei aangiftes op voorhand indienen. Waarin kadert dat? Niet langer in de bescherming van de werknemer.”

“Het makkelijker kunnen afstoten van personeel maakt ook het aanwerven interessanter.””Een lastenverlaging voor een bepaalde categorie werknemers kan andere groepen ernstig benadelen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content