LUXEPROBLEMEN?

Wolfgang Riepl
Wolfgang Riepl redacteur bij Trends

Groeit de dioxinecrisis uit tot een economische ramp? Volgens De Standaard maakt de kersverse crisismanager Fred Chaffart zich op om “tienduizenden bedrijven” van de ondergang te redden. Een overtrokken conclusie, analyseert Dirk Strijker, landbouweconoom aan de Rijksuniversiteit Groningen ( RUG). “De schade voor de Belgische voedingsindustrie zal op middellange termijn best meevallen. Want consumentengevoelens zijn van korte duur.”

DIRK STRIJKER (RUG).

De dioxinecrisis is geen typisch Belgisch probleem. Dit kan in heel West-Europa gebeuren. Ook in Nederland zijn 80 vetsmelterijen opnieuw gecontroleerd. Het gaat meestal om bedrijven in de marge van de economie, in kleine gebouwtjes, aan de rand van een bedrijventerrein. Vooral in België, Nederland en het westen van Duitsland, is het mengen van vet in veevoeder uitgegroeid tot een belangrijke economische activiteit. Dat vet is een substituut voor graan, dat kunstmatig duur is door de hoge Europese landbouwprijzen. De veevoederproducenten zochten alternatieven voor dat dure graan. Restanten van de citrus- en de suikerindustrie, tapioca en soja, worden via de havens van Antwerpen en Rotterdam vanuit de hele wereld ingevoerd. In een straal van 200 kilometer rond de havens verwerken veevoederbedrijven die producten tot substituten voor het graan. Maar die restproducten dragen grotere risico’s in zich dan de grondstof graan. Sluitende controle kan enkel door chemische analyses, en die zijn relatief duur.

TRENDS. Het Europees landbouwbeleid, met zijn vaste prijzen, leidt dus tot een gebrek aan voedselveiligheid?

De afbouw van Europese subsidies voor de graanprijzen startte in 1992. De vaste prijzen op de Europese binnenmarkt stemmen steeds meer overeen met de prijs op de wereldmarkt. De tijd is voorbij dat het bedrag van de subsidie even hoog was als de prijs van het graan op de wereldmarkt. Vandaag is het Europese graan nog een kwart duurder dan op de wereldmarkt. Binnen enkele jaren is het verschil waarschijnlijk verdwenen, en zal de invoer van graanvervangers minder aantrekkelijk worden. We moeten in elk geval die restproducten beter controleren. Want ook in Nederland hebben we een aantal gevallen gehad, waar producten per ongeluk werden gemengd.

Die heeft de Nederlandse overheid snel in de doofpot gestopt?

Nee, het ging om louter lokale incidenten. Het gaat niet altijd mis, in 99 van de 100 gevallen loopt het goed af. In essentie gaat het om een afweging van de kosten bij het al dan niet alarm slaan. Er is een grote kloof tussen volstrekte zekerheid en een vermoeden. Het is niet omdat een wijzertje naar links of rechts draait, dat er iets aan de hand is. Anders ligt de voedselproductie voortdurend stil. Maar dioxine is natuurlijk een zware zorg. Eén lepeltje dioxine zou volstaan om de hele bevolking van Antwerpen van de kaart te vegen.

Als je ophoudt met eten, ga je ook dood?

Voedselcrisissen volgen elkaar op in een steeds sneller tempo. Deels door een betere controle, maar ook door het toenemend aanbod aan informatie. Dat leidt tot massahysterie. Maar de consument is voor een deel zelf schuldig. Voedsel ondergaat steeds meer bewerkingen. Voedsel wordt gewassen, voorbewerkt, versneden. Al die behandelingen gebeuren niet meer op de eigen keukentafel. Als de consument ingewikkelder voeding wil, groeit de kans dat er iets fout loopt.

Maar consumentengevoelens zijn van korte duur. Dus zal de schade voor de Belgische voedingsindustrie op middellange termijn best meevallen. Ook al lijkt een termijn van twee jaar voor de voedingsproducenten oneindig lang. De Belgen moeten hun kwaliteit benadrukken, goede garanties geven en die ook waarmaken. Gedurende twee jaar zullen ze zich tevreden moeten stellen met een iets minder hoge winstmarge.

De producenten van biologisch voedsel wrijven zich inmiddels in de handen.

Zij kunnen niet meer voldoen aan de vraag. Vandaag koopt al de helft van de consumenten bij Albert Heijn af en toe biologisch voedsel. Het marktaandeel van biologisch voedsel in Nederland bedraagt vandaag drie procent, maar klimt pijlsnel. In Duitsland is dit aandeel tien procent. Mensen met midden- en hogere inkomens zijn ook bereid om voor dit voedsel extra te betalen. Wat eens te meer bewijst dat kwalitatief hoogwaardig voedsel een luxeprobleem is. In West-Europa wordt de bevolking van de wieg tot het graf beschermd. Elk verkeerd stofje in de voedselketen, dat op een termijn van dertig jaar dodelijke effecten kan veroorzaken, wint aan belang. Maar die voedselveiligheid heeft veel minder belang in Afrika of Bulgarije. Als de gemiddelde levensverwachting 35 jaar is, maakt het niet uit of je met 60 kan sterven door één of ander hormoontje.

De discussie of biologische landbouw al dan niet voedsel kan voorzien voor de hele wereldbevolking, is dan ook totaal irrelevant. Bij de huidige stand van de techniek is het onmogelijk. Maar we praten slechts over vijf tot tien procent van de bevolking die zich rationeel druk zou kunnen maken over veilig voedsel. Daarvan wil dan nog eens hooguit één tiende het ook echt gaan kopen.

Wereldwijd misschien irrelevant. Maar in België kregen de christen-democraten, de typische bondgenoten van de boeren, bij de jongste verkiezingen de rekening gepresenteerd.

Boeren zijn goed voor nog geen twee procent van het bruto nationaal product. Maar hun oververtegenwoordiging in bepaalde regio’s maakt van hen een machtsfactor. In 1994 verloor het CDA de Nederlandse verkiezingen, nadat de christen-democraten enkele onaardige dingen over de boeren zegden. Diezelfde aardschok heeft zich nu in België, met de CVP, voorgedaan. Landbouwers zijn goed voor enkele procenten in de verkiezingsuitslag. Maar die enkele procenten geven vaak de doorslag in onze westerse democratieën met hun subtiele machtsevenwichten.

WOLFGANG RIEPL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content