Luxemburgse achterpoortjes

Guy Legrand Freelance journalist

Sinds januari staat vast dat Luxemburg een roerende voorheffing gaat invoeren. Natuurlijk hebben de plaatselijke bankiers al verschillende pistes uitgewerkt om die voorheffing te omzeilen. Maar maakt u zich geen illusies: de Luxemburgers beogen andere klanten dan de kleine spaarder die aan de voorheffing wil ontsnappen.

“Voorheffing? Daar geven we geen donder om. We gaan alles in het werk stellen om daaraan te ontsnappen,” pocht een Luxemburgse bankier in een uiteraard zeer vertrouwelijk gesprek. “Het Groothertogdom zal zijn engagement om de roerende voorheffing in te voeren scrupuleus nakomen,” wordt dan weer gezegd op het ministerie van Financiën, net zoals bij de banken overigens. Wie liegt er? Niemand.

Het idee van een roerende voorheffing werd in januari aanvaard door de Luxemburgse overheid. Het toepassingsgebied ervan is echter beperkt gebleven en heel wat voorwaarden zijn vatbaar voor uiteenlopende interpretaties. De belegger kan ze dan ook makkelijk omzeilen, tenminste als hij afziet van het rechtstreeks aanhouden van de klassieke obligaties en dus ook als hij zijn patrimonium onderbrengt in een vennootschap of, eenvoudiger nog, opteert voor een levensverzekering.

Bankgeheim blijft

Voor we het over de achterpoortjes hebben, is het misschien goed om nog even de context te schetsen. Met het akkoord dat op 21 januari bereikt werd over de fiscale behandeling van het sparen binnen de Europese Unie, sprak de raad van ministers van Financiën – Ecofin voor de intimi – ongetwijfeld tot de verbeelding van velen: in navolging van België en Oostenrijk aanvaardde op die vergadering ook het Groothertogdom Luxemburg de invoering van een roerende voorheffing op sommige inkomsten van niet-ingezetenen.

Dat was de weg van het minste kwaad. Het alternatief bestond er namelijk in dat gegevens zouden worden uitgewisseld met buitenlandse belastingdiensten, wat meteen de doodsklok zou luiden over het Luxemburgse bankgeheim. Van 15 % in een eerste fase zou die voorheffing worden opgetrokken naar 20 % vanaf het derde jaar en zelfs naar 35 % vanaf het zevende.

Tot zover de theorie. In de praktijk wordt die revolutie getemperd door twee elementen. In de eerste plaats gaat de uitvoering van dit besluit nog een hele tijd duren. Bovendien zal die voorheffing maar voor een paar categorieën van inkomsten gelden, die de bankiers met hun vindingrijkheid makkelijk van hun substantie kunnen ontdoen.

Niet voor 2005 of 2006

De deadline was aanvankelijk voorzien voor 1 januari 2004, maar intussen is de invoering van de voorheffing om technische redenen al verschoven naar 1 januari 2005. Het akkoord van 21 januari moet immers nog worden afgerond en vastgelegd in een Europese richtlijn, die dan moet worden omgezet in de nationale wetgevingen.

Verder uitstel is trouwens niet uitgesloten, maar dan wel om een heel andere reden: de uitbreiding van de Europese Unie naar 25 lidstaten in mei 2004. Als de vijftien huidige leden een definitief akkoord bereiken tegen het einde van dit jaar, zullen de bepalingen vervat zitten in het acquis communautaire. De tien nieuwe rekruten zullen het gewone regime, de uitwisseling van informatie, moeten aanvaarden. Maar zullen die staten wel klaar zijn tegen 1 januari 2004? Niemand weet het.

De invoering van een voorheffing in Luxemburg blijft afhankelijk van een overeenkomst met Zwitserland en de kleine belastingparadijzen van de EU. Daarbij gaat het vooral om Monaco, de Nederlandse Antillen en de Kanaaleilanden. Eigenlijk is de zaak zo goed als beklonken: Bern heeft al geruime tijd zijn akkoord gegeven op een voorheffing voor niet-ingezetenen, Parijs zal zijn pupil aan de Azurenkust makkelijk zijn wil kunnen opleggen, Den Haag heeft zich garant gesteld voor Curaçao en consorten, en zelfs de Kanaaleilanden, die hun autonomie zo angstvallig bewaren, lijken in de pas te willen lopen.

De voorheffing is enkel gericht op de “inkomsten uit schuldvorderingen”: coupons van obligaties en kasbons, interesten uit depositoboekjes enzovoort. De fondsen en de kapitalisatiesicavs zullen eraan ontsnappen, althans voor zover obligaties en gelijkgestelde waardepapieren minder dan 40 % van hun portefeuille uitmaken (de distributiefondsen zijn onderworpen aan voorheffing in verhouding tot hun inhoud). Omgekeerd zijn de aandelen vrijgesteld van roerende voorheffing, net zoals de fondsen die voor meer dan 60 % uit aandelen bestaan. Alle verzekeringsproducten genieten dezelfde privileges. Een laatste beperking, en niet de minste, is dat de voorheffing enkel van toepassing is op particulieren en niet op vennootschappen.

Hierna bekijken we op welke manier de Luxemburgse bankiers en verzekeraars die verschillende pistes al verkend hebben om hun klanten toe te laten de voorheffing te ontwijken. We hebben het dan over alternatieven voor obligaties, over verzekeringen en over de vennootschapsvorm.

Effecten met laag rendement

Hoewel ze schijnbaar de volle laag krijgen, zouden de beleggingen met een vaste opbrengst wel eens met opgeheven hoofd uit de strijd kunnen komen, dankzij een aantal slimme kneepjes weliswaar. Het eerste daarvan, en meteen het meest spectaculaire, wordt rechtstreeks aangereikt door de Europese akkoorden zelf. Door de zogenaamde “grootvaderclausule” worden de obligaties die uitgegeven werden voor 1 maart 2001 vrijgesteld van bronheffing. Het aantal vrijstellingen is dus aanzienlijk (zie kader: Obligaties die zijn vrijgesteld van de voorheffing), maar zal niettemin snel wegkwijnen. Moeten we het daarna stellen zonder “voorheffingvrij papier”? Dat is buiten de verbeelding van de bankiers gerekend.

Allemaal maken ze gewag van een aantal mogelijke pistes. De weerslag van de voorheffing kan allereerst al aanzienlijk gedempt worden door te kiezen voor effecten met een laag rendement. Convertibele obligaties bijvoorbeeld. Of obligaties in yen, waarvan de rente in Japan op tien jaar in de buurt van amper 0,6 % ligt, na dekking van het wisselrisico uiteraard. De redenering is duidelijk: door het rendement te verlagen, zal men zich op een of andere wijze wel kunnen herpakken op het vlak van de meerwaarde.

De klikfondsen en de gewaarborgde fondsen vormen een andere denkpiste, benadrukt Kik Schneider, marketingdirecteur van de Banque Générale du Luxembourg (groep Fortis), die in januari een dynamisch klikfonds lanceerde dat belegt in aandelen maar waarbij het beursrisico gedekt is.

De opbrengsten uit swapmechanismen (een financiële techniek die in dit geval de aard van de obligaties wijzigt) vallen normaal gezien niet onder de definitie “inkomsten uit schuldvorderingen”, zegt Laurent de La Mettrie, partner bij het adviesbureau PricewaterhouseCoopers. Dat bevestigt de weg die doorgaans naar voor geschoven wordt om de voorheffing te vermijden: de inkomsten uit klassieke obligaties een ander cachet geven door er afgeleide producten aan toe te voegen zoals swaps, opties, futures enzovoort.

Het is wel zo dat de Belgische spaarder die wars van elke voorheffing is zo’n financiële alchemie niet nodig heeft: de kapitalisatiesicavs in België ontsnappen aan de roerende voorheffing. Voor de Luxemburgse bankiers is de weg wat hun Belgische klanten betreft helemaal uitgestippeld. Het is immers niet voor te stellen dat de Belgische fiscus een product discrimineert dat afkomstig is uit een andere lidstaat van de EU, wanneer die lidstaat niet (langer) beschouwd kan worden als een belastingparadijs, fluisterde men ons schalks toe op het Luxemburgs ministerie van Financiën.

Twee radicale alternatieven

In elk geval bestaan er twee radicalere wegen om aan de voorheffing te ontsnappen. De eerste is uiteraard de levensverzekering van Tak-23 in combinatie met obligatiefondsen. Die formule kent al volop succes in de hoofdstad van het Groothertogdom en lijkt nog een grote toekomst voor zich te hebben (zie kader: Uw patrimonium beheerd door een verzekeraar). Het alternatief is desnoods nog radicaler: de vennootschapsvorm. Een particulier die tot nog toe zijn roerende effecten rechtstreeks aanhield, zou die kunnen overbrengen naar een voor de gelegenheid opgerichte vennootschap.

Een bankier wijst in de richting van een vennootschap met het statuut van de Britse Maagdeneilanden of Panama, die door heel wat tussenpersonen kant-en-klaar kan worden aangeboden aan hun klanten. Zo’n vennootschap moet geen specifieke rekening openen. In de praktijk houdt ze zich op in de schaduw van haar eigenaar, die rechtstreeks toegang heeft tot zijn effectenrekeningen en zijn bankrekening. De kostprijs is bescheiden: gemiddeld 1500 euro, zowel voor de oprichting als voor het jaarlijkse beheer. Inderdaad het overwegen waard, net als het feit dat het hier duidelijk om belastingontduiking gaat.

Luxemburg is niet rouwig

Vergis u niet in al die denkoefeningen tegen de voorheffing. In Luxemburg steekt men weliswaar de vlag niet uit, maar rouwig is men er evenmin. “Onze klanten weten nu waaraan ze zich te houden hebben na zoveel jaren van onzekerheid. Bovendien is het behoud van het bankgeheim voor hen vaak belangrijker dan de voorheffing,” zegt Camille Fohl, lid van het directiecomité van Banque Générale de Luxembourg. “De bank hoeft niet tussenbeide te komen in de bilaterale relatie klant-fiscus,” zo vervolgt hij. Een van zijn confraters gaat nog een stap verder: “Redelijke mensen moeten een belasting op het sparen aanvaarden, net zoals een belasting op arbeid.” Het is duidelijk dat de Luxemburgse banken niet (langer) ten dienste staan van de kleine buitenlandse fraudeurs.

Om te beginnen mikken sommige onder hen actiever op het plaatselijke publiek. Dat doet ook de bank Puilaetco: “We voeren reclame in het Luxemburgs,” zegt gedelegeerd bestuurder Olivier de Jamblinne de Meux. Hij is trouwens niet de enige die lonkt naar de aanzienlijke – geëxpatrieerde – Luxemburgse kapitalen. De meesten zien het akkoord van januari als een signaal voor een nieuwe start. Er zal weliswaar nog wel enige tijd overheen gaan voor het etiket “belastingparadijs” ook psychologisch aan het Groothertogdom ontnomen zal worden. Maar in rechte is dat nu al het geval, zingen de bankiers en verzekeraars in koor. “Luxemburg heeft zijn maagdelijkheid herwonnen,” zo luidt het oordeel binnen de directie van Dexia-BIL, “en dat zal ons toelaten om in het vervolg onze producten veel makkelijker te doen aanvaarden in het buitenland.” Dirk Billemon, directeur-generaal van Fortis Luxembourg Assurances: “Voor ons was 21 januari een hele opluchting, want onze verzekeringsproducten worden eindelijk op gelijke voet geplaatst met de andere. Het is nu aan ons om tot actie over te gaan.”

Actie? Zeg maar de aanval. De Luxemburgse wetgever is er het snelst bij om Europese richtlijnen over te nemen, zodat dit financiële centrum ook het eerste is om producten met een Europees paspoort aan te bieden. We zien dat vandaag al met de beleggingsfondsen, een domein waarin Luxemburg de Europese nummer één is. In de toekomst zullen we hetzelfde zien met onder meer de pensioenfondsen.

Door de voorheffing te aanvaarden, keert Luxemburg nu zijn verleden categorisch de rug toe. Over tien jaar zal het land helemaal het tegenovergestelde zijn van nu. Als men aan de oevers van de Pétrusse geen donder geeft om de voorheffing, om de uitdrukking van daarstraks nog eens te gebruiken, dan is dat omdat men ook steeds minder geeft om de kleine spaarder die koste wat het wil aan de voorheffing wil ontsnappen. De hoofdstad van het Groothertogdom lonkt al een hele tijd naar klanten met een meer ambitieuze visie op hun patrimonium. En zelf heeft Luxemburg ook een meer ambitieuze visie op zijn toekomst.

Guy Legrand

Tip 1

Kies voor effecten met een laag rendement, zoals convertibele obligaties of obligaties in yen.

Tip 2

Beleg in klikfondsen en gewaarborgde fondsen.

Tip 3

Onderschrijf een levensverzekering van Tak-23 in combinatie met obligatiefondsen.

Tip 4

Breng uw roerende effecten over naar een vennootschap.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content