Lucht.

“Zijn jullie ook allemaal lucht, mijnheer?” zo klampte ooit een bezorgde huismoeder Stijn Bijnens (34) aan in de winkel. Uiterlijk bleef de chief executive officer (CEO) van Ubizen er erg stoïcijns bij. Maar de acute angstdroom van elke dotcomheld – namelijk: virtueel failliet gaan of opgaan in rook – moet voor hem een continue bezorgdheid zijn geweest. De ironie van het lot wil dat het beursgenoteerde Ubizen straks misschien niet langer bestaat omdat een Angelsaksisch technologiefonds tastbare waarde in het bedrijf heeft gezien.

De piepjonge wiskundeknobbel en entrepreneur Bijnens was in de jaren negentig een kleine mythe. Zijn bedrijf stond symbool voor hét economische experiment: uit het niets een firma creëren van 620 werknemers (nu nog 350) met bits, bytes en beurskapitaal als grondstof. Een boîte met een eigen identiteit en veel branie, die eruit durfde te springen: het perfecte antidotum – zo bleek – voor de ietwat verloederde klassieke economie. En in zijn kielzog trok de pionier tal van hippe, jonge en gewaagde ondernemers mee.

De biotoop waarin Ubizen toen gedijde, vertoont opvallend veel gelijkenissen met de microkosmos van Belgiës meest trendy winkelstraten vandaag (zie blz. 40). Ook die plekken, zo stelt Trends-medewerker Veerle Windels vast, zijn in zekere zin een mythe. Op de gevestigde Brusselse assen zoals de Louiza- of Waterloolaan komen volop shoppers en rinkelt de kassa, niet zo in de Antoine Dansaertstraat. Daar doen passanten eerder aan vensterwinkelen. Sterker nog: een aantal commerciële labels schuwt de plek omdat ze er hun publiek niet vinden. En net daardoor – een intrigerende paradox – zijn die wijken een magneet voor beginnende ontwerpers en jong artistiek talent.

“Wie geen eigen identiteit uitstraalt, gaat er na een tijd resoluut uit. Wie wil overleven, moet er een beetje uitspringen,” zo vat juweelontwerpster Christa Reniers de lokale marktwet samen. Ondernemen is er niet voor doetjes; economische wispelturigheid is er dagelijkse kost. Maar dit hoeft niet afremmend te werken. “Er bestaat ook zoiets als durf,” hoor je er uit de mond van hoedenmaker Christophe Coppens. Het klinkt inspirerend in deze economisch donkere tijden. De Dansaertstraat in Brussel, de Nationalestraat in Antwerpen en de Kortedagsteeg-Walpoortstraat in Gent zijn uitgegroeid tot broeiplaatsen van durf, innovatie en creatieve destructie waar een economisch denker zoals Schumpeter zijn hartje had kunnen ophalen.

Stedelijke ondernemers in mode, juwelen, wijnbars, design, brasserieën en kapsalons zijn vandaag – net zoals Ubizen & co. toen – de virtuele opvolgers en erfgenamen van de kleermakers, slagers, touwslagers, pouliers en kruideniers van weleer. Zij pompen zuurstof (jawel, lucht!) in bijna terminale stadswijken. Zij pionieren, groeien en gaan daarna over de kop.

Maar in hun kielzog draait de molen van de gevestigde economie verder: grootwarenhuizen à la City Delhaize, hotelketens zoals Mariott of Hilton en vastgoedmakelaars of promotoren zoals Bouwonderneming Vooruitzicht nestelen zich op en rond deze leefassen.

Vorig jaar had Stijn Bijnens op zijn nachtkastje de klepper Principles of Corporate Finance van Richard Brealey en Stewart Myers liggen. “Een must voor elke CEO,” gaf hij toen als tip mee aan onze lezers. “Er is te weinig aandacht voor een goede balans en het onder controle houden van het bedrijfskapitaal. Basisbeginselen die al te vaak worden vergeten.” Het toont aan hoe de Ubizen-topman erover waakte dat de lucht die velen hem verweten te maken, steeds tastbaar of vatbaar bleef.

Het zou spijtig zijn als hij of zijn gelijken straks van het economische toneel zouden moeten verdwijnen.

Piet Depuydt

De Dansaertstraat (Brussel), Nationalestraat (Antwerpen) en Kortedagsteeg (Gent) zijn uitgegroeid tot broeiplaatsen van durf, innovatie en creatieve destructie waar zelfs een economisch denker zoals Schumpeter zijn hartje had kunnen ophalen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content