Lopen gemeenten belasting mis?

Verschillende steden en gemeenten zitten serieus in de knoei met hun aanvullende gemeentebelasting.

Steden en gemeenten mogen bovenop het bedrag van de personenbelasting een aanvullende gemeentebelasting heffen. Die schommelt in de meeste gevallen tussen ongeveer 6 en 8 %. Met hier en daar een paar uitschieters. Zo zijn er bijvoorbeeld enkele Limburgse gemeenten die 9 % heffen. En in de kustgemeente Knokke-Heist bedraagt het tarief van de aanvullende gemeentebelasting nog altijd 0 %.

Een aanvullende gemeentebelasting van bijvoorbeeld 8 % betekent dat per schijf van 100 euro personenbelasting 8 euro aanvullende gemeentebelasting moet worden neergeteld. Voor een welverdienende medeburger die bijvoorbeeld 100.000 euro personenbelasting moet betalen, gaat het om een bijkomende belasting van 8000 euro per jaar. Daar kan je al een wagentje mee kopen.

De hoogte van de aanvullende gemeentebelasting verklaart allicht waarom veel belastingplichtigen het vergrootglas tegenwoordig niet enkel richten op de personenbelasting die zij verschuldigd zijn, maar ook op de aanvullende gemeentebelasting die daar bovenop moet worden betaald. Het gevolg is dat tegenwoordig opvallend veel betwistingen voor de rechtbank belanden. De klachten komen meestal te voorschijn zodra een gemeente beslist het tarief van de aanvullende gemeentebelasting te verhogen.

Aanslagjaar. Het probleem is technisch van aard. De heffing van de personenbelasting wordt vastgeknoopt aan een bepaald aanslagjaar. Normaal gezien valt het aanslagjaar in de personenbelasting samen met het kalenderjaar dat op het inkomstenjaar volgt. Zo zijn de inkomsten van het kalenderjaar 2006 verbonden aan het aanslagjaar 2007. De aangifteformulieren die begin juli moesten worden ingediend, hebben betrekking op het aanslagjaar 2007. Zij vermelden de inkomsten van het jaar 2006.

Op het gebied van de inkomstenbelastingen geldt het zogenaamde ‘eenjarigheidsbeginsel’. Dit betekent dat over de toepassing van de belastingwet elk jaar opnieuw moet worden gestemd, en dat de belastingwet in principe ook maar een jaar geldig blijft. Uit deze regel volgt niet dat het hele arsenaal aan belastingwetten jaarlijks opnieuw moet worden goedgekeurd. Wel, dat de wetgever aan de uitvoerende macht elk jaar opnieuw machtiging moet geven om belasting te heffen op basis van de bestaande belastingwetten. Die machtiging moet tijdig worden verleend. Anders komt de belastingheffing in gevaar. Die machtiging wordt normaal gezien gegeven in de jaarlijks weerkerende ‘financiewet’.

Dienstjaar. Op het gebied van de lokale belastingen is het ‘eenjarigheidsbeginsel’ ook van toepassing. Dit betekent dat het stads- of gemeentebestuur zich jaarlijks moet buigen over de gemeentebelastingen die verschuldigd zijn. Wil een stad of gemeente het tarief van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting verhogen, dan moet zij dit tijdig doen.

Het probleem is dat men op het lokale niveau niet spreekt in termen van ‘aanslagjaren’. Op gemeentelijk niveau heeft men het over financiële ‘dienstjaren’. Een dergelijk dienstjaar valt samen met het overeenstemmende ‘burgerlijk’ jaar. Tot een ‘dienstjaar’ behoren de belastingen die de gemeente voor dat jaar verkrijgt, ook als de effectieve inning pas later gebeurt.

De vraag is nu, hoe deze notie ‘dienstjaar’ op gemeentelijk niveau te rijmen valt met de notie ‘aanslagjaar’ die men voor de toepassing van de inkomstenbelastingen op federaal niveau hanteert.

Stel dat een gemeente in februari van dit jaar (2007) beslist het tarief van de aanvullende gemeentebelasting te verhogen. De vraag is dan vanaf wanneer deze verhoging van toepassing is. De gemeente neemt haar beslissing in het voorbeeld voor het ‘dienstjaar’ 2007. Volgt hieruit dat deze verhoging voor de toepassing van de personenbelasting ook al geldt voor het ‘aanslagjaar’ 2007? Of gaat de verhoging pas in vanaf het daaropvolgende aanslagjaar 2008?

Daarover lopen de meningen uiteen. Verschillende belastingplichtigen hebben de discussie voor de rechtbank gebracht, in een poging om voorlopig aan de verhoging van het tarief te ontsnappen. Sommigen hopen zelfs volledig aan de aanvullende gemeentebelasting te ontsnappen. Hun redenering: een aanvullende gemeentebelasting die pas na afloop van het inkomstenjaar wordt vastgesteld, kan nooit op de inkomsten van dat jaar van toepassing zijn. Geen aanvullende belasting dus.

De rechtspraak is verdeeld. Sommige rechtbanken gaven de gemeenten gelijk. Andere rechtbanken volgden de redenering van de belastingplichtige. Belangrijk is dat het Hof van Beroep in Bergen zich enkele maanden geleden achter de opinie heeft geschaard dat een gemeentelijk reglement inzake aanvullende belasting op de personenbelasting, slechts op de inkomsten van een bepaald jaar van toepassing kan zijn, als het ook vóór afloop van dat inkomstenjaar goedgekeurd is.

Verschillende gemeenten dreigen hiermee een deel van hun belastinginkomsten kwijt te spelen. De aftredende minister van Financiën beloofde een oplossing. Uitkijken wat zijn opvolger daarvan maakt.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content