Levende monumenten

Waar Brabant trots op is… We bedoelen niet onze eerste minister, wel onze ‘koudbloeden’, de laatste afstammelingen van de ooit zo begeerde Belgische trekpaarden. Eens waren ze een onmisbare toeverlaat voor de mens : in land- en bosbouw, in de haven en de mijnen. Nu is het boerenpaard een paradepaard geworden.

TEKST : HENK VAN NIEUWENHOVE / FOTO’S : ERIK TANGHE

Ze heet Nora van Nieuwenhove. Afgezien van de kleine v in haar naam, had ze mijn dochter kunnen zijn. Maar de echte vader is Arco van de Schaijksehoek (ook al met kleine v). Geen gewoon volk dus. Nora werd in februari uitgeroepen tot nationaal kampioene, Miss België zeg maar. De schoonste van vijftien merries die naar de titel dongen. “De mooi gelijnde en rastypische Nora was frisser en vlotter dan de zes jaar oudere maar nog goed bewaarde Agricole“, meldt de driemaandelijkse nieuwsbrief van de Vereniging voor het Bevorderen van het Belgisch Trekpaard vzw, die voorgezeten wordt door Gaston Geens. Nora van Nieuwenhove is vier jaar jong en komt uit de stal Versyck in Lissewege. De namen van de paarden zijn als gedichten : Sandra van ‘t Goed der Kaeksmete of Kermesse du Malpaix bijvoorbeeld. Ook de hengsten klinken als klokken : Dorus d’ Opbrakel of Ensor d’ Elewijt. Dit weze duidelijk : deze afstammelingen van de equus caballus zijn edele paarden.

Het is nochtans droevig gesteld geweest met onze Belgische trekpaarden. Eens waren ze de trots van de natie, symbool voor de werkkracht van een volk. Rond de eeuwwisseling en ook na de Eerste Wereldoorlog kenden de Nationale Prijskampen van het Belgisch Trekpaard een enorme belangstelling. De koninklijke familie en buitenlandse vorstenparen waren vaak op de manifestatie aanwezig. Ook de adel liet zich niet onbetuigd. Graaf de Liedekerke, Prins de Mérode Westerloo en Ridder Hynderick de Theulegoet speelden een vooraanstaande rol in de Koninklijke Maatschappij het Belgisch Trekpaard. Maar dé sterren waren de ‘prijsbeesten’ : wereldkampioen Rève d’ Or bijvoorbeeld, of Espoir de Quaregnon, die in 1929 voor 1 miljoen frank een enorm bedrag in die tijd van eigenaar verwisselde. De dekprijzen liepen soms op tot 10.000 frank. Ter vergelijking : een arbeider verdiende 25 frank per uur. Het Belgische trekpaard was het sterkste in zijn soort en tienduizenden (tot 35.000 per jaar, vlak voor de Eerste Wereldoorlog) werden uitgevoerd naar vele Europese landen en zelfs naar de Verenigde Staten, waar nog steeds fokkerijen van The Belgians bestaan, die echter niet meer de kwaliteiten hebben van hun voorzaten. In 1991 werd zelfs het boek A century of Belgian Horses in America van Maurice Telleen over de plas uitgegeven. Dit op een moment dat het aantal trekpaarden in de diverse landen schrikbarend afnam. Een evolutie die werd geschraagd door de opkomst van de tractors en vrachtwagens. De jongste jaren is de situatie weer wat verbeterd door de inspanningen van kasteelheren, industriëlen, ‘landschapsantiquairs’ en brouwers om dit onderdeel van ons nationaal patrimonium te redden : een vorm van monumentenzorg zou je het kunnen noemen. In 1961 bedroeg het aantal goedgekeurde fokhengsten nog 428, nu amper nog 75. Maar het aantal in het stamboek geregistreerde veulens, dat in 1988 met 450 een dieptepunt bereikte, is er weer op vooruitgegaan tot 950 per jaar. Wat allicht in grote mate te danken is aan de geboortepremie van 5000 frank, die de Vlaamse Gemeenschap schenkt.

Niet gering in die mentaliteitsverandering is het aandeel van de familiebrouwerij Palm in Steenhuffel. Jan Toye en Alfred Van Roy hebben het Belgische trekpaard sedert 1975 als image de marque in hun vaandel opgenomen. “Brouwers hebben altijd iets met paarden gehad”, zegt pr-man Peter Buelens. “Bovendien heeft de vos precies de kleur van het amber van ons bier en komt ook de geaardheid van beiden overeen : zacht en karaktervol. Het is een perfecte link, die het nog steeds doet.” Het is niet bij woorden of slogans gebleven. De brouwerij kocht voor enkele jaren het nabijgelegen gravenkasteel Diepensteyn, waarvan de geschiedenis zeven eeuwen teruggaat. Het kasteel, dat een ruïne was, werd weer zorgvuldig opgebouwd naar oude gravures en doet nu dienst als expositie- en receptieruimte. Er werden vijvers aangelegd voor de waterzuivering en -bevoorrading van de brouwerij. En er werden luxueuze (vijf sterren-)paardenstallen gebouwd die bevolkt werden met de mooiste stamboekpaarden. Momenteel zijn er in Diepensteyn 14 paarden (die u kent vanop de affiches). De stoeterij zal geleidelijk aan tot 25 exemplaren worden uitgebreid. Vorig jaar werden vier veulens geboren, waarvan er jammer genoeg twee zijn gestorven. Eentje werd dood geboren, een ander stierf in de wei na het eten van een stuk verdwaald plastiek. Nu zijn alweer vier merries de dagen van hun elf maanden dracht aan het aftellen. Belangrijk om weten is dat de dieren niet via kunstmatige inseminatie bevrucht worden, maar dat de natuur zijn werk doet. Voor de aanstaande moeders werden twee materniteitsstallen ingericht, waar ze in de allerbeste omstandigheden hun tijd kunnen afwachten. Wanneer het bijna zover is, wordt een soort alarmsysteem rond hun romp bevestigd, dat de stalmeester opbiept, wanneer de merrie gaat liggen. Bovendien worden de materniteitsstallen bewaakt door camera’s zodat hij elke beweging van de paarden thuis kan volgen. Vorig jaar werd het geduld van de stalmeester behoorlijk op de proef gesteld, toen een van de merries liefst een maand over tijd beviel…

Ten tijde van Julius Caesar fokten de Trevieren in de huidige provincie Luxemburg het onvermoeibare Ardense ras, terwijl in de Middeleeuwen en wellicht ook vroeger, in het vlakke Vlaanderen grote en sterke paarden gebruikt werden. Tot die vaststelling komt Robert Piessens, professor wiskunde aan de KU Leuven. Wanneer de Oostenrijkse bezetters in de 18de eeuw een beweeglijker ras nodig hadden om voor hun koetsen te spannen en met vreemde warmbloedhengsten gingen fokken, was dat tot mislukken gedoemd omdat die hengsten “onbequaem tot het bespringhen der meirien” waren. Zodat de boeren weer ongestoord hun zware paarden konden fokken en verder perfectioneren. In de 19de eeuw maakte men onderscheid tussen het Vlaamse, het Ardenner en het Brabantse ras. Het Vlaamse ras was niet sterk genoeg en verdween, terwijl het Ardenner en Brabantse ras werden gekruist, zodat men voortaan van het Belgisch trekpaard spreekt. Deze trekkers behoren tot de categorie van de koudbloedpaarden, wat niets met temperatuur, maar alles met temperament te maken heeft. Warmbloeden zijn hevig, staan te trappelen ; koudbloeden kuieren rustig in de wei. Binnen deze categorie onderscheidt men verschillende soorten volgens kleur : vos en vosschimmel, zwart en blauwschimmel, bruin en bruinschimmel, en tenslotte de witte appelschimmel, die in de drie basiskleuren voorkomt. “Van deze laatste zijn er nog slechts enkele te vinden”, zegt prof. Robert Piessens. “We moeten helaas vaststellen dat dit genetisch kenmerk aan het verdwijnen is. Meest algemeen zijn de bruinschimmels, wat alles te maken heeft met een superhengst in de jaren ’20 die een enorme invloed op de fokkerij heeft gehad. De vos was voor enkele jaren ook heel zeldzaam, maar doet het nu wat beter, dankzij een brouwerij. Het moeilijkst vind je nu het zwarte trekpaard. Maar het is verheugend dat er steeds meer vraag komt naar die zeldzame variëteiten.”

Hoeveel trekpaarden zijn er nog in ons land ? Een moeilijke vraag waar zelfs insiders uiteenlopende cijfers over geven. Robert Piessens rekent voor : “Circa 950 veulens, dat geeft 2000 merries aan 50 procent dekking, 75 goedgekeurde hengsten en naar schatting 1000 veulens van 1 of 2 jaar. Ik hou het op 4000.” Bij de Koninklijke Maatschappij Belgisch Trekpaard is men optimistischer. Voorzitter Maurits Dedobbeleer : “Ik schat het aantal op 10.000. Ons ledenaantal gaat op en af tussen 800 en 1000. Driekwart daarvan is actief in de landbouw. De paarden worden in zeldzame gevallen nog gebruikt als trekker, in de Ardense bossen en in de Vlaamse groenteteelt. Maar de meeste eigenaars zijn liefhebbers.” Beide getuigen zijn het erover eens : “Verheugend is dat het Belgisch trekpaard weer toeneemt in aantal.” Maar zijn 75 hengsten niet te weinig om de soort in stand te kunnen houden ? “Dat zit tegen de limiet aan”, zegt Robert Piessens. “Hoe kleiner de populatie, hoe groter de kans op inteelt. Maar het is hoopgevend dat niet alle hengstenveulens in het slachthuis belanden. Sommige liefhebbers kopen nu ook jonge hengsten.”

Wat kost een Belgisch trekpaard ? Ook hier uiteenlopende cijfers. “Een merrie van de beste kwaliteit of een goedgekeurde hengst haalt 200 à 300.000 frank”, zegt Dedobbeleer. “Een uitzondering zal dicht bij het miljoen halen”, meent Piessens. “Maar de meeste transacties betreffen merrieveulens van gemiddelde kwaliteit. Ik schat hun waarde op 35 à 45.000 frank voor een bruinschimmel ; 60 à 70.000 frank voor een vos, en 80 à 90.000 voor een zwarte. Soms wordt voor een veelbelovend hengstenveulen 150.000 frank geboden. Dat is toch heel wat beter dan de 18 à 20.000 frank die men in het slachthuis krijgt.” Dreigt niet het gevaar dat één ziekte het hele paardenbestand kan uitroeien ? “Paarden zijn sterk, ziektes hebben weinig vat op hen”, zegt Dedobbeleer. “Er schuilt meer gevaar voor het paard in de ziekte van het geld. Tot voor twee jaar kregen we 2 miljoen frank subsidie van het ministerie van Landbouw. Dat is afgekalfd tot 400.000 frank. Te weinig om de werkingskosten van de vereniging te betalen en de kwekers interessante premies te kunnen bieden op de officiële prijskampen.”

Van 13 tot 28 juli wordt voor de eerste keer de Palm-rally voor Belgische (en Nederlandse) trekpaarden gehouden. De tocht gaat van Brussel naar Amsterdam. Een dertigtal gespannen zal gedurende zestien dagen meer dan 300 kilometer afleggen, en in vele steden en dorpen onderweg parades houden. Onnodig erbij te vermelden dat het amberbier rijkelijk zal vloeien.

Voor informatie over de route van de trekparade Brussel-Amsterdam : tel (050) 39.15.89 of (052) 30.94.81.

Belgische trekpaarden bij het kasteel Diepensteyn in Steenhuffel. Monumentenzorg.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content