Lessen in loslaten

Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

Ze zijn ondernemer geworden omdat ze hun eigen baas wilden zijn. En dan komt hun oude dag in zicht, en het moeilijke moment van machtsoverdracht aan de volgende generatie. Overheid en middenveld willen de massa aan grijzende kmo-bazen voorbereiden op het onvermijdelijke, maar het onderwerp ligt erg gevoelig.

Het Agentschap Ondernemen van de Vlaamse overheid organiseert maandag in Leuven een congres over de opvolging van vergrijzende kmo-bazen. Op zich niks bijzonders, ware het niet dat het congres bedoeld is voor sectorfederaties, en niet voor de vergrijzende ondernemers zelf. Nochtans telt Vlaanderen 83.000 kmo’s met een bedrijfsleider ouder dan 55 jaar. Je zou veel volk verwachten op een congres met zo’n thema.

Juist niet, stelt Patrick Jordens, werkgroepleider Opvolging en Overname bij het Agentschap Ondernemen: “Het is moeilijk ondernemers weg te krijgen uit hun kmo voor een kwestie als deze. Opvolging is nog altijd een taboe. Ondernemers willen er niet mee bezig zijn. Of ze willen niet dat hun omgeving weet dat ze ermee bezig zijn. Om de ondernemers beter te bereiken, schakelen we de sectorfederaties in.” Om een idee te geven: de Week van de bedrijfsoverdracht, de bewustmakingsactie van het Agentschap Ondernemen, telde vorig jaar 1767 deelnemers. De weg naar de 83.000 is nog lang.

De werkgeversorganisaties timmeren mee aan de weg, met infosessies, opleidingspakketten en begeleiding, veelal gesubsidieerd door het Agentschap Ondernemen. Het werk vergt de nodige discretie. “Als we activiteiten rond opvolging organiseren, dan verspreiden we geen deelnemerslijsten”, zegt Jens De Vos van Voka. Hij is manager van de Plato Peterschapsprojecten, waarbij groepjes van vijftien kmo’s ervaringen uitwisselen en leren van experts uit grotere bedrijven. Bij het thema familiale opvolging zag De Vos hoe kmo’s uit de Antwerpse Kempen zich inschreven voor sessies in Oost-Vlaanderen, om toch maar niet betrapt te worden door hun lokaal netwerk.

Vreemd hoe kmo-bazen die dagelijks in de harde realiteit staan, zo moeizaam omgaan met hun oude dag. “Het is aan het verbeteren”, zegt De Vos. “Dat merken we aan de familiecharters, waarin de ondernemersfamilie de opvolging regelt. Tot nog toe was zo’n charter het voorrecht van grote familiebedrijven, zoals Lotus Bakeries. Nu beginnen ook kleine familiale kmo’s eraan.”

Het blijven uitzonderingen. “Vader die als krasse zeventiger de touwtjes stevig in handen houdt, terwijl zijn veertigjarige zoon of dochter al twintig jaar in het bedrijf werkt, maar niks te zeggen heeft: het komt nog altijd voor”, zegt De Vos. “Dat is niet altijd een kwestie van een oude generatie die haar macht niet wil afstaan. Vaak speelt ook een hoop onzekerheid. Wat gaan mijn kinderen met het bedrijf doen? Bij seminaries rond opvolging merken we soms de aanwezigheid van de oude generatie van de ondernemersfamilie, en de afwezigheid van de jonge generatie. Of omgekeerd. Dat betekent dat de generaties er met elkaar niet over spreken, laat staan met hun netwerk.”

Financieel risico

Een andere drempel is het financiële risico. “Soms gaat dat heel ver”, zegt Frederiek De Kimpe, medecoördinator van het Limburgs Platform Familiebedrijven (LPF). “Neem een bedrijf opgericht door twee broers, met elk drie kinderen. Als één kind de zaak wil voortzetten, moet dat de vijf andere kinderen uitkopen. Begin er maar eens aan, als het om een bedrijf van pakweg 200 werknemers gaat. Geen wonder dat veel Vlaamse familiebedrijven door opvolgingskwesties in buitenlandse handen terechtkomen.”

Het Belgische ondernemingsklimaat biedt niet bepaald hulp, vindt De Kimpe. “Bij een aantal ondernemers rijst echt de vraag: loont het bedrijf nog de moeite voor mijn kinderen, of krijgen ze een strop rond hun nek? Het slechte ondernemingsklimaat schrikt niet alleen de ondernemer af, het ontmoedigt net zogoed zijn potentiële opvolgers.”

Wroeten

Kiest de ondernemer voor een verkoop aan derden, dan kan het uitlekken van die beslissing de jarenlange relatie met klanten, leveranciers en medewerkers op het spel zetten. De baas is immers als oprichter ook de ziel van het bedrijf. “Het gaat soms zover dat klanten afhaken, leveranciers plots contante betaling eisen, en goede medewerkers vertrekken”, zegt Stefaan Gillis, voorzitter van de Beroepsvereniging van Overnamebemiddelaars (BVOB). Het wantrouwen is soms terecht, volgens Paul Bertels, bestuurder van BVOB: “Veel overnames worden gefinancierd met schulden. De kasstroom staat in voor de schuldaflossing, zodat er minder overblijft voor investeringen in het bedrijf, dienstverlening aan de klanten, of lonen voor het personeel.”

Vele vergrijzende ondernemers met verkoopplannen dreigen van een kale reis thuis te komen, vooral die van kmo’s met een tot vijf werknemers. “Ik schat dat de helft van hen met onverkoopbare bedrijven zit”, zegt Gillis, in het dagelijkse leven zaakvoerder van overnamebemiddelaar ABM-plus in Kampenhout. “Ofwel werkt hun bedrijf met verouderde technologie, ofwel naderen de medewerkers de pensioenleeftijd, ofwel blijft er zonder de eigenaar niet veel over van het bedrijf: hij had alle kennis, regelde alles, en delegeerde veel te weinig.”

Andere bedrijven hebben na dertig, veertig jaar een groot vermogen opgebouwd, onder meer via de herwaardering van het vastgoed, maar halen te weinig rendement, weet Bertels, partner bij overnamebemiddelaar Acqtion in Zandhoven. “De vrije kasstroom volstaat niet om de overnameprijs terug te verdienen, toch niet in de periode die de banken willen financieren. Banken eisen de afwikkeling van de aandelenoverdracht binnen zeven jaar.”

Ook ambachtelijke bedrijfjes krijgen het moeilijk op de overnamemarkt, volgens Gillis. “Denk aan bakkerijen of kleine drukkerijen. Ze vergen heel wat vakkennis en investeringen, én de baas moet zelf de handen uit de mouwen steken en veel uren kloppen.”

Dat zorgt vaak voor een mismatch tussen kopers en verkopers, volgens Bertels. “Veel verkopers zijn mensen die in de jaren zestig en zeventig met veel gewroet en risico een bedrijf uit de grond gestampt hebben. Dat botst met het profiel van de hedendaagse kandidaat-ondernemer: een hooggeschoolde veertiger en kaderlid van een groot bedrijf. Zo iemand wil niet in de klei wroeten om zijn kost te verdienen. De huidige generatie overnemers is ook risicoavers. Dat is logisch: ondernemen is erg gecompliceerd geworden, en het ondernemingsklimaat is slechter.”

Dreigt een deel van de Vlaamse kmo’s dan gewoon te verdwijnen? “Dat weet ik zo nog niet”, zegt Bertels. “Het resultaat wordt een consolidatie. Je zal gemiddeld grotere ondernemingen zien ontstaan.”

Vlees en bloed

Tot zo’n beloop wil de Vlaamse regering het niet laten komen, daarvoor staat er te veel op het spel. Samen met de kmo’s dreigen een kapitaal aan kennis en een massa jobs verloren te gaan. Van de 83.000 kmo’s met een bedrijfsleider ouder dan 55 jaar, zijn er 29.000 vennootschappen die samen 356.000 voltijdse equivalenten tewerkstellen. “Als die bedrijven ermee ophouden, krijgt de VDAB enorm veel werk”, aldus Jordens.

Begin op tijd met de voorbereiding, is dan ook de centrale boodschap van de bewustmakingsacties van het Agentschap Ondernemen. De overdracht van een bedrijf behelst een lange reeks financiële, juridische, fiscale en emotionele vraagstukken. Jordens: “Hoeveel geld heb ik nodig voor het leven dat ik wil leiden na de overdracht? Moet ik mijn bedrijf verkopen om aan dat bedrag te geraken? Of zal ik het schenken aan mijn kinderen? Als je alle vragen goed wil beantwoorden, moet je er tien jaar voor datum aan beginnen.”

Maar ondernemers blijven mensen van vlees en bloed, zo blijkt uit de onderzoeken van professor Johan Lambrecht, directeur van het Studiecentrum voor Ondernemerschap en Familiebedrijven aan de KU Leuven, campus Brussel. (zie ook kader ‘Het bedrijf gaat kapot’) Er zijn enerzijds de monarchen, die zich met allerlei voorwendsels aan de macht vastklampen, en de generaals, die na hun exit blijven azen op een terugkeer. Anderzijds zijn er de ambassadeurs, die de overdracht tijdig regelen en zich verzoenen met een rol als adviseur. Maar er zijn ook ondernemers die niet aan de verleiding kunnen weerstaan en zich opnieuw bemoeien met het dagelijks management, zodat hun opvolgers geen legitimiteit opbouwen bij werknemers en klanten.Het idee dat het bedrijf tot elke prijs in familiale handen moet blijven, ebt volgens Lambrecht gelukkig weg. “Tien jaar geleden gold de verkoop van het familiebedrijf als een mislukking, nu durven families de zaken vanop afstand te bekijken. Voor een aantal families is het voortbestaan van het familiale fortuin de eerste zorg. Eventueel verkopen zij het bedrijf en beleggen dan de opbrengst. Andere families willen vooral hun ondernemersgeest intact houden, en investeren de opbrengst van de verkoop in participaties in andere bedrijven. Nog andere families houden het bedrijf, maar stellen een externe manager aan.”

Een grote zorg van Lambrecht is de opleiding van de erfgenamen. “De meeste families vinden het vanzelfsprekend dat de dagelijkse leiding van het familiebedrijf in handen komt van bekwame en gemotiveerde opvolgers. Veel meer werk is er aan de bekwaamheid van de familiale eigenaars of aandeelhouders. Zij moeten bijvoorbeeld de jaarrekening juist kunnen interpreteren, of beslissen over de uitkering van een dividend. Zoals de Amerikaanse tycoon Cornelius Vanderbilt zei op zijn sterfbed: ‘Elke dwaas kan een fortuin stichten, maar je moet geniaal zijn om het bijeen te houden. ‘”

JOZEF VANGELDER

“Ik schat dat de helft van de kmo-eigenaars met onverkoopbare bedrijven zit” Stefaan Gillis

“Opvolging is nog altijd een taboe. Ondernemers willen er niet mee bezig zijn. Of ze willen niet dat hun omgeving weet dat ze ermee bezig zijn” Patrick Jordens

“Tien jaar geleden gold de verkoop van het familiebedrijf als een mislukking, nu durven families de zaken vanop afstand te bekijken” Johan Lambrecht

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content