La Belgique à papa is niet meer

Het oude Fortis is dood. In zijn zog verdwijnt ook het francofone establishment rond Etienne Davignon en Maurice Lippens. Neemt een elite van Vlaamse ondernemers het roer over van La Belgique à papa? En wie zijn dat dan wel?

Wat er de komende weken en maanden ook nog gebeurt na de ‘historische’ aandeelhoudersvergadering van vorige week, een ding is duidelijk: het oude Fortis is dood. Dood en begraven. “Dit gaat om zoveel meer dan een bedrijf dat andere aandeelhouders krijgt”, benadrukt Jean-Pierre Blumberg van Linklaters, het advocatenkantoor dat Fortis assisteert. “Met het oude Fortis verdwijnt ook een netwerk van bestuurders, familiale verbanden, bankiers, advocaten en adviseurs. De positie van een hele generatie topbeslissers wankelt. Met hen stopt een bepaalde manier van werken, la Belgique à papa.”

Dat is ook de vaststelling van zijn voorganger aan de top van het advocatenkantoor, Jean-Pierre De Bandt. “De elite rond een tiental bedrijfsleiders en families heeft jarenlang gefunctioneerd in de Belgische context”, zegt de stichter van de door tegenstanders als unitaristisch bestempelde Coudenberggroep. “In belangrijke economische dossiers, zoals de fusie van de Generale Bank met Fortis of de redding van Sabena, kon dit establishment zijn stempel doordrukken (zie kader Gedoemd om te mislukken). Die manier van werken, gebaseerd op ‘ons kent ons’, is echter voorbijgestreefd.”

Oppermachtig

Wie behoorde eigenlijk tot dit establishment? Filip Vandenbroeke (KU- Leuven) woog de mandaten van de Belgische topbedrijven anno 1992. Hij tekende twee machtscentra uit: een rond de Generale Maatschappij en een rond Groep Brussel Lambert, beide gelieerd met Franse ondernemingen (Suez en Paribas). GBL-topman Albert Frère was een onbetwiste machtsfactor in het Belgische bedrijfsleven, maar behoorde ook toen al eerder tot het Franse establishment. Hij had belangrijke bedrijven, zoals Royale Belge en Petrofina, al verkocht. De topmandatarissen van de ‘SA Franco-Belge’ waren toen Etienne Davignon (Generale), Maurice Lippens (Fortis) en Philippe Bodson (Tractebel).

Gimv-voorzitter Herman Daems. “De kracht van gewezen Europees commissaris Davignon is zijn kennis van het wereldtoneel. Hij is incontournable voor wie internationale relaties wil opbouwen in de politiek en het bedrijfsleven. Geen enkele Vlaamse ondernemer heeft een gelijkaardig netwerk. Spijtig genoeg.”

Een gewezen medewerker: “Davignons toegang tot de Bilderberggroep is uniek. Op cruciale momenten nam hij mensen als KBC-voorzitter Jan Huyghebaert of prins Filip mee naar deze selecte internationale club van politici en topbedrijfsleiders. Ze konden er enkel aanwezig zijn als hij het toeliet. Dat laat sporen na.”

Davignon werd geflankeerd door het zeer dynamische viertal Lippens, Bodson, Marc Blanpain (een telg van de familie Solvay) en John Goossens (de inmiddels overleden Belgacom-topman). Dit kransje gewezen studiegenoten rond Lippens dineerde elke week samen. In hun netwerk opereerden ook andere vertegenwoordigers van de oude financiële adel, zoals Yves Boël (Sofina, Solvay), Daniël Janssen (idem) en gewezen UCB-voorzitter Georges Jacobs.

“Het trio Davignon-Lippens-Bodson waande zich oppermachtig”, zegt een ex-Fortis-bestuurder. “Het liep de spuigaten uit. Zo verklaarde Lippens op de raad van beheer van Fortis dat Bodson als onafhankelijk bestuurder werd aangetrokken, omdat nota bene – ik citeer – ‘ zijn goede vriend’ zoveel kwaliteiten had. In feite had Lippens het rijk voor zich alleen.”

Vlamingen niet gewenst

Uit de studie blijkt ook dat er aan het begin van de jaren negentig van de twintig topbestuurders slechts vier Vlamingen waren: Philippe Saverys (CMB), André Leysen (Cobepa), Jacques Coppens (Tractebel) en Lippens. Advocaat De Bandt: “Het oude Belgische, vooral Franstalige, establishment is een vriendenkring, die elkaar over en weer mandaten toespeelt omdat men elkaar nu eenmaal vertrouwt. Het is allemaal een beetje van hetzelfde. Ze gaan jagen, golfen en zien elkaar in de bestuurskamer. Heel wat Vlamingen deden pogingen om in die structuur binnen te wringen, soms hopend op een adellijke titel.”

“Een indrukwekkend legioen Vlamingen werd opgenomen en prompt verfranst door het Brusselse establishment”, zegt Fred Chaffart, gewezen topman van de Generale Bank (nu Fortis Bank). “Aan het einde van de jaren tachtig werden Vlamingen mondiger, maar toen was het te laat. De Generale was voltooid verleden tijd. Ik blijf het jammer vinden dat de Vlaamse financiële groepen er niet in geslaagd zijn om tijdens de overnamestrijd tussen Carlo De Benedetti en Suez een positie te verwerven in de Generale. Achteraf gezien bleek de operatie immers zeer rendabel. Het Vlaamse kapitaal heeft toen de boot gemist.”

Het had anders kunnen verlopen, meent Frans Crols, de gewezen hoofdredacteur van Trends, die als eerste diepgaande en kritische analyses schreef over het Franco-Belgische establishment. Hij wijst erop dat de Société Générale sinds haar stichting in 1822 aanvankelijk werd geleid door een meritocratisch ingestelde elite, die zichzelf permanent vernieuwde met bekwame nieuwelingen uit de universiteit (Solvay). “De Generale maakte een fatale fout, door te laat in te zien dat ze ook voor topfuncties moest rekruteren bij de culturele meerderheid van dit land.”

Vlaamse recuperatie te laat

Crols wijst erop dat Davignon dit wel begreep. Hij gaf meer ruimte aan de Vlamingen, zoals Bob Stouthuysen (Janssen Pharmaceutica) en Paul De Keersmaeker (gewezen staatssecretaris van Europese Zaken, CD&V). “Maar het kalf was al verdronken”, redeneert Crols. “Bovendien bleef een kern van bestuurders gekant tegen deze evolutie. Hoe kan het anders dat in die periode bij Tractebel twee van de twaalf bestuurders Vlamingen waren? Was Davignon vijf jaar vroeger met deze operatie gestart, dan hadden briljante Vlamingen zoals zakenadvocaat Hugo Schiltz (Volksunie) het bedrijf een maatschappelijk draagvlak kunnen geven in Vlaanderen. Door outsiders te weren, heeft het Franstalige establishment zichzelf de das omgedaan.”

De Bandt: “Vlaamse ondernemers bouwden als tegenreactie hun eigen netwerk op. Ten noorden van de taalgrens ontstond een totaal andere bedrijfswereld met een eigen referentiekader.” Ook Paul Buysse, voorzitter van Bekaert, stelt vast dat het Franstalige establishment zich niet aanpaste aan de realiteit dat het economische zwaartepunt naar Vlaanderen verschoof. “Er is nu eenmaal een andere dynamiek ten noorden van de taalgrens”, aldus de baron. “Het Vlaamse zakenleven is ook wereldser. Kijk hoe premier Herman Van Rompuy en minister-president Kris Peeters, omringd door een schare vooral Vlaamse zakenlui, ons land weer op de kaart zetten in Davos. Geen poeha, geen franjes, maar zakelijk en pragmatisch tonen toonden ze de Vlaamse dynamiek. Ondernemers appreciëren dat en opteren, zonder vlaggengezwaai of retoriek, voor meer Vlaamse bevoegdheden om zo het eigen huishouden aan te passen aan de noden van deze tijd.”

Gewezen Vlaams minister-president Luc Van den Brande (CD&V) merkt op: “Vlaamse ondernemers hadden zich best wat assertiever mogen opstellen tegenover het Frans-Belgische establishment. Ik merkte bijvoorbeeld dat flinke zakenlui een initiatief als Telenet niet steunden omdat de gevestigde belangen rond Belgacom, Tractebel en co het als een aanval beschouwden. Ook vandaag stel ik vast dat dezelfde lui die om vijf uur vergaderen bij Voka elkaar ‘s avonds als bestuurder ontmoeten op de receptie van het VBO. Veel Vlaamse ondernemers zijn verburgerlijkt en durven hun nek niet uit te steken, maatschappelijk en – zo vrees ik soms – evenmin met hun bedrijf.”

Subtiele lobby

Van den Brande botste wel eens met het netwerk rond de Generale: “De beslagen heren rond Lippens en Davignon meenden het goed, maar deden business as historical. Ze vormden de république des camarades in het Koninkrijk België. Ze hadden veel macht, en speelden die ook uit tegen Vlaamse initiatieven. Iemand als Davignon zou nooit een politicus publiek de mantel uitvegen. Dat deden zijn relaties wel. Die spraken dan van verborgen agenda’s en verdoken separatistische bedoelingen. De subtiele lobby in de coulissen van de macht was zeer efficiënt.”

De laatste keer dat de lobby zich liet gelden, was bij de redding van de belangrijkste activiteiten van Sabena. Lippens en Davignon haalden in 2001 180 miljoen op bij Dexia, Electrabel, Exmar, Fortis, ING, KBC, P&V, Petrofina, Rossel, Solvay, Suez-Tractebel, UCB en Umicore. “Iets dat me vandaag niet meer mogelijk lijkt”, meent Luc Bertrand, CEO van Ackermans & van Haaren.

Toenmalig Sabena-voorzitter Fred Chaffart getuigt: “Guy Verhofstadt en zijn kabinetschef Luc Coene vroegen me een kapitaalronde te doen bij de banken om Sabena te redden. Ik kreeg overal nul op het rekest, want ze hadden er al genoeg geld aan verloren. Tot mijn verbazing slaagden Davignon en Lippens, ook door Verhofstadt ingeschakeld, er wel in. Later vernam ik dat de bedrijven een deal met de fiscale administratie over de zogenaamde FBB-constructies kregen aangeboden. Tja, dat argument zat natuurlijk niet in mijn onderhandelingspakket.”

Volgens Frans Crols was de oprichting van SN Brussels Airlines de stuiptrekking van een ancien régime. “Wat heeft Franstalig België de voorbije eeuw allemaal niet verloren”, zegt hij. “Eerst Congo en tien jaar later de Franstalige universiteit van Leuven. Dat leidde dan weer tot de splitsing van alle unitaire partijen. Ondertussen werd de Société Générale een bijhuis van Parijs. En nu is dat netwerk ook Fortis kwijt. De generatie van Lippens en Davignon is een generatie van losers, en ze beseffen dat zeer wel. Bovendien staat er geen nieuwe groep klaar om het roer van het Franstalige establishment over te nemen.”

Wissel van de wacht

Dat is ook de vaststelling van Herman Daems: “De vroegere elite is met het verdwijnen van Lippens en Davignon onthoofd, sterft uit. Wat overblijft, is uit elkaar gespeeld. Het natuurlijke convergentiepunt is verdwenen. Die overgang is een goede zaak. Niets is zo erg als macht zonder concurrentie. De cruciale vraag is: wie komt er in de plaats?”

Bertrand vindt het “zeer voorbarig” om het oude netwerk af te schrijven. “Laten we afwachten wat er met Fortis Bank en de verzekeringspoot gebeurt, want er kan een nieuw netwerk groeien. Het is duidelijk dat dit enkel efficiënt kan opereren rond een sterk bedrijf.”

Momenteel heerst er verwarring in het Belgische establishment, stelt gewezen Fortis-CEO Valère Croes vast. “Er blijft weinig over van het vroegere netwerk rond Fortis. Logisch, want de kaarten liggen onduidelijk. Betrokkenen durven geen positie in te nemen, omdat er te weinig zekerheden zijn. De allianties tussen families zijn verbrokkeld. Tijdens deze overgangsperiode is er een vacuüm.”

Jean-Pierre De Bandt vraagt zich af hoe het Paleis dit evalueert. “Heel deze evolutie gaat aan hen voorbij, al was het maar omdat hun onmiddellijke raadgever (kabinetschef Jacques van Ypersele de Strihou, nvdr) in het oude netwerk leeft”, vreest hij. “Er is een wisseling van de wacht en de koninklijke familie is er gewoon niet mee bezig. Toch is dit cruciaal.” “De elite van morgen beslist immers of prins Filip zijn vader kan opvolgen”, voorspelt een aristocraat.

Croes gelooft niet dat de Franstalige elite is uitgespeeld. “Dat netwerk is nog altijd erg krachtig. Sommigen hopen dat de macht van de francofonie voltooid verleden tijd is, maar ze vergissen zich.” Hij verwijst naar de aanwezigheid van de traditionele families in InBev, UCB en Solvay.” Buysse: “Maar ze zijn meer low profile en mijden de maatschappelijke machtscentra.”

Vlaamse elite in de maak

“De vraag naar de opvolging van het Belgische establishment is uiterst relevant. Vlaanderen heeft momenteel te weinig echte leiders om de fakkel over te nemen”, zegt Buysse.

Ook Chaffart ziet weinig Vlaamse ondernemers met voldoende impact. Het oude establishment, met zijn steunpunten in de politiek, de administratie, de loge en zelfs in de vakbonden, is nog niet verdwenen. Er zijn gewoon te weinig Vlaams topondernemingen. Zelfs grotere kmo’s werden de voorbije jaren overgenomen door private-equityfondsen. Wat blijft er over? Bloedarmoede.”

“Het idee van een elite lijkt ook wat achterhaald in de huidige maatschappelijke visie, en dat is onterecht”, meent Bertrand. “Er is nood aan prominente en correcte ondernemers die informatie aandragen aan politici en andere beslissingsnemers. Ze zijn een klankbord om te vermijden dat het beleid vanuit een ivoren toren redeneert. En vice versa.”

De Bandt denkt en hoopt echter dat in Vlaanderen een nieuwe elite opstaat. Hij noemt uitdrukkelijk mensen als Bertrand, Philippe Vlerick (UCO-BIC Carpets) en Piet Van Waeyenberge (De Eik). “Ook iemand als Umicore-topman Thomas Leysen is perfect in staat de fakkel van Lippens en Davignon over te nemen (zie kader Davignon: “Welke generatiewissel?”). Het Vlaamse kapitalisme oogt moderner. Onze ondernemers hebben toch een meer open en professionele manier van aanpakken. Zodra de Vlaamse families de klap van de bankencrisis hebben verwerkt, zullen ze er staan.”

Daems, professor economie (KULeuven), ziet wel een groot verschil: “Het Vlaamse kapitalisme is niet in staat na een tiental telefoontjes een paar miljoen op tafel te leggen voor een project als een nieuwe vliegtuigmaatschappij. De Franstalige elite had geld veil voor grootse projecten. Het Vlaamse establishment werkt zo niet. Er zijn weinig familiale patrons die hun portemonnee kunnen opentrekken voor een doel dat compleet los staat van hun onderneming, als ze dat al zouden willen. De meeste Vlaamse ondernemers rapporteren aan aandeelhouders die ver van het management staan. Dat gebrek aan mondige referentieaandeelhouders, die beslissingen kunnen doordrukken, is trouwens een teer punt van onze ondernemingen. Het Vlaamse netwerk zal alleszins veel minder hecht en beweeglijker zijn dan het Franstalige establishment.” (T)

Door Hans Brockmans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content