Kyoto is geen evangelie

Verhofstadt II zal in de herfst zweet en tranen laten bij de onderhandelingen met de gewesten over de vermindering van de broeikasgasuitstoot. Wallonië schuift de hete aardappel door naar Vlaanderen. Ondertussen liggen de Kyoto-scenario’s in de vuurlijn.

Londen (Groot-Brittannië)

Kunnen twee mensen de ongenaakbaarheid van het International Panel on Climate Change (IPCC) vers8en? Het IPCC bestudeert de opwarming van de aarde door broeikasgassen. Begin 2001 publiceerde het IPCC cijfers die voor de beleidsmakers, milieumilitanten en krantenredacties evangelie werden. Het IPCC schreef: “Wereldwijd zal de gemiddelde temperatuur van het aardoppervlak stijgen met 1,4 % tot 5,8 % in de periode van 1990 tot 2000”. Deze zin werd het uitgangspunt van oeverloze politieke en populistische discussies over de opwarming van de aarde en de tegenmaatregelen.

Het Protocol van Kyoto is een van de dure manieren om de aangekondigde milieuramp te bezweren. Wordt de soep zo heet gegeten als ze wordt opgediend (zie Opinie, blz. 88)? Het IPCC is omzichtig in zijn formulering. De waaier van 1,4 % tot 5,8 % is een projectie, geen voorspelling. De pers verkiest het tweede boven het eerste woord, want het eerste is vager. Bovendien wordt exclusief het hoogste cijfer in de discussie gegooid (5,8 %) en niet de hele waaier.

Het IPCC is niet verantwoordelijk voor wat de pers, Greenpeace en andere milieugroepen doen met zijn cijfers. Het IPCC is wel verantwoordelijk voor het accuraat becijferen van de toekomstscenario’s en hier groeit de kritiek.

Groeiscenario’s worden overschat

David Henderson, oud-hoofdeconoom van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) en Ian Castles, van het National Centre for Development Studies van de Australische Nationale Universiteit en oud-chef van het Australische nationale bureau voor statistiek, strijden vandaag met succes met het IPCC over de cijfers, de methodologie en de experts van de organisatie.

Samenvattend: één, het IPCC hanteert historische wisselkoersen bij de groeiverwachtingen van de bruto binnenlandse producten (BBP’s) en dat is fout. Twee: de groeiscenario’s van de ontwikkelingslanden worden overschat (meer groei beduidt meer broeikasgas). Drie: de ministeries van Economische Zaken van de landen-leden van het IPCC, plus economen en experts in de economische geschiedenis moeten worden betrokken bij de besluitvorming van het IPCC.

Het IPCC laat zware steken vallen en is eenzijdig, stellen Henderson en Castles. Wat het IPCC al of niet beweert, is van fundamenteel belang voor de volgende honderd jaar. En bijvoorbeeld, voor de onderhandelingen tussen Vlaanderen en Wallonië over de kostprijs van Kyoto.

De beste samenvatting van de stellingen en berekeningen van Henderson en Castles is hun geactualiseerde tekst van juni 2003. Deze tekst is een repliek op vijftien auteurs van het IPCC die reageerden op een eerste uitvoerige studie van Henderson en Castles, gepubliceerd in ‘Energy and Environment’ (Volume 14, Numbers 2 and 3). Trends publiceert de tekst van juni integraal op zijn webstek.

De twee economen nemen het Special Report on Emission Scenarios (SRES) van het IPCC als uitgangspunt. Dat SRES-verslag vormt de cijferkundige grondslag voor de vierde evaluatie van het IPCC, tijdens de komende herfst.

De veertig scenario’s van het SRES over de toekomstige groei en de daaruit afgeleide uitstoot van broeikasgassen zijn berekend volgens historische wisselkoersen. Dat staat in tegenstelling tot de internationale praktijk, bijvoorbeeld toegepast door de Verenigde Naties en zijn dochters. Zij hanteren bij internationale vergelijkingen van de groei van landen en toekomstscenario’s de koopkrachtpariteit. De koopkrachtpariteit weerspiegelt op een meer accurate manier de werkelijkheid dan de wisselkoersen. De groeiverschillen tussen de landen zijn kleiner en realistischer met de koopkrachtpariteit dan met de historische wisselkoersen. De koopkracht van een dollar is in Namibië groter dan in de VS.

Wegens – één – de achterhaalde rekenmethode en – twee – de té optimistische verwachtingen over de groei van de landen in ontwikkeling worden de toekomstige BBP’s van deze landen té hoog ingeschat. Daaruit volgt dat ook de broeikasgasuitstoot van de ontwikkelingslanden en de totale broeikasgasevolutie van de wereld worden overdreven.

Dit heeft politieke en economische gevolgen die het alarmisme van het Kyoto Protocol – of wat de pers en de publieke opinie ervan maken – afzwakken. David Henderson zegt aan Trends in Londen: “Zelfs de scenario’s van het IPCC met de laagste cumulatieve uitstoot voor de volgende honderd jaar schatten deze uitstoot té hoog in. De scenario’s van het IPCC houden onvoldoende rekening met de hele waaier van mogelijke ontwikkelingen voor de 21ste eeuw.”

De SRES-scenario’s zijn intellectueel vals, zegt Henderson, en mogen niet als basis worden gebruikt voor de toekomstverwachtingen. Het IPCC mist de tijd om de SRES-cijfers te herbekijken volgens de koopkrachtvergelijking, zegt Henderson, maar een redelijke en pragmatische herziening kan zijn vierde evaluatie correcter maken.

Cijfergegoochel zonder historische basis

Het IPCC ontving van de landen-leden de opdracht om de verwachtingen van de opwarming van de aarde tegen 2100 te berekenen. David Henderson: “De economen kunnen de onzekerheden over wat er in de volgende eeuw zal gebeuren niet uitbannen. Het is trouwens gewaagd om zo ver in de toekomst te kijken en daar beleidsdaden voor nu uit te distilleren. Dat belet hoegenaamd niet dat de berekening van de uitstoot van broeikasgassen op een gezondere statistische basis moet worden gevestigd.”

De irrealiteit van de SRES-veronderstellingen over de groei van de ontwikkelingslanden wordt ook geïllustreerd door projecties begin 2003 op de SRES-webstek. Zelfs voor het scenario van de laagste emissiestandaarden wordt door de SRES-statistici verwacht dat het gemiddelde inkomen van de Zuid-Afrikanen, Turken, Algerijnen, Libiërs en Noord-Koreanen tegen 2100 het inkomen per hoofd van de Amerikanen inhaalt.

Henderson: “Dit is cijfergegoochel zonder historische en maatschappelijke basis. De VS zal niet stilstaan, de genoemde landen zullen sterker groeien maar niet in die mate dat SRES voorspelt. Er moeten meer deskundigen in de economische geschiedenis bij de becijferingen worden ingeschakeld.”

Het IPCC verwaarloost trouwens de vaststellingen die konden worden gemaakt aan het einde van zijn eerste werkperiode: 1990-2000. Henderson: “De conclusies in 2000 wijken voor verschillende aspecten af van de projecties van het IPCC en toch wordt met deze divergenties door de organisatie amper rekening gehouden.”

Frans Crols

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content