KREDIETBANK CONJUNCTUURINDICATOR

De conjunctuurindicator van de Kredietbank is een synthetische indicator van in totaal 9 statistische reeksen, die samen het verloop van de Belgische conjunctuur weergeven. Het betreft de industriële productie, de in- en uitvoer van de Bleu, het elektriciteitsverbruik, het aantal begonnen woningen, de omzet in de kleinhandel, de investeringen, de omzet in de dienstensector en het aantal niet-werkende werkzoekenden. De KB-indicator is een kwantitatieve indicator omdat hij de feitelijke ontwikkeling van de economie weergeeft. Daarmee onderscheidt hij zich van de conjunctuurbarometer van de Nationale Bank, die de stemming in de ondernemingen weergeeft. De conjunctuurindicator van de Oeso bevat zowel stemmings- als kwantitatieve deelindicatoren.

De KB-indicator werd ontworpen in 1972, maar sinds juni 1994 werd hij niet meer gepubliceerd bij gebrek aan gegevens. In 1996 kwam hierin verandering, zodat de KB-indicator opnieuw tot leven werd gewekt. Een an ander werd toegelicht in een recent nummer van “Weekberichten” van de Kredietbank.

De conjunctuurindicator van de Kredietbank bevat gegevens vanaf 1954, wat in België een uniek lange historiek is. Daardoor is hij bijzonder geschikt voor een terugblik op de afgeronde conjunctuurcycli uit het verleden. De interpretatie van de meest recente cijfers van de indicator moet met grote voorzichtigheid gebeuren. Omdat sommige deelreeksen achteroplopen, wordt eerst een voorlopig cijfer gepubliceerd en pas na verloop van een vijftal maanden een volledig cijfer. Ook deze volledige cijfers kunnen nog worden herzien, zolang de conjunctuurcyclus die wordt beschreven nog niet is afgerond. De conjunctuur wordt immers beschreven door het niveau van de groei telkens te vergelijken met de gemiddelde groei van de betrokken conjunctuurcyclus. Die ligt pas vast, wanneer de cyclus is voltooid.

Door de economische groei te vergelijken met het langetermijngemiddelde sluit de KB-conjunctuurindicator beter aan bij een benadering van de conjunctuur in termen van stijgende of dalende “outputgap” (het verschil tussen het gerealiseerde en het op lange termijn houdbare niveau van de productie) dan bij de Amerikaanse benadering van groei versus recessie (stijging versus daling van het niveau van de productie). Ligt de groei boven het gemiddelde, dan stijgt de indicator ; ligt hij lager, dan daalt de indicator. Een stijging van de conjunctuurindicator boven 100 betekent dat de productie boven het potentiële outputniveau stijgt. Er is dan sprake van hoogconjunctuur. De indicator ligt beneden 100 wanneer het outputniveau onder het niveau ligt dat zou zijn bereikt bij een continue groei tegen het langetermijngemiddelde. Er is dan sprake van een “negatieve outputgap” of laagconjunctuur. Het recente verloop van de KB-indicator suggereert dat de Belgische economie zich momenteel in de zone tussen hoog- en laagconjunctuur bevindt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content