KIP OF KREEFT?

Marc Buelens
Marc Buelens Professor-emeritus aan de Vlerick Business School.

Als we met z’n allen op hetzelfde moment kreeft willen eten, dan gaat de prijs van het beestje razendsnel de hoogte in. Dat is nu eenmaal de wet van vraag en aanbod. Merkwaardig toch dat diezelfde wet nog altijd niet geldt voor het drukke ochtend- en avondverkeer. Kortom, waar blijft het rekeningrijden?

Bent u ook nog volop aan het nagenieten van de overheerlijke eindejaarsfeesten? Ongetwijfeld in de vorm van een dieet, een principieel ‘neen’ tegen al wat vet, zoet en lekker is. U weet het, al wat in het leven echt leuk is, is of verboden of doet verdikken.

Toch wil ik even terugkomen op uw eindejaarsfeesten. Wat hebt u uw gasten voorgeschoteld? Kip of kreeft? Vreemde vraag, we bieden toch alleen iets echt lekkers aan, kreeft, en geen ‘gewoon’ eten zoals kip. Zou het kunnen dat we hier twee dingen verwarren? Lekker en goedkoop? Is dat denkbaar? Zou het kunnen dat we wel beweren dat we ‘economisch’ redeneren, maar geen simpele wet van vraag en aanbod kunnen herkennen als die zich onder onze ogen… en in onze mond afspeelt? Schaars is duur en… dus lekker? Dat kan toch niet, wij vinden toch lekker wat heerlijk smaakt, of niet?

Kip en kreeft. Laten we eens beginnen met kreeft. Tot 1870 was kreeft in de Verenigde Staten zo overvloedig aanwezig dat ze rond Boston spotgoedkoop was. Vissers beschouwden het beestje als vangst die opnieuw overboord moest worden gegooid. Kreeften konden tot één meter lang zijn en twintig kilo wegen. Het aanbod was overweldigend. Het was ‘eten voor armelui’, een typisch gerecht voor slaven, gevangenen en wezen. Boeren gebruikten het diertje als goedkope meststof. Huispersoneel onderhandelde met zijn werkgever om kreeft niet meer dan twee of drie keer per week te moeten eten. Toen dit ‘afgedwongen’ was, kon het als een grote overwinning worden beschouwd. Pas vanaf 1870 ontwikkelde zich de conservenindustrie en nog veel later werd het mogelijk de kreeften levend, per trein of per vliegtuig, te vervoeren naar het binnenland. Tot dan bleef de vraag zeer lokaal en zeer beperkt.

En kip? Ik heb heel duidelijke jeugdherinneringen. Kip alleen bij feesten. Later kwam kip uitsluitend ‘s zondags op tafel. Dat was pas een lekkernij. Is dat een selectief geheugen van iemand die (helaas?) nog kan teruggaan in zijn geheugen tot de jaren vijftig? Historisch onderzoek van feestmenu’s heeft aangetoond dat kip wel degelijk op de feesttafel thuishoorde. Ook stripverhalen bieden onverwachte informatie. De moeder van Bolleke (uit Piet Fluwijn en Bolleke) kondigt rond 1955 een groot feest aan: twee soorten wijn, paling in ‘t groen en… gebraden kip met appelmoes! Ik herinner mij ook nog dat vol-au-vent ook al zo’n exclusief gerecht was. Er zat immers, naast de obligate en goedkope balletjes, ook kip in! De Nederlandse naam doet al iets vermoeden: koninginnenhapje. Kip was wel degelijk het ingrediënt van het huwelijksbootje (vol-au-vent) op huwelijksfeesten. Kippen scharrelden wat rond op de mesthoop en werden niet gekweekt om te eten, maar voor de eieren. Er waren geen kippenkwekerijen. Er was geen aanbod. Wel vraag, want kip is lekker.

File en vlot verkeer. Men klaagt zowat in alle bedrijven over het feit dat men zo slecht geïnformeerd is. Waarom? Af en toe vermoedt men dat men iets niet weet. Of een collega weet blijkbaar iets wat jij niet weet. Dat aanbod is dus blijkbaar schaars, dus… zal het wel duur zijn, en dus… belangrijk. Tot ik het dan uiteindelijk ook weet, en dan haal ik eens mijn schouders op: ‘Is het dat maar?’.

We willen met zijn allen op hetzelfde moment op dezelfde plaats zijn: Brussel, Amsterdam Parijs of Londen, 8.30 uur. En we willen daar allemaal dezelfde prijs (namelijk ‘gratis’) voor betalen. Nochtans is de vraag heel groot en het aanbod heel klein. Gevolg: files. Zeer democratisch, dat wel. Iedereen betaalt evenveel: laten we zeggen 40 euro wachttijd. Een schande, natuurlijk, waarom betalen de rijken niet meer dan de armen? Waarom betaal ik in mijn kleine Ford Focus evenveel als u met uw grote BMW X5?

De oplossing is nochtans duidelijk. Wie echt een schaars goed wil consumeren, moet er maar voor betalen. Dus betalend rijden. En je maakt het spotgoedkoop tot 6.30 uur, en peperduur tussen 8.00 uur en 9.00 uur. Het werkt perfect in Singapore en het werkt niet slecht in zijn rudimentaire vorm in Londen.

Democratisch? Is de weg er dan alleen voor de rijken? Bij lage vraag is de weg er voor iedereen. Bij grote vraag is de weg… voor wie wil of kan betalen. Dat is niet anders voor schoonheids- chirurgie, kreeft of verblijf in leuke hotels. Met zijn allen zouden we graag hebben dat de weg voor iedereen ‘gratis’ is. Ik zou dat ook graag hebben voor alle vormen van gezondheidszorg, lekker eten en drinken, romans en sportkleding. Maatschappelijk hebben we ervoor gekozen die grote wens te beperken tot de basisvoorzieningen in de gezondheidszorg en een gemeentelijke bibliotheek Maar voor de rest betalen we. Indien we 15 euro belasting zouden heffen voor wie toch om 8.00 uur Brussel wil binnenrijden, zouden we vaststellen dat iedereen er (zeker gemiddeld) veel beter aan toe is. Zo werkt nu eenmaal de vrije markt. En met die 15 euro ga je dan uiteraard, om geen politieke zelfmoord te plegen, investeren in openbaar vervoer, waar je de illusie dat het gratis is, veel langer kan volhouden.

Toch is dat debat razend moeilijk, omdat we elementaire wetten van vraag en aanbod niet willen zien, je weet wel die ‘wet’ die vroeger kreeft in Boston spotgoedkoop maakte en kip in België peperduur. Ik blijf overigens kip lekkerder vinden dan kreeft. Een overblijfsel uit mijn jeugd.

De auteur is hoofddocent aan de Universiteit Gent en partner van de Vlerick Leuven Gent Management School. Reacties: marc.buelens@trends.be

Marc Buelens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content