Kinderen veilig vervoeren

Marleen Finoulst Hoofdredacteur Bodytalk en arts

Sinds 1 september moet elk kind dat kleiner is dan 1,35 meter in de auto worden beveiligd met een aangepast zitje.

Het is niet overdreven. De enige manier om een kind veilig met de wagen te vervoeren, is stevig vastgemaakt in een goed bevestigd kinderzitje. Want autogordels zijn ontworpen om volwassenen te beveiligen. Een kind dat niet correct vastzit, is tijdens een ongeval een speelbal van krachten die op dat moment op de auto inwerken.

Neem bijvoorbeeld een baby’tje van een jaar. In tegenstelling tot grote kinderen en volwassenen is het hoofdje verhoudingsgewijs groter en zwaarder dan de romp. Het zwaartepunt ligt bijgevolg hoger dan bij volwassenen. Daardoor wordt zo’n kindje, wanneer het niet vastzit bij een aanrijding, over de voorste zetels heen met het hoofd naar voor tegen het dashboard of door de voorruit gekatapulteerd. Dit kan je voorkomen door het kindje goed vast te maken in zijn zitje. Het risico dat een kind gewond raakt bij een auto-ongeval daalt met de helft wanneer het goed vastzit.

Kinderzitjes moeten worden aangepast aan de lengte en het gewicht van het kind. Kleine kindjes, kleiner dan 66 cm en lichter dan 9 kg, zitten best in een omgekeerd zitje, dus kijkend tegen de rijrichting in. Bij een ongeval wordt zo’n baby tegen de rugzijde van het zitje aangedrukt. Kinderen zwaarder dan 9 kg kunnen in een gewoon zitje waarbij ze naar voren kijken. Als een kind te groot wordt voor zijn autozitje, moet het op een zogenaamde zetelverhoger.

Zin van zetelverhogers

Zetelverhogers zorgen ervoor dat een kind zodanig zit dat de gewone veiligheidsgordel op de juiste plaats over het lichaam ligt zonder te drukken en zonder risico’s op insnijdingen aan de hals en de buik.

De zetelverhogers werden tot nog toe te weinig gebruikt. Of ze werden verkeerd gebruikt. De nieuwe campagne zet de fouten en het correcte gebruik nog eens in de verf. Autozitjes worden soms onvoldoende vastgehecht in de wagen. Bij loszittende of ongelijk aangespannen gordels kan het zitje met kind en al omklappen of weg gekatapulteerd worden. Soms worden ze verkeerd gebruikt: kind en zitje moeten op elkaar afgestemd zijn. Zo moet de rugleuning voldoende hoog zijn, zodat het hoofdje niet achteruit kan worden geslingerd bij een aanrijding langs achter. Een andere opvallende fout is het slechte gebruik van de gordels. Als alleen het bekkengedeelte van de autogordel wordt gebruikt, kan bij een ongeval door de plotse voorwaartse buiging een overmatige druk ontstaan op de buik en letsels van lever, milt of nieren veroorzaken. De autogordel moet altijd de bekkenbeenderen en de schouders omvatten en mag niet over weke lichaamsdelen, zoals hals of buik, liggen.

Verkeerd beveiligen kan ook onbewust gebeuren. Een kindje is bijvoorbeeld niet veilig op schoot. Bij een botsing worden grote krachten ontwikkeld (20 tot 50 maal het lichaamsgewicht). Dat betekent dat een baby van 5 kg op zo’n moment loodzwaar weegt en 100 kg tegengewicht geeft. Het moeten al zeer sterke armen zijn die zo’n kind dan nog veilig vasthouden. Stel dat je op zo’n moment zelf niet ingegordeld bent, dan vlieg je eveneens vooruit. Je moet dan in een fractie van een seconde kiezen: of jezelf beveiligen en de baby loslaten, of de baby vasthouden en samen naar voor vliegen. Helaas is geen van beide opties veilig voor je kind: laat je hem los, dan vliegt hij tegen het dashboard of door de voorruit. Houd je hem vast, dan verpletter je het kind door je gewicht. Stel dat je 60 kg weegt, zelfs bij een lichte aanrijding kan je dan een kracht uitoefenen van 1200 kg.

Je kind op je schoot houden en beide ‘onder de gordel’, is evenmin veilig. Bij een botsing wordt je kind dan verpletterd tussen de gordel en je gewicht.

marleen.finoulst@trends.be

Info: www.ikbenvoor.be (klik op ‘verkeerswetgeving’ en vervolgens op ‘kinderen in de auto’) of www.kinderzitjes.nl

Marleen Finoulst

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content