Ken uw rechten !

Welke bescherming geniet een handelsagent tegenover zijn principaal ?

Op 13 april jl. heeft de wet op de handelsagentuurovereenkomst (hierna “Wet”) haar eerste verjaardag mogen vieren. Reden genoeg om de handelsrechtelijke aspecten van het statuut van handelsagent nog eens op een rijtje te zetten. In de volgende bijdrage, op 16 mei, belichten we de sociaalrechtelijke kant.

De grote merite van de Wet is dat de zelfstandige handelsagent eindelijk een wettelijke bescherming geboden wordt. De bekommernis van de wetgever bestond er blijkbaar in om een degelijke regeling voor de vergoeding tijdens de duur van de handelsagentuurovereenkomst uit te werken, alsmede de beëindiging van zo’n overeenkomst te regelen. De keerzijde van de medaille is dat de wilsautonomie van de contractanten handelsagent en principaal ernstig aan banden gelegd is. Immers, de Wet is van dwingend recht (behoudens enkele artikels). Dit wil zeggen dat clausules in de handelsagentuurovereenkomst die afwijken van de wettelijke bepalingen en die door de handelsagent betwist worden, voor niet geschreven gehouden worden, en dat in de plaats daarvan de wettelijke bepalingen toegepast worden.

WIE IS HANDELSAGENT ?

De Wet definieert als handelsagentuurovereenkomst een overeenkomst waarbij de ene partij, de handelsagent, door de andere partij, de principaal, zonder dat hij onder diens gezag staat, permanent en tegen vergoeding, belast wordt met het bemiddelen en eventueel het afsluiten van zaken in naam en voor rekening van de principaal ; de handelsagent deelt zijn werkzaamheden naar eigen goeddunken in en beschikt zelfstandig over zijn tijd.

Bescherming.

Wanneer de handelsagent zijn hoofdvestiging in België heeft en zijn handelsagentuurovereenkomst aan voorgaande definitie beantwoordt, dan is de Wet in principe van toepassing op de overeenkomst, en geniet de handelsagent van het wettelijke vergoedings- en beëindigingsregime. Zijn vergoeding bestaat ofwel uit een vast bedrag ofwel uit commissies, ofwel uit een combinatie van beide. De hoegrootheid van de vergoeding en de wijze van berekenen ervan kunnen de partijen vrij overeenkomen. Wat de Wet zeer specifiek bepaalt, is voor welke zaken precies de handelsagent recht op commissie heeft, zowel voor zaken afgesloten tijdens de duur van de overeenkomst als na afloop ervan.

Wanneer bijvoorbeeld de handelsagentuur beëindigd is en de principaal 5 maanden na het einde van de overeenkomst nog een zaak afsluit met een klant, te danken aan de inspanningen van de handelsagent, dan zal de principaal verplicht zijn hiervoor commissie te betalen aan de handelsagent. Inzake de beëindiging voor de handelsagentuur dient ermee rekening gehouden te worden dat de handelsagentuur aangegaan voor onbepaalde duur opgezegd kan worden door elk van beide partijen op voorwaarde dat de minimum opzeggingstermijnen opgelegd door de Wet en een formele kennisgeving gerespecteerd worden, voor zover er geen sprake is van beëindiging wegens “uitzonderlijke omstandigheden” of ernstige tekortkoming. Wordt de termijn niet gerespecteerd door één van de partijen, dan is die partij gehouden een vervangende opzeggingsvergoeding te betalen die overeenstemt met de (nog resterende) duur van de opzeggingstermijn. Na de beëindiging van de handelsagentuurovereenkomst van bepaalde of onbepaalde duur, heeft de handelsagent tevens recht op een uitwinningsvergoeding wanneer hij de principaal nieuwe klanten heeft aangebracht of de zaken met de bestaande klanten aanzienlijk heeft uitgebreid, voorzover dit de principaal nog aanzienlijke voordelen kan opleveren. Het bedrag van de uitwinningsvergoeding wordt wettelijk geplafonneerd tot een maximum van één jaar vergoeding berekend op basis van het gemiddelde van de vijf voorafgaande jaren. Maar wanneer een handelsagent erin slaagt te bewijzen dat de uitwinningsvergoeding zijn werkelijk geleden schade niet vergoedt, dan kan hij nog proberen om een schadeloosstelling te bekomen die het verschil dekt.

Tips.

De handelsagent heeft er dus alle belang bij om zich grondig te informeren over zijn rechten alvorens een (financieel) voorstel tot beëindiging van de overeenkomst in kwestie te accepteren van zijn principaal. Omgekeerd raden we de principaal aan om reeds bij het sluiten van de overeenkomst technieken te hanteren die latere discussies omtrent het recht op uitwinnings- en schadevergoeding kunnen beperken. Wij denken b.v. aan het opstellen van een bijlage bij de overeenkomst waarin de reeds bestaande klanten van de principaal, met hun omzetcijfer, vermeld staan.

Evaluatie.

De Wet van 13 april 1995 is op 12 juni van dat jaar in werking getreden, met onmiddellijke toepassing op de op dat moment reeds lopende handelsagentuurovereenkomsten. Uit de tot op heden schaars gepubliceerde rechtspraak kan niet afgeleid worden of ze in de praktijk reeds tot ernstige discussies aanleiding heeft gegeven. Uiteraard dienen we voorbehoud te maken voor die geschillen die buiten de rechtbank om onderhandeld worden. Bovendien zal een handige principaal allicht proberen om via het achterpoortje dat de Wet laat, een handelsagentuurovereenkomst te sluiten die buiten het protectionistisch regime van de Wet valt. Het volstaat immers dat hij een handelsagent aanstelt wiens hoofdvestiging buiten België gelegen is. Maar zelfs een handelsagent met hoofdvestiging in België en waarbij de handelsrelatie een internationaal karakter draagt, b.v. omdat de principaal in het buitenland gevestigd is, zou in bepaalde gevallen toch buiten de toepassing van de Wet vallen, en dit enkel en alleen door een combinatie van de werking van de internationaal privaatrechtelijke regels inzake het toepasselijke recht en de regels inzake de toepasselijke rechtbanken. Het lag duidelijk niet in de bedoeling van de wetgever om in de Wet bepaalde “ontsnappingsroutes” open te laten, maar we maken ons geen illusies dat ze in de praktijk aangewend zullen worden.

Jean-Paul Timmermans Liesbeth Liefsoens

Jean-Paul Timmermans en Liesbeth Liefsoens zijn juridische raadgevers bij Price Waterhouse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content