Ken je klassiekers

Belastingen zijn altijd al het onderwerp van filosofische beschouwingen geweest. In Two Treatises of Government introduceerde John Locke het legaliteitsprincipe. Hij hamerde erop dat een overheid geen belastingen kan innen zonder toestemming van de persoon die werd belast. Adam Smith somde in zijn The Wealth of Nations de vier voorwaarden op om legitiem te kunnen belasten: gelijkheid, voorspelbaarheid, een passende timing en een efficiënte inning. Van die vier voorwaarden blijven er vandaag maar twee overeind: gelijkheid en de efficiënte inning — en dan nog. Door de enorme complexiteit van de fiscaliteit zijn belastingen onvoorspelbaar geworden, zoals blijkt uit de vele rechtsprocedures. De vraag of een heffing voor de belastingplichtige op het meeste geschikte moment komt — het moment dat er geld is bijvoorbeeld — wordt niet meer gesteld.

Wordt het niet tijd dat de wetgever zijn klassiekers herleest? Voltaire was eind achttiende eeuw al op zoek naar nieuwe vormen van belastinginning. Zo schrijft hij in L’homme aux quaranteécus het verhaal van een geniaal man die aan de Franse minister van Financiën voorstelde een belasting te heffen op de geest. “Iedereen zal betalen, aangezien niemand als gek wil worden beschouwd”, argumenteerde de man. “Dat is een voorstel dat u zou klasseren bij diegenen die vrijgesteld zijn van belastingen”, repliceerde de minister. Drie eeuwen later is belasting van intellectuele-eigendomsrechten een hot item.

Ook hedendaagse filosofen buigen zich over het onderwerp. De econoom Yann Moulier Boutang stelt vast hoe we geëvolueerd zijn naar een cognitief kapitalisme, dat vooral berust op kennis en minder op arbeid. Hij poneert dat de fiscus vooral de economische waarde die voortspruit uit immateriële goederen moet belasten, met als beste voorbeeld financiële transacties.

Ook de fiscale gelijkheid wordt ter discussie gesteld. Catherine Larrère onderzocht hoe die gelijkheid vanaf Montesquieu tot nu geëvolueerd is. Voor de Franse Revolutie waren belastingen een uiting van dienstbaarheid, en daarna een uiting van vrijheid en gelijkheid. De globalisering heeft de toetsingsgrondslag van die gelijkheid aangetast. Zo is het te verdedigen dat twee mensen die in hetzelfde land wonen, een gelijk inkomen en vermogen bezitten en dezelfde gezinssamenstelling hebben, toch ongelijk worden behandeld. In onze geglobaliseerde wereld kunnen ze uit competitief oogpunt bekeken totaal ongelijk zijn. De een kan economisch onvervangbaar zijn, terwijl de ander in Azië gemakkelijk voor de helft van zijn lokale economische waarde kan worden ingewisseld. Hun economische ongelijkheid fiscaal gelijk behandelen, is onfair.

Philippe Van Parijs verwijst naar de gevleugelde uitspraak van Alexis de Tocqueville: “Meer en meer belast de fiscus niet diegenen die ze kunnen dragen, maar diegenen die er zich het minst tegen kunnen verdedigen”. De filosoof pleit voor een nieuwe legitimatie van de fiscus door een strategie van duidelijkheid en transparantie: eenvoud in de aangifte, nauwgezetheid in de inning, transparantie en efficiëntie in de affectatie. Waarom bestaat er geen website waarop met duidelijke infografieken te zien is waar ons geld naartoe is gegaan?

Van Parijs is ook een uitgesproken voorstander van de compenserende fiscaliteit. Ten tijde van de Romeinen konden mensen belastingen betalen door publieke gebouwen op te trekken. Waarom zouden we dan geen publiek-private samenwerkingen opzetten, waarbij privéfinanciering wordt gekoppeld aan fiscale vrijstellingen op lange termijn?

Net zoals een parachute werkt de geest van een fiscalist beter als hij open is. Wetenschappelijke kruisbestuiving is een van de beste manieren om die openheid te verkrijgen.

De auteur is associate director coverage van NIBC Bank nv.

YANNICK DE SMET

Net zoals een parachute werkt de geest van een fiscalist beter als hij open is.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content