KAN DE SOCIALE SECTOR OOK GROOTS ZIJN?

Marc Buelens
Marc Buelens Professor-emeritus aan de Vlerick Business School.

De sociale sector moet niet denken als een businessomgeving. Business is namelijk niet meer dan middelmatig. Kan de sociale sector groots worden?

Wie nu nog altijd Good to Great van Jim Collins niet gelezen heeft, dreigt een managementbeotiër te worden. Dit boek is een wereldwijde bestseller geweest, die zich in de lijstjes van best verkochte boeken ter wereld netjes jarenlang heeft genesteld tussen de Harry Potters, de betere kookboeken en De Da Vinci Code. De samenvatting? De grote bedrijven hebben een ijzeren discipline in denken en doen. Veel minder bekend is dat Collins een uiterst dun boekje heeft geschreven waarin hij de ideeën van Good to Great toepast op de sociale sector. Hij gebruikt hier dus de term ‘sociale sector’ in plaats van de toch wel erg negatieve formulering ‘non-profit’. Alsof bedrijven zich zouden definiëren als ‘niet op liefdadigheid, cultuur en solidariteit gerichte sector’!

Collins’ basisidee is al even eenvoudig als belangrijk: denken zoals in een businessomgeving is níét het antwoord voor de sociale sector. Waarom? Omdat de meeste bedrijven gewoonweg ‘goed’ (lees: middelmatig) zijn. Waarom zou zo’n belangrijke sector als de sociale sector zich inspireren op allerlei methoden en technieken uit de privésector die hoogstens middelmatigheid creëren?

Geld is niet de motor. Collins ziet een makkelijk pad voor hem openliggen. Het onderscheid ligt voor hem immers niet tussen profit en non-profit, maar tussen ‘good’ en ‘great’. Daar moet hij natuurlijk geen nieuw boek voor schrijven, alleen een paar voorbeelden geven uit een andere sector dan de verzekeringen of scheermesjes. Neem nu The Cleveland Orchestra. Toen Tom Morris daar in 1987 directeur werd, trof hij een zootje ongeregeld aan. Toen formuleerde hij een ‘grootse’ doelstelling: behoren tot een van de drie toonaangevende symfonische orkesten ter wereld. Dat is al een flink uitgangspunt om groots te worden.

Collins heeft natuurlijk wel een probleempje. Grootse bedrijven worden in zijn boek gedefinieerd aan de hand van hun beurskoers. Toen bleek dat Fannie Mae (een van de twaalf grootse bedrijven) op systematische wijze die koers had gemanipuleerd, kreeg Collins’ geloofwaardigheid een klein deukje, maar zijn inzichten bleken robuust genoeg om zo’n accident de parcours te overleven. Geld is echter wel belangrijk in Good to Great. Het drijft namelijk de motor van het vliegwiel dat een bedrijf, eens op de juiste koers, nog wat grootser maakt.

En hoe zit het dan met kerken, scholen, theatergezelschappen? Het is nogal delicaat, zo merkt een zielenherder in het boek op, om in onze sector veel over geld te spreken. Dit is de enige plaats waar we als lezer de wenkbrauwen diep hebben gefronst. Amerikaanse kerken die niet over geld spreken? Maar Collins heeft uit dat gesprek met de pastor veel geleerd: wat het vliegwiel in de sociale sector doet draaien, is niet geld, maar alle hulpbronnen, alle resources. En waarover spreken we dan? Juist, over vrijwilligers, het hart en de ziel van milde schenkers, tijd, emotionele betrokkenheid.

Collins voegt er als managementdeskundige ook snel ‘merk’ of reputatie aan toe. Waarom is Artsen zonder Grenzen zo succesvol? Zoek de verklaring bij discipline, maar ook bij de strijd om de harten en geesten van milde weldoeners. Wie ramp denkt, denkt niet meer Rode Kruis, maar Artsen zonder Grenzen. Wie Rode Kruis denkt, denkt aan die duizenden vrijwilligers, maar ook aan een koningshuis dat, ach ja… (vul zelf maar in). Reputatie en imago, dat is pas een hulpmiddel dat het vliegwiel doet draaien. Kende Collins de Europese Artsen zonder Grenzen, hij zou zeker het voorbeeld geven.

Het toilet van Comme chez Soi. Waar Collins eens te meer op zijn best is, is als hij het heeft over de uitbouw van grote organisaties. Politici met het juiste hart en het juiste managementbrein: lees mee! De overheid heeft nog steeds de neiging om geld te geven aan programma’s, en veel te weinig aan initiatieven om organisaties ‘groot te maken’. Programma’s zijn echter tijdelijk, programmatie kan wijzigen, maar organisaties zijn veel duurzamer. Bij wetenschappelijk onderzoek zie je zelfs dat de overheid vaak weigert vaste kosten te betalen. Maar denk even na: wat zou u het liefst eten? Het goedkoopste menu in een klasserestaurant of het duurste menu in een restaurant van het zevende knoopsgat? Drie gangen bij Comme chez Soi of acht gangen bij Chez Marc, de grote kokknoeier? U zult verbaasd zijn: de rekening loopt even hoog op, maar het brood, de toiletten, de service, de hulp bij de wijnkeuze, het water ligt in het ene geval op eenzaam hoog niveau en bij het andere op eenzaam knoeiniveau.

Vaagweg voelen velen dit probleem aan. Een topuniversiteit doet meestal enkel toponderzoek. Een toporkest brengt meestal knappe muziek. De uitbouw van zo’n universiteit of zo’n orkest is een werk van lange adem. De overheid moet durven kiezen en zijn schaarse geld investeren in organisaties, die nu ‘echt goed’ zijn en nog een duwtje in de rug nodig hebben om groots te worden. Bij bedrijven komt dat duwtje van de beurs, de free cash flow of van groeimarkten. In de sociale sector moet die soms van de overheid komen. Persoonlijk denken we dat Vlaanderen rijp is voor zo’n from Good to Great-benadering. Tijd om afscheid te nemen van die instanties die de middelmatigheid middelmatig willen houden. Zogezegd om sociale redenen. Maar ook de sociale sector heeft nood aan en recht op Artsen zonder Grenzen en Cleveland Orchestra’s.

De auteur is hoofddocent aan de Universiteit Gent en partner van de Vlerick Leuven Gent Management School.

Reacties: marc.buelens@trends.be

Marc Buelens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content