‘Kalm blijven en voortdoen’

Als de markten panikeren en de dagen van de euro geteld lijken, dan moeten Jan Smets en Frank Smets het hoofd koel houden. Deze twee Gentenaars, oom en neef, zijn voor de Belgische en Europese beleidsmakers twee belangrijke wegwijzers in het economische labyrint. Jan als directeur en hoofd onderzoek van de Nationale Bank en Frank als directeur-generaal onderzoek van de Europese Centrale Bank.

Jan Smets heeft vier broers en een zus, een andere zus is overleden. Frank Smets is de oudste zoon van Marc, de tweede broer van Jan. Frank Smets is daarmee ook de oudste kleinzoon van de broers en dus de eerste telg van een nieuwe generatie. De volgende generatie Smets telt intussen ook al zeventien kinderen. “De familie Smets is een leraarsfamilie. Samen met één broer ben ik de enige die niet in het onderwijs is gegaan”, zegt Jan Smets.

JAN SMETS. “Ja. Ik studeerde economie omdat de diversiteit van de opleiding me aansprak. Ik had zowel belangstelling voor wiskunde, talen, economie, enzovoort. Mijn vader adviseerde me om in een grote bank te gaan werken. En hij voegde er meteen aan toe: de twee grootste banken in België zijn de Generale Bank – we spreken over het begin van de jaren zeventig – en de Nationale Bank. En ik heb voor beide instellingen gewerkt. Ik ben bij de Generale Bank begonnen en had tegelijk ook gesolliciteerd bij de Nationale Bank, maar daar duurde de aanwerving wat langer. Na negen maanden ben ik dan overgestapt naar de Nationale Bank.”

FRANK SMETS. “In de humaniora volgde ik Latijn-wiskunde en ik was voorbestemd om burgerlijk ingenieur te worden. Ik ben naar de infodagen van de ingenieursfaculteiten geweest, maar ik merkte dat die opleidingen meteen heel toegespitst waren. Dat was me iets te specialistisch. Ik was ook gebeten door dat idealisme om de wereld te kunnen begrijpen. Vandaar mijn keuze voor studies economie, in Gent. Ik ben dan enkele jaren assistent geweest van professor Herman Verwilst. Ik ben ook nog zes jaar econoom geweest bij de Bank voor Internationale Betalingen voor ik in 1998 bij de ECB begon.”

Wie is er de beste econoom van beide?

JAN SMETS. “Frank.”

FRANK SMETS.(diplomatisch) “Ik denk dat we verschillende kwaliteiten hebben. Ik bewonder bij Jan de breedte van zijn kennis.”

Overlegt u vaak met elkaar over bijvoorbeeld het rentebeleid?

(Kijken elkaar aan en lachen) JAN SMETS. “Eigenlijk niet, neen. We zien elkaar misschien twee keer per jaar. We zijn een familie die goed aan elkaar hangt, maar weinig samenkomt. Beroepshalve is het wel zo dat medewerkers van mij geregeld contact hebben met de diensten van Frank, ook omdat Frank vaak werkgroepen voorzit die bevolkt worden door mensen van de verschillende nationale banken.”

FRANK SMETS. “Als ik in Brussel ben, is het moeilijk om een afspraak met jou te krijgen (lacht). We hebben ook niet veel geluk gehad. Toen ik zes jaar in Bazel werkte, was dat net een periode waarin jij minder naar Bazel kwam.”

Misschien komt u elkaar meer tegen vanaf 2014 in Frankfurt. Volgens een politiek akkoord zou Jan in 2014 gouverneur van de Nationale Bank worden.

JAN SMETS. “Dat hangt af van waar Frank zal zitten (lacht). Ik geef geen commentaar op het scenario dat circuleert in de pers. Het is de koning en dus de regering die de gouverneur van de Nationale Bank benoemt en daarvoor word je geroepen. Ik doe mijn job heel graag. Het is een bevoorrechte observatiepost vanwaaruit je met professionele analyses heel wat invloed kunt uitoefenen. Het is ook een sterkte van de Nationale Bank, dat wij als federale instelling objectieve analyses ter beschikking stellen die een breed draagvlak en dus een groot gewicht hebben.”

FRANK SMETS. “Ik oefen mijn functie nog maar anderhalf jaar uit en heb een mandaat van vijf jaar. Dat is mijn horizon, daarna zien we wel. Ik heb nooit aan carrièreplanning gedaan.”

Wordt er op familiefeestjes gesproken over de economie en de geldmarkten?

JAN SMETS. “Ja, bilateraal overleggen we dan wel eens. Maar in de familie zijn er altijd drie klassieke onderwerpen: de politiek, het voetbal en het onderwijs.”

FRANK SMETS. “Wat mij altijd opvalt, is dat Jan en zijn broers voor verschillende politieke opvattingen staan en een verschillende clubliefde hebben. Er is grote diversiteit. Alleen in het voetbal is er nu een zekere convergentie, dankzij de recente successen van AA Gent.”

JAN SMETS. “Ja, maar dat zijn opportuniteitssupporters. We zijn van Gentbrugge, in de schaduw van het Ottenstadion. Ik ging al van mijn tiende met mijn vader naar AA Gent kijken. Ik ben dus al een halve eeuw een echte supporter. De jongste weken waren een apotheose. Maar Marc, de vader van Frank, is altijd een supporter van Anderlecht geweest. En een andere broer, Karel, is supporter van Club Brugge.”

FRANK SMETS. “Ik ben nooit echt gebeten geweest door de voetbalmicrobe. Zoals zo vaak slaat zoiets een generatie over. Mijn jongste zoon is dertien. Hij is opgegroeid in Bazel en nu in Frankfurt, maar heeft enkele jaren geleden beslist supporter te worden van de Gantoise. Iedere keer we naar hier komen, wil hij gaan kijken. Spijtig genoeg heeft hij de bekerfinale gemist.”

Over 30 jaar krijgt hij een nieuwe kans…

JAN SMETS. “Ja, juist (lacht groen). Maar het was toch mooi, die bekerwinst.”

Wat is de teneur als het over de politiek gaat?

JAN SMETS. “O, commentaar over de actualiteit, over wie zich het best positioneert, wat er gaat gebeuren met de verkiezingen. Ook daar is de variëteit even groot als in het voetbal. Maar ook daar getuig ik van grote stabiliteit (Jan Smets leunt aan bij de CD&V, nvdr). Dat is het kenmerk van een goede centrale bankier (lacht).”

Wat zijn uw economische opvattingen? Hoort u tot dezelfde school? Adepten van Keynes of van het monetarisme of van de Oostenrijkse school?

FRANK SMETS. “We zijn natuurlijk in de eerste plaats centrale bankiers. We zijn voor prijsstabiliteit. Onze opleiding was gedrenkt in de opvattingen van Keynes, maar de afgelopen twintig jaar is er toch een convergentie gegroeid tussen de verschillende scholen. De crisis leert wel dat onze modellen, die eerder gericht zijn op prijsontwikkelingen en inflatieverwachtingen, aangevuld moeten worden met de invloeden vanuit de financiële sector. De Oostenrijkse school komt dus terug en de volgende tien tot twintig jaar staan in het teken van het samenbrengen van de nieuw-keynesiaanse modellen met de ideeën van de Oostenrijkse school en economen zoals Herman Mynski en Charles Kindleberger. Beiden deden baanbrekend werk over de opbouw en het inklappen van schuldzeepbellen.”

De rationele belegger, ondernemer, consument was tot gisteren de hoeksteen onder de economische theorie. Heeft de crisis dat fundament onderuitgehaald?

FRANK SMETS. “Neen, de theorie van de rationele verwachtingen is toch nog altijd het ijkpunt. Maar de ontwikkeling van alternatieve modellen over hoe verwachtingen gevormd worden, is een belangrijke onderzoeksagenda. Daarvoor zijn ook meer data nodig. Er is natuurlijk een tendens om de economie helemaal opnieuw uit te vinden, maar we mogen het kind niet met het badwater weggooien. Verankerde inflatieverwachtingen blijven bijvoorbeeld zeer belangrijk. Dat is een enorme sterkte geweest in deze crisis. Dat is veel belangrijker dan de beperkingen waarmee de centrale banken geconfronteerd worden in hun rentebeleid. We kunnen de rente niet lager dan nul zetten, maar dat wordt pas een probleem als de inflatieverwachtingen omslaan in deflatieverwachtingen. Dat zijn lessen die we geleerd hebben uit het verleden en van die nieuw-keynesiaanse school. Idem dito met het begrotingsbeleid. Soms wordt gezegd dat de crisis de wedergeboorte betekende van het expansieve begrotingsbeleid als motor voor de economie, maar we zien nu waartoe dat leidt. Natuurlijk is de werking van de automatische stabilisatoren belangrijk, maar dat budgettair extra gas geven? Neen, het idee dat gezinnen meer sparen als landen zich te diep in de schulden steken, is actueler dan ooit.

“We hebben ook gezien dat de marktdiscipline gefaald heeft. Jaren zat iedereen slapend aan het stuur en waren de risicopremies laag. Nu is iedereen wakker ge-schrokken en gaat het in de andere richting. Dat is een voorbeeld dat perfecte financiële markten niet bestaan.”

JAN SMETS. “Het is vreemd hoe de financiële markten de voorbije tien jaar de risico’s, en niet alleen in Europa, zo zwak geprijsd hebben. ”

Hebben de markten niet rationeel gedacht dat de overheden en centrale banken wel de reddende engel zouden spelen als het misging?

JAN SMETS. “De markten zijn toch verblind geweest door die periode van stabiliteit. De onevenwichten die zich onder het rustige oppervlak konden opstapelen en onhoudbaar werden, hebben te weinig aandacht gekregen.”

FRANK SMETS. “Het financieel systeem werkt procyclisch. Het versterkt de opgaande en neergaande fases. Nu werken we aan een financieel systeem dat wat remmend werkt als het goed gaat en wat meer steun moet bieden als het slecht gaat. We moeten nog goed uitzoeken waar dat procyclische vandaan komt. Een deel is inderdaad te wijten aan het fenomeen van moral hazard. Een investeerder neemt meer risico’s als hij weet dat hij gered zal worden.”

JAN SMETS. “Centrale bankiers kunnen niet alles. Wij zorgen in de eerste plaats voor prijsstabiliteit. Om de financiële markten goed te laten functioneren, is er een goed regulerend kader nodig. Achteraf moeten we zeggen dat de regulering tekort is geschoten. Het is absoluut noodzakelijk dat daar vooruitgang wordt geboekt. Anders komt de legitimiteit van de enorme budgettaire consolidatie die ons te wachten staat in het gedrang. De mensen verwachten terecht dat er orde op zaken wordt gezet, ook op de financiële markten.”

De banken argumenteren dat de strengere kapitaaleisen een nefaste werking hebben op de economische groei de volgende jaren. Klopt die redenering?

FRANK SMETS. “De belangen van de banken zijn niet altijd dezelfde als de belangen van andere groepen in de samenleving. Ik zit in een werkgroep die de gevolgen van de strengere kapitaaleisen aan het berekenen is. We zijn nog bezig, maar een goed voorbeeld is Zwitserland. De Zwitserse overheid heeft al hogere kapitaalvereisten opgelegd aan de banken en ze hebben geen effecten gezien op de kredietverlening en de economie. We kunnen alleen maar voordelen hebben bij een stabieler en veiliger banksysteem. Dat verlaagt ook de financieringskosten voor de banken. We mogen de prijs van hogere kapitaaleisen dus niet overdrijven, zeker als er een inloopperiode is.”

Een andere kritiek is dat centrale bankiers te veel aandacht hadden voor prijsstabiliteit en te weinig rekening hielden met de omvang van de kredietverlening en overdreven activaprijzen. “Liever achteraf opruimen dan preventief zeepbellen te voorkomen”, was het adagium van Alan Greenspan.

FRANK SMETS. “Er is een verschuiving van de Greenspan-doctrine naar een beleid dat snel stijgende activaprijzen beter in de gaten wil houden en dat sneller dergelijke hausses wil afremmen. Better to lean than to clean, is het nieuwe motto. Maar we mogen niet alles verwachten van het geldbeleid. Het rente-instrument is ruw en bot. Neem het voorbeeld van Israël. Dat land kampt met een dreigende zeepbel op de vastgoedmarkt, maar tegelijk doet de economie het niet goed. Een renteverhoging zou de groei nog meer fnuiken. Een sterk macroprudentieel toezicht is veel effectiever om zeepbellen te voorkomen. Maar tegelijk zijn we er ons van bewust dat een langdurig beleid van lage rente, zelfs al is dat om deflatie te voorkomen, risicogedrag aanmoedigt op de financiële markten. Trouwens, zeepbellen gedijen altijd op goede fundamenten. En dan worden investeerders al eens te optimistisch. Maar het moment bepalen dat het optimisme overdreven wordt en dat het tijd wordt om het feestje te beëindigen, wordt een van de taken van die nieuwe toezichthouder.”

JAN SMETS. “Om schuldposities en zeepbellen onder controle te houden, zal je altijd een instrumentarium nodig hebben dat hoort bij de overheden en niet bij de centrale banken.”

Wordt de macht van de centrale bankiers overschat?

FRANK SMETS. “Zeker in Europa liggen de verwachtingen voor de ECB te hoog. Die verwachtingen zijn hoog omdat de ECB in Europa op dit moment de enige federale instelling is die krachtdadige acties kan ondernemen op dit moment. De groep rond Herman Van Rompuy moet nu ook die economische unie uitbouwen.”

JAN SMETS. “Dat is zeer belangrijk. De ECB heeft als jonge instelling uitstekend werk geleverd, maar ze kan niet alles oplossen. Er zijn andere actoren die hun job moeten doen. Alle eurolanden zijn ervan overtuigd dat er een beter economisch bestuur van de euroregio moet komen. Dat is een gemeenschappelijke diagnose. Il faut ce qu’il faut. De Europese integratie is altijd een schoksgewijs proces geweest. Als deze crisis meer economische unie baart, en als daardoor de begrotingen en de concurrentiekracht beter in de gaten worden gehouden, dan slaan we verscheidene vliegen in één klap. De storende divergentie binnen het eurogebied vermindert en het groeipotentieel kan dan omhoog. Dat is een absolute must als we de volgende decennia niet willen afglijden naar een regio met een zeer geringe welvaartsgroei.”

Is er de voorbije weken paniek geweest dat de euro op springen stond?

FRANK SMETS. “Neen. Ik ben daar zeer optimistisch over. Als het echt warm wordt, doet men wat men moet doen… Er is geen alternatief. Kalm blijven en voortdoen, dat is onze taak als centrale bankiers.”

Welk herstel verwacht u als econoom?

FRANK SMETS. “We zitten in een periode waarin we onze macro-economische projecties maken, dus daarover mag ik niets vertellen (Enkele dagen na het interview maakte de ECB zijn projecties bekend. De bank verwacht 0,7 tot 1,3 procent groei in 2010. En 0,2 tot 2 procent in 2011, nvdr).”

JAN SMETS. “Wij dus ook, want wij leveren aan Frankfurt. Maar als ik terugkoppel naar wat we vijf maanden geleden voorspeld hebben, en als ik kijk naar de projecties van de Europese Commissie, dan acht ik het – zonder de ECB of de Nationale Bank te binden aan deze uitspraak – plausibel dat zich een herstel doorzet, maar dat herstel blijft wel relatief moeizaam. We hebben periodes gehad van financiële uitbundigheid waarbij de echte economie niet volledig volgde en ik heb nu de indruk dat het omgekeerde geldt. De echte economie doet het niet slecht, kijk ook naar de goede bedrijfsresultaten. We zijn iets sneller uit de recessie geklauterd dan we eigenlijk hadden verwacht, ook dankzij alle steunmaatregelen van de overheden en centrale banken natuurlijk.

“Op langere termijn kan de crisis wel haar sporen nalaten via een lagere potentiële groei. De periode van lagere investeringen heeft de kapitaalstock aangetast. In een aantal landen is er een hogere werkloosheid, waarvan een stuk een structureel karakter kan aannemen. En de financieringsvoorwaarden blijven misschien voor lange tijd minder gunstig. De crisis heeft onze uitdagingen dus nog aangescherpt, want we moeten met een tragere groei een gestegen schuldenlast afbetalen. De cocktail is toch lastiger geworden. Maar als we goed reageren op de crisis en structureel hervormen, dan kan de potentiële groei zelfs opgekrikt worden. Dat hebben sommige Scandinavische landen in de jaren negentig bewezen. Het beleid zou in elk geval meer naar de lange termijn moeten kijken. Ik weet dat de horizon van de beleidsmakers korter is. Ik neem ze dat ook niet kwalijk, want je wordt daar ook niet altijd voor beloond. Mocht Europa daar een kader kunnen creëren, helpt ons dat veel vooruit.”

Door daan killemaes, fotografie jelle vermeersch

“We beseffen dat een langdurig beleid van lage rente, zelfs al is dat om deflatie te voorkomen, risicogedrag aanmoedigt op de financiële markten”

Frank Smets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content