Jean-Charles de Castelbajac

Archeoloog van het hedendaagse

De prins van de zuivere kleuren geeft veerkracht aan de schoenen van Weston, tekent ceremoniële kleding voor de paus, en vraagt William Klein om zijn wintercollectie te fotograferen. Jean-Charles de Castelbajac : monarchist en kunstliefhebber, classicus en avant-gardist, een man die danst op een smalle koord.

TEKST : ALAIN DELAUNOIS

“Mijn eerste inspiratie heb ik gevonden in de bibliotheek van mijn ouders. Een boek over Fragonard, ‘Dialogue avec le Visible’ van René Huyghe, werken over de fresco’s van de klassieke oudheid… het waren ontmoetingen die mij de ogen geopend hebben. Wanneer ik Limoges verlaten heb om me in Parijs te vestigen, ontdekte ik de galeries en de kunstenaars van de pop art : Warhol, Liechtenstein… In zekere zin ontdekte ik opnieuw de wereld van Mickey Mouse uit mijn kindertijd. Ik heb altijd van kleuren gehouden. Ik ben begonnen op 17 jaar, ik ben nu 47, en ik ga nog steeds door.”

Karakter-kop, vastberaden ogen en kordate stem. Jean-Charles de Castelbajac voelt zich goed thuis in zijn sober pak met fijne blauwe streepjes. Hij draagt een staalblauw hemd, en een blauwe das bezaaid met figuurtjes in rood en groen die elkaar de hand reiken, en een beetje kleur geven aan de drager. “Het is niet omdat ik de schoenen van Weston een nieuwe kleur gegeven heb, dat ik de snoepdoosjes van Cachou Lajaunie van een nieuwe look heb voorzien, of de blikjes van Kanterbrau wat vrolijker gemaakt heb, dat ik dat allemaal met me mee moet dragen. Neen ! Ik hou vooral van klassieke en tijdloze elegantie, maar ik aarzel niet om er een vleugje jeugd aan toe te voegen. Zo heb ik laarsjes vervaardigd voor Palladium in blauw, rood, geel en zwart ; truien in kasjmier, maar wel in alle kleuren, want de wereld is al grijs genoeg. Ik heb de jeugd keurige vesten leren dragen, waarvan ze niet wilden weten vanwege : te oud, te veel gelijkenis met vaders pak. In feite hou ik niet van een uniforme wereld zonder variatie.”

Het is zonder twijfel deze mengeling van smaken en kleuren, van beelden uit het verleden en het heden, die de originaliteit maakt van dit kind van de adel, dat zijn intrede gedaan heeft in de wereld van de mode. Een milieu waar hij zich wat onwennig voelt, waar slechts weinig mensen hem kunnen boeien. “Ik heb bewondering voor Armani, Lacroix, Gaultier, mensen met talent, die ieder op hun manier hun creaties voor zich laten spreken. Vandaag de dag kan de mode vaak een vertaling of ondertiteling gebruiken. Het theaterstuk is slecht, maar het doek is mooi. Maar waar je het langst moet op kijken is niet het gordijn, maar het stuk.”

De stijl-

Castelbajac wordt ook gekenmerkt door het embleem, het kruis, de kroon, de engel, de prinses, die hij met één lijn tekent. “Ik hou van vlaggen, heraldiek, voorwerpen met een symboolwaarde, zoals een kroon : het zijn dingen die een positieve boodschap in zich hebben. Een koning heeft toch meer uitstraling dan een president. U weet er alles van in België. De kledingstukken die ik ontwerp, zijn een nieuw baken met nieuwe codes : een lapjesdoek als basis van een collectie. Een creatie ontstaat bij mij uit een onderbewuste herinnering. Maar de realisatie moet getuigen van vakmanschap. Wat zien we nu in de mode vandaag ? Aan de ene kant heb je de haute couture, het toppunt van elitarisme ; aan de andere kant de banaliteit van de industriële confectie. Een creatie heeft in mijn ogen een andere betekenis : ze is een gevolg van een opeenvolging van toevalligheden, van een bij elkaar brengen van dingen die oorspronkelijk niet samen waren. Het ideaal is zijn stijl op te leggen aan de rijken, en te suggereren aan de minder gegoeden. Het mooiste defilé heeft toch plaats in de straat. Ik heb mijn nieuwste collectie ‘2000-3’ genoemd, en ik hoop er over drie jaar nog sporen van terug te vinden !”

Hij wordt

wel eens excentriek genoemd : hij die zo graag de dichter René Char citeert ; in een middeleeuws kasteel woont in de Gers ; deel uitmaakt van de artistieke directie van het blad Faim de Siècle dat verkocht wordt door daklozen. Hij tekende het logo voor de Franse aids-organisatie (een klein mannetje in rode ijzerdraad dat opstapt tegen aids) ; ontwierp een hemelbed Astarac met kroontjes, maantjes en sterretjes voor Ligne Roset ; vervaardigde een verchroomd boodschappenwagentje met witte wielen ; verjongde het bekende merk K-Way ; legt momenteel de laatste hand aan 5501 liturgische gewaden voor de Werelddagen van de Jeugd : 5000 voor de priesters, 500 voor de bisschoppen, 1 voor de paus. “De dingen geven vaak de indruk een religieus karakter te hebben, en dat is wat mij enorm boeit. In mijn geloofsoptiek streef ik ernaar alles wat ik doe positief te bekijken. Weet u wat men mij gezegd heeft ? Dat ik door de Heilige Vader te kleden ook het Woord van de Hoop zou kleden. Welnu, dat is een vorm van optimisme die mij ligt, zonder daarom naïef te zijn. Het idee voor iets te strijden dat de moeite waard is. Uitblinken door eenvoud.”

Hij houdt zich niet alleen met mode onledig. Maar hij weigert het etiket designer en geeft er de voorkeur aan een archeoloog van het hedendaagse genoemd te worden. Hij aanvaardt alle projecten, of toch bijna. Een campagne voor het dragen van de veiligheidsgordel ; een uniform voor de tijdopnemers op de laatste Olympische spelen in Atlanta : Swatch ; een hoesje voor een draagbare telefoon ; het peterschap helemaal voor niets van de jongste Mai du Livre d’Art (tot eind juni in de francofone landen).

“Kunst is een manier van ontvluchten, het ontdekken van de onderkant van de creatie : de sereniteit, de helderheid, de gemoedsrust. Kunstwerken verzamelen is tegengesteld aan bezitten : men moet in staat zijn zijn emotie te veruitwendigen. Ik heb zonet een prachtig en groot werk van de Florentijnse School gekocht, met de uitbeelding van een engel. Maar sedert 20 jaar ben ik ook gepassioneerd door hedendaagse kunstenaars : Keith Haring, Julian Schnabel, Sandro Chia, Francesco Clemente of Topor.”

Zijn belangstelling gaat ook uit naar fotografie : van de veteraan Mathew Brady, die Lincoln en de Amerikaanse Secessie-oorlog op de plaat vastlegde, tot Irving Penn, Mapplethorpe, Diane Arbus, Duane Michals… En het was William Klein die tekende voor de fotografie van zijn laatste collectie. “Ik heb een bijzondere affiniteit voor Raoul Hausmann, een Duitse dadaïst die gestorven is in Limoges. In de kunst hou ik van extremen, artiesten die zich niet in een hokje laten vangen, die een trap geven. Neem het voorbeeld van Diane Arbus, die zovele mensen heeft gefotografeerd die niet goed in hun vel zitten, mentaal gehandicapten ondermeer, en die uiteindelijk zelfmoord pleegde : alsof ze alles gezegd had.”

Wanneer mogen we een boek verwachten over de creaties van Jean-Charles de Castelbajac ? “Ik heb een groot project dat zich ergens situeert tussen wat ik al gedaan heb en wat ik nog verwezenlijken zal”, antwoordt hij cryptisch. “Een project dat niet gedateerd is en geen rekening houdt met enige chronologie. Ik stel me iets zeer uitgelezens voor, een soort van permanente creatie, die vooral niet terugvalt op de taal van het verleden, maar die toont waar ik altijd al naartoe gewild heb : een confrontatie met mijn eigen risico.”

Wat zou hij kiezen als hij één voorwerp mocht redden uit een catastrofe, of één beeld, uit het patrimonium van de mensheid ? Jean-Charles de Castelbajac aarzelt geen seconde : “De Lijkwade van Turijn. Echt of niet echt, het doet er niet toe.”

Jean-Charles de Castelbajac : Het mooiste defilé heeft toch plaats in de straat.

De blikjes van Kanterbrau : opgevrolijkt.

Schets voor de collectie 2000-3.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content