JAPAN WIL AFKICKEN VAN GRATIS GELD

Geert Noels Geert Noels is chief economist van Econopolis.

De Japanse centrale bank kondigde vorige week het einde aan van de gratisgeldpolitiek. Is de Japanse economie al sterk genoeg om zonder gelddoping te leven? En hoe zullen de financiële markten reageren zonder de Japanse liquiditeiten?

Ik heb veel bewondering voor mensen die van hun verslaving proberen af te geraken. In de praktijk blijkt dat niet eenvoudig te zijn. Ik heb de indruk dat de moeilijkheid recht evenredig stijgt met de lengte van de verslaving.

Daarom vind ik het uitermate moedig dat de Japanse centrale bank vorige week een dergelijk voornemen heeft geuit. Ze kondigde aan een einde te willen maken aan de politiek van gemakkelijk geld. Al sinds 1995 begint de kortetermijnrente in Japan met het cijfer nul, maar vijf jaar geleden werd een echt nultarief ingevoerd om de economie uit het deflatiemoeras te trekken. De verslaving van de Japanse economie duurt dus al wat langer dan vijf jaar. Een hogere rente wordt in eerste instantie zelfs nog niet onmiddellijk verwacht. De bank zal de drug niet langer pushen, en pas later de prijs opslaan. Het afkicken zal dus stapje voor stapje gebeuren.

Sommige economen vonden dit het belangrijkste economische nieuws van het afgelopen decennium. Maar datzelfde verkondigden ze vorig jaar ook, toen de Chinese centrale bank de koppeling met de Amerikaanse dollar losliet. Uiteindelijk bleek dat maar een microscopisch macro-evenement te zijn, in het beste geval het begin van iets. Ook nu bestaat het risico dat de economische gevolgen worden overdreven.

Japanse economie aan de beterhand. Het meest positieve is wellicht dat de inflatie voor het eerst opnieuw een positieve waarde laat optekenen (zie grafiek links). Economen verwachten dat die inflatie verder klimt tot 1 % eind dit jaar.

De reële groei van de Japanse economie oogt ook al een tijdje sterk. In 2004 en 2005 bedroeg de groei gemiddeld bijna 2,5 %, in het laatste kwartaal meer dan 4 %. Ten gevolge van de dalende prijzen – ook wel deflatie genoemd – is echter een eigenaardig fenomeen opgetreden: de nominale groei is lager dan de reële groei. Het nominale bruto binnenlands product (bbp) is trouwens al vijftien jaar vrijwel ongewijzigd (zie grafiek rechts). Nu kunnen economen wel de nadruk leggen op het reële, prijsgecorrigeerde bbp, maar het nominale heeft wel degelijk belang. Schulden bijvoorbeeld zijn altijd in nominale termen. En dat is nu net een Japanse specialiteit sinds de jaren negentig van de vorige eeuw. De schuldratio van de overheid bedraagt vandaag meer dan 160 % van het bbp. En het pijnlijke van deflatie is dat schulden steeds zwaarder wegen op de economie. Nominale groei is dus welkom om Japan uit de schuldenspiraal te helpen.

De economie heeft echter ontegensprekelijk aan kracht gewonnen. Vooral de export heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het economische herstel. Japan heeft dit te danken aan de sterke groei in China. Het is ironisch dat Japan zijn herstel voor het grootste deel te danken heeft aan de opkomst van aartsrivaal China. Die laatste begint Japan net op dit moment naar de kroon te steken, als regionale supermacht. Die regionale concurrentie heeft Japan ook wakker geschud om meer ingrijpende wijzigingen door te voeren.

Vooral de Japanse bedrijven hebben een sterke dynamiek aan de dag gelegd. Ze genieten volop van de exportmogelijkheden in de rest van Azië en hebben selectief het voordeel van de lage productiekosten benut in, onder meer, China. De industrie blijft een hoeksteen van de Japanse economie. Het economische gewicht bedraagt meer dan het dubbele van dat in de VS. De vooruitstrevende productietechnieken die Japan naar de top van de wereldeconomie brachten in de jaren tachtig, is het land nog lang niet verleerd.

Voor de bedrijven vormt een hogere rente geen probleem. Veel ondernemingen zijn internationaal gefinancierd, en genereren voldoende eigen financiering via kasstromen. De hogere rente zou wél een groeiend probleem voor de Japanse overheid kunnen worden. Het zal haar zeker onder druk zetten om sneller het deficit van 6,5 % van het bbp weg te werken. Dat kan dan indirect het prille herstel fnuiken.

De echte verslaafden zijn de beleggers. Maar de grootste impact wordt verwacht via de financiële markten. Het gemakkelijke Japanse geld werd vooral door beleggers gebruikt. Het was een sport om te ontlenen tegen zero kostprijs in Japan, en vervolgens te beleggen in de rest van de wereld. Deze sport wordt carry trade genoemd.

Niet alleen Japanners, maar ook buitenlandse beleggers hebben die techniek massaal gebruikt. Nu lijkt het verschil tussen een nulrente en een kwartje niet zo groot. Maar het verschil tussen gratis en een onverwachte kostprijs is voor sommige schuldgeladen beleggers van levensbelang.

Daarom kan de beslissing van de Japanse centrale bank wel eens meer de markten treffen dan de Japanse economie. Want de echte verslaafden zijn niet de Japanse consumenten of bedrijven. Het zijn meer de beleggers in Japan, maar ook in New York en Londen. Of ze nu investeren in gewone overheidsobligaties of in grondstoffen. En dus kan het afkicken van de Japanse economie tot ontwenningsverschijnselen leiden bij speculanten…

De auteur is hoofdeconoom van Petercam Vermogensbeheer. Reacties: visienoels@trends.be

Geert Noels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content