“Japan in crisis? Welnee”

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Het Westen moet eens ophouden met al die berichten over een Japanse crisis. Die is er niet. “Het Japanse systeem heeft ingebouwde mechanismen om de malaise te rekken zonder dat het tot een crisis komt,” zegt expert Karel Van Wolferen. Maar problemen zijn er wel, en de oplossingen liggen niet in het eenzijdig opdringen van het Angelsaksische model.

Amsterdam (Nederland).

Op toernee in Japan gaf premier Guy Verhofstadt ( VLD) links en rechts zijn gesprekspartners wat aanbevelingen mee voor de moeizame herstructurering van de Japanse economie. Ze hebben vriendelijk geknikt. Maar de Japanners hebben hun buik vol van ongevraagd en vooral nutteloos advies van buitenlanders.

De Nederlander Karel Van Wolferen is daarop een uitzondering. Hij mag dan wel door de top van de Japanse bureaucratie met ambivalente gevoelens worden bejegend, op televisiezenders is hij een graag geziene gast. Van zijn vijf speciaal voor het Japanse publiek geschreven boeken gingen er bijna één miljoen exemplaren over de toonbank. Bij ons is alleen de kanjer uit 1989 – Japan, De onzichtbare drijfveren van een wereldmacht (uitgeverij Kritak) – enigszins bekend, maar doorgaans verkeerd begrepen.

Bevestigde Van Wolferen het beeld van een natie van noeste werkers die met haar economische machine het Westen zou overklassen? Neen. Al voor het barsten van de Japanse bubbel in 1990 ondergraafde hij de goedgelovigheid in het Westen en beschreef “de grote onzekerheid die het ‘Japanse Systeem’ inhoudt voor de overlevingskansen van de economie.” Hij houdt wel vol dat “de crisis in Japan alleen bestaat in de hoofden van spraakmakende economen, westerse regeringen en media.” Een provocerende stelling. Maar ze beklemtoont het onbegrip in het Westen voor de manier waarop dat Systeem functioneert. Want dáárover ging het in De onzichtbare drijfveren.

We confronteren Van Wolferen met het jongste boek van managementgoeroe Michael Porter: Can Japan Compete? Porter sluit zijn onderzoek bevestigend af. Maar een meer relevante vraag, vindt Porter, is “of Japan de competitie nog wel wil aangaan”. Want de ontreddering is groot. Hij treedt ook Van Wolferens stelling bij dat economen geen benul hebben van wat er met Japan aan de hand is. In zijn boek haalt Porter conventionele opvattingen onderuit. Bijvoorbeeld de wijdverspreide mening dat de overheid via tussenkomsten van miti (economie) en mof (financiën) het Japanse mirakel stuurde. Het tegendeel blijkt: waar de staat tussenkwam, raakten bedrijfssectoren achterop en bedrijven waar de overheid afzijdig bleef, bloeiden op: Sony, Honda, Nintendo, Sega en andere.

Ook nu is het aanzwengelen van de Japanse economie volgens Michael Porter geen kwestie van macro-economische stimuli met klassieke recepten voor het aanwakkeren van de consumptie, de herkapitalisatie van banken en de afschaffing van levenslange werkzekerheid. De micro-economie is bepalend: Japanse bedrijven moeten leren strategische keuzes maken.

TRENDS. ‘Japan kán concurreren, maar wíl het wel?’ is voor Porter de kern van het debat.

KAREL VAN WOLFEREN ( koeltjes) . “Porters opmerkingen weerspiegelen een standaarduitleg. Wel enigszins bijgestuurd, maar geheel aansluitend op de dominante theorie: gemeten naar de mate van efficiency van het toekennen van kredieten deugt het Japanse kredietstelsel inderdaad niet. Maar daar hebben de Japanners zich nooit om bekommerd. Want in twintig jaar ontstond vanuit een ruïne een economie die bezig was de Verenigde Staten industrieel naar de kroon te steken. Dat de vrijwel onaangepaste oude formule problemen oplevert, rechtvaardigt niet de conclusie, ook van Porter, dat de alternatieve Japanse manier van economisch handelen is mislukt.

“De ambtenaren in Tokio geven er al een poos blijk van dat ze niet weten wat hun te doen staat. Ze beseffen dat de prioriteit bij de consument ligt, niet bij productie, en dat meer marktwerking nodig is. Maar adviezen, zoals die van Michael Porter, beschouwen ze niet als wijsheid van een deskundige die over de Japanse problemen heeft nagedacht.

“Japan biedt het meest monumentale bewijs dat de aanspraak die het neoklassieke denken op universaliteit maakt, ongeldig is. Zo stellen economen dat de overheid de privé-sector meer ruimte moet geven. Maar in Japan kan je privé en overheid niet uit elkaar halen. Er is geen afzonderlijke openbare en privé-sector. Het besturen van bedrijven is een collectieve aangelegenheid. Zeker de manier waarop met krediet wordt omgegaan. En dat zal niet veranderen door het Angelsaksische model op te dringen, want dan zakt het land in elkaar.

“De kern van het probleem is dat het Japanse Systeem zich onvoldoende heeft aangepast aan het feit dat het industriële productieapparaat te groot is geworden voor de wereldvraag. De Amerikaanse economie groeide de jongste jaren voornamelijk door economische transacties die niet tot productie hebben bijgedragen. Het was een beursgedragen groei, gestimuleerd door valutahandel, informatietechnologie, fusies en overnames. Zaken waar Japan het laat afweten. Vanuit zijn traditie. Bedrijven gaan elkaar bijvoorbeeld niet opkopen of verkopen.”

De aangereikte westerse remedies doen het niet.

VAN WOLFEREN. “Als je van buitenaf naar Japan kijkt, zie je dat het Systeem verlamd is. Maar het is belangrijk te weten dat er geen crisis is. Niets acuuts, maar chronisch. Iets waarmee te leven valt. Japanse ambtenaren die met de handen in het haar zitten, is een westers verzinsel. Een westerse journalist zal hier en daar wel iemand vinden die hem naar de mond praat, maar dat is niet representatief.

“Er is geen politieke beweging die dat ongenoegen vertolkt. Niettemin is de Japanse economie in een toestand gekomen waarover fundamentele vragen moeten worden gesteld. Rechtsstelsels die het westerse kapitalisme reguleren, worden echter niet per decreet of zelfs door een overheidsbeleid op lange termijn gerealiseerd.

“De ahistorische en apolitieke obsessie van de neoklassieke theoretici, Michael Porter incluis, is hallucinant. Een bank in Tokio is een ándere instelling dan in de Londense City of in Amsterdam. De functies overlappen, maar zijn niet dezelfde. In het Britse blad The Economist lees je dat die instituties ziek zijn. Alsof er iets aan Japan moet worden gerepareerd om die bank in Tokio meer te laten lijken op een Amerikaanse instelling. Japan is al meer dan een kwarteeuw de op één na belangrijkste economische macht ter wereld. Maar kijk eens in boeken over economische theorie. Japan schittert door afwezigheid. Economen zijn bang voor Japan.

“Het Japanse kredietstelsel, de Azië-crisis, de institutionele verschillen tussen Taiwan, Korea en de Zuidoost-Aziatische ‘tijgers’, ook Rusland, de yen-dollarsaga – de wereld zit boordevol met fenomenen waar economisch-politieke denkers een wetenschap uit zouden kunnen distilleren. Jammer genoeg heeft de grote meerderheid van de economen zich blind gemaakt voor de vragen die zij zouden moeten ontdekken om dergelijke fenomenen te ontcijferen. Maar als je alleen een hamer hebt, gaat alles om je heen op een spijker lijken.

“Dus gingen de ‘ IMF-dokters’ te keer in Thailand, Indonesië en Zuid-Korea volgens het recept dat ze nog in hun bureaulade hadden liggen van de Latijns-Amerikaanse schuldencrisis. Ook aan Japan hebben ‘orthodoxe’ economen niets meer te bieden. De veronderstelling dat een orthodoxie, eens gevormd op basis van Anglo-Amerikaanse ervaring, afdoende is om al het economische handelen in de wereld te begrijpen, zonder dat daar nadere praktische kennis van plaatselijke instituties bij hoeft te worden betrokken, is een erbarmelijk verlies van kennis.”

De Peruaan Hernando de Soto levert in zijn boek ‘Het Mysterie van het Kapitaal’ een verklaring waarom kapitalisme zo’n succes is in het Westen, maar faalt in de rest van de wereld.

VAN WOLFEREN. “Inderdaad. Eigendom is nog geen kapitalisme. Want om van eigendom kapitaal te maken, heb je instituties nodig die eigendom registreren en beschermen. Wat Hernando de Soto niet weet, is dat dit evengoed opgaat voor Japan. Welvaart wordt alleen kapitaal als het kan worden ingezet om meer op te brengen. Maar daarvoor heb je een politiek stelsel nodig waarin de openbare en de privé-sector naast elkaar bestaan en elkaar aanvullen. Dat bestaat niet in Japan, ook niet in de meeste andere landen van de wereld, trouwens. Niet in Rusland, zeker niet in ontwikkelingslanden. En dat wordt door economen nooit in overweging genomen. Ze gaan ervanuit dat landen van nature uit gezegend zijn door die twee sectoren.”

Niettemin wordt ook in Japan aangenomen dat politieke en economische hervormingen nodig zijn. Hoe moet dat dan?

VAN WOLFEREN. “De manier waarop instituties in Japan functioneren is achterhaald. Dat beseffen ook de bureaucraten. Maar je kan niet verwachten dat die instellingen zich gaan transformeren om te gaan lijken op allerhande Amerikaanse instituties. Dat gebeurt nooit. Met hun aanbevelingen helpen buitenlanders Japan niet. Ze blijven zeuren over het gebrek aan economische groei, terwijl de klassieke parameters van het bruto nationaal product worden gemeten op een manier waar Japanners niets aan hebben.

“En omdat de internationaal aangereikte oplossingen in de Japanse context nooit kunnen werken, klampt de ambtenarij zich vast aan het status-quo. Want ze is bang de controle te verliezen over het Systeem. Waarom dat zo is, heb ik tien jaar geleden in 600 bladzijden beschreven. Omdat het zo’n complex fenomeen is, grijpen economen liever naar simplismen. Waarmee je dus geen stap vooruitkomt. En zo blijven de Japanse bureaucraten in het duister tasten.

“Het Systeem is een hersenloos stelsel, in die zin dat er geen politiek hoofd aan zit dat aanspreekbaar is. De bureaucraten voelen zich wel verantwoordelijk om het Systeem zo goed mogelijk te doen draaien, maar er is nergens een politieke aanspreekbaarheid. De burgers hebben geen rechtsmiddelen om van de machthebbers een verklaring af te dwingen omdat het Systeem een informeel stelsel is dat niet in de wet verankerd is. Historisch ontbreekt elke notie van een democratische rechtsstaat.

“Een voor de hand liggende remedie voor de Japanse economie zou een grootschalig behuizingsprogramma kunnen zijn, waarmee de binnenlandse consumptie aardig aangezwengeld zou worden. Nu kunnen de banken niet lenen omdat niemand hun geld wil hebben. Het probleem is niet dat de Japanners geen geld hebben, wel dat ze erop blijven zitten. Om een behuizingsbeleid te starten dat vertrouwen inboezemt, heb je een politieke kern nodig. Een regering die dat coördineert. Maar Japan heeft géén regering. Dat probeer ik al jarenlang duidelijk te maken. Bijgevolg zit je met een ambtenarij die op allerlei impulsen reageert en een beleid probeert in stand te houden. Dat is de kern van het Japanse probleem.”

Zullen de vergrijzing en daaruit voortvloeiende budgettaire problemen op den duur dan toch een heilzame schok in het Systeem veroorzaken?

VAN WOLFEREN. “De ambtenarij beseft dat er straks heel wat geld naar de vergrijzende bevolking zal moeten gaan. Aangezien er in Japan geen rendement is, moesten er massa’s geld naar buiten kunnen. Om dit mogelijk te maken, hebben ze de Big Bang gelanceerd – wat niets te maken had met fundamentele wijzigingen in hun financiële structuren, zoals verkeerdelijk werd gehoopt in Londen, Frankfurt en New York.”

Rudi Dornbusch van het Massachusetts Institute of Technology waarschuwt dat als het zorgsysteem en het pensioenstelsel in elkaar klappen, Japan het Westen in een financiële wereldcrash kan storten.

VAN WOLFEREN. “Dat kan natuurlijk. Japan is een kolossale macht. Maar Rudi Dornbush is typisch voor het soort spraakmakende economen die absoluut niet weten hoe Japan wordt gefinancieerd. De dynamiek van geld lenen en schulden zit in Japan anders in elkaar.

“Neem bijvoorbeeld de bubbel in de tweede helft van de jaren tachtig. Dat was een middel om het bedrijfsleven gratis kapitaal te bezorgen en het Japanse productieapparaat te vergroten. Dat kon door de prijs van onroerend goed de hoogte in te jagen. Transacties kwamen daar niet aan te pas, geen marktmechanismen. Zelfs speculatie was de drijfriem niet, gewoon afspraken om inflatie van onroerend goed te koppelen aan inflatie van aandelen. Je kan daarin heel ver gaan, omdat je het binnenlandse gebeuren stevig afgeschermd houdt en tegelijk in het buitenland een belangrijke exporteur en crediteur bent. Je hebt dan als het ware de geldboom uitgevonden en het volstaat er goed aan te schudden.

“Natuurlijk komt er een moment waarop je geloofwaardigheid in vraag wordt gesteld. Men liet de onroerendgoedmarkt weer dalen, maar met het idee om ze, indien nodig, weer op te blazen. Dat was echter niet meer het geval, omdat er geld in overvloed in het Systeem bleef zitten.”

Dit soort kunstmatige spelletjes konden niet blijven duren.

VAN WOLFEREN. “Precies. Maar ondertussen had Japan wel in één generatie uit het niets een industrieel productieapparaat opgebouwd dat ook vandaag nog snel kwaliteit kan leveren en beneden de prijs van het Westen. Sinds de jaren negentig zitten ze met een geweldige overcapaciteit, die politiek bepaald was, niet uit economische domheid.

“Het probleem is dat het Systeem, dat nochtans veerkrachtig is, zich onvoldoende heeft aangepast aan het nieuwe feit dat het Japanse productieapparaat te groot was geworden voor de wereldvraag en niet geschikt is om de binnenlandse consumptie op te krikken. Hoe het nu verder moet, weten ze niet.

“De Japanse econoom is als een metereoloog wiens instrumentarium niet meer functioneert en op het dak kruipt om met de natte vinger uit te zoeken van waar de wind komt. Maar wat uit het Westen aanwaait, brengt geen uitweg voor zijn problemen. Als bijvoorbeeld op dit ogenblik westerlingen met hun dictaten niet voortdurend de Japanners op de vingers zaten te kijken, dan zou het ministerie van Financiën heel wat kunnen oplossen op de normale informele manier waarop het Systeem werkt. Wat niet betekent dat het vrijemarktrecept voor Japan een probleem is.

“Het struikelblok is dat de nodige structurele voorwaarden voor het functioneren van een marktstelsel ontbreken. En neoklassieke economen zijn daar stekeblind voor. Ze hebben uit hun doos axioma’s niets aan te bieden waarmee ze landen als Japan, heel Zuidoost-Azië, ook Rusland, Afrika en Latijns-Amerika – kortom de overgrote meerderheid van de mensheid – uit het slop kunnen helpen. Integendeel. Opkomende middenklasses worden weggemaaid.”

Het blijft dus aanmodderen. Op hoop van zegen. Of zullen xenofobie en extreem nationalisme toenemen?

VAN WOLFEREN. “Aanmodderen omdat de Amerikaanse politiek Japan altijd beschermt en zodoende de Japanse ambtenarij elke urgentie ontneemt om creatief te worden en er wat aan te doen. En omdat de Verenigde Staten zelf niet over het intellectuele vermogen beschikken om werkbare remedies aan te reiken. Extreem nationalisme zie ik niet meteen opduiken. Tenzij de problemen out of control raken, maar het Systeem heeft ingebouwde mechanismen om de malaise te rekken zonder dat het tot een crisis komt.”

Erik Bruyland

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content