Is het nieuwe socialisme echt nieuw?

In haar politieke programma “Economie op Mensenmaat” roemt de SP het belang van de economie en stelt dat zij tegelijk “moeder en dochter van de samenleving” is. Toch heeft de partij een verkrampte relatie met deze vrouwen. Vroeger was de markt voor socialisten een verstoten dochter die een verwerpelijk leven leidde, los van God, of in elk geval los van alles wat heilig was in de sociaal-democratie. In het nieuwe SP-programma mag de verloren dochter weer thuis komen, maar er wordt geen vetgemest kalf geslacht. De SP heeft socialistische principes die haaks staan op de werking van de vrije markt en daarom heeft hun “economisch contract” iets dubbels. Het gaat nog te veel over de maakbaarheid van de samenleving en te weinig over het vertrouwen in de werking van de markt. Maar er staan ook interessante zaken in het SP-programma zoals de plannen voor de creatie van werk en voor een belastinghervorming.

BETEUGELDE MARKT.

Het wantrouwen in de markt neemt in het SP-programma soms demagogische vormen aan. Neem bijvoorbeeld het volgende citaat (p.9): “De belangen in de markt zijn immers tegengesteld en leiden niet spontaan tot een aanvaardbaar evenwicht. De machtsverhoudingen zijn allesbehalve gelijk. Deze tegengestelde belangen kunnen soms uitmonden in wanverhoudingen, zoals overduidelijk het geval is met de mensenhandel.” De conclusie is natuurlijk dat de overheid een essentiële rol heeft om de markt af te bakenen, te sturen en anderszins te beteugelen. Het illustreren van de gevaren van de markt aan de hand van mensenhandel is net zo onterecht als het verwerpen van het gebruik van een mes om brood te snijden omdat er ooit iemand met een broodmes is vermoord.

Vergelijk deze asymmetrische beschouwing van de slechte markt en de goede overheid met het volgende citaat uit het recente partijprogramma van de PvdA

: “Wie alles aan de markt overlaat, zal ontoelaatbare ongelijkheden zien ontstaan. Maar wie alles van hogerhand denkt te kunnen regelen, komt evenzeer van een koude kermis thuis. De markt is geen panacee voor alle kwalen. De overheid evenmin. Elk heeft zijn eigen sterke en zwakke kanten.” De PvdA heeft een meer symmetrische visie op markt en overheid, laat sneller zaken aan de markt over en denkt vaker aan het inzetten van private-publieke combinaties.

De SP heeft twee geloofsartikelen en een fundamentele zorg: het geloof in de maakbaarheid van de samenleving, het geloof in de goede mens en zijn vermogen tot solidariteit en de bekommernis voor de onderkant door herverdeling. Deze drie principes staan haaks op de markteconomie en maken de relatie tussen de SP en de markt even moeilijk als die van de twee koningskinderen met het diepe water tussen beiden. Deze drie principes worden te pas en te onpas vermeld. Zelfs over de landsgrenzen heen vindt de SP dat heel Europa moet kiezen voor hun maatschappijmodel waarin het in essentie gaat over “solidariteit, herverdeling en economische sturing”.

GELOOF IN DE MAAKBAARHEID.

Sturing, planning en maakbaarheid. De verwijzingen naar deze begrippen zijn dik bezaaid, als krenten in een zondags krentenbrood. Niet bepaald termen die men zou associëren met marktwerking. Het onderdeel waar de SP een keuze maakt voor de markt heet weliswaar “de markt laten renderen”, maar gaat vooral over de markt afbakenen, sturen en correct laten werken. Er zijn heel veel activiteiten die volgens de SP niet tot de markt horen: justitie, onderwijs, defensie, sociale voorzieningen, veiligheid, gezondheid, milieu, gemeenschappelijk vervoer. Volgens hen speelt de markt niet bij natuurlijke monopolies zoals water- en energievoorziening en het beheer van wegen, water en spoorinfrastructuur. Een geliberaliseerd pensioenstelsel mag ook niet. Wat wel mag, is een liberalisering van telecommunicatie, media, deelsectoren (maar niet de kerntaken) van de post, het openbaar vervoer en de productie (maar niet de distributie) van energie. Dat zou ik niet kenschetsen als een forse opstoot naar meer markt en privatisering. In veel landen (waaronder Nederland) wordt met veel meer durf gebruik gemaakt van markt en particulier initiatief op het terrein van de sociale voorzieningen, het openbaar vervoer (trein en streekvervoer), water-, gas- en elektriciteitsvoorziening en milieu (reinigingsdiensten, verhandelbare emissierechten).

Voorzieningen die in overheidshanden zijn, hoeven niet ineens naar de markt. Maar aan mengvormen van overheid en markt besteedt het SP-programma geen of weinig aandacht. Voor onderwijs, gezondheid en sociale voorzieningen kan men denken aan een van overheidswege gegarandeerd basispakket voor iedereen en wie meer wil, moet er op de markt zelf voor zorgen. Voor onderwijs kan men denken aan een basisbeurs of een rentevrije basislening voor iedere student, of in het kader van het levenslang leren een aantal “onderwijsvouchers” of tegoedbonnen die elke burger bij onderwijsinstellingen kan inwisselen voor onderwijs. De overheid zou kunnen voorzien in een basisverzekering tegen ziekte, inkomensderving en de oudedag en de rest overlaten aan de sociale partners en de burgers zelf. Er kan ook veel meer gedacht worden aan gecombineerde private-publieke initiatieven, bijvoorbeeld in de sfeer van infrastructuur (tunnels, tolwegen, hogesnelheidsspoorlijnen). De Nederlandse PvdA zit veel meer op die lijn van combinaties zoals blijkt uit het volgende citaat uit hun programma

: “Aan de orde is het zoeken naar de beste cocktail van instrumenten. Want instrumenten zijn het: markt, overheid, contract of convenant. Wat telt is wat werkt, met het oog op wat je wil bereiken.”

Wanner de SP het heeft over het sturen van de markt praat ze over “strategische economische planning”. Dat is een vaag begrip. Het is zeker niet de oude centrale planning maar wat het wel is, wordt niet duidelijk. Het ziet er echter wel beangstigend uit want de overheid moet “haar maatschappelijke streefdoelen bereiken door ondernemingsplannen te sturen via de eigen regelgeving”. Er wordt niet bij verteld wat die maatschappelijke streefdoelen zijn, maar ze gaan vermoedelijk wel over goede doelen zoals een schoon milieu, betere arbeidsvoorwaarden en meer consumentenbescherming. Goede doelen jagen ondernemingen op kosten. Onbekende goede doelen scheppen grote onzekerheid. Dat is slecht voor de werking van de markteconomie.

DE GOEDE MENS.

Het is niet uit te sluiten dat de mens van nature goed is, altruïstisch zelfs en solidair met de medemens. Maar deze goede gevoelens en eigenschappen zijn schaars en kunnen slechts in beperkte mate door de overheid ingezet worden. De SP doet naar mijn gevoel te vaak een beroep op deze schaarse gevoelens. Zo wil de SP dat de overheid zich voor haar taken versterkt door meer beroep te doen op het vrijwilligerswerk en de solidariteit van het verenigingsleven.

De SP klaagt er ook over dat de natuurlijke solidaire gevoelens in de mens kapot gemaakt worden door de markt. Op de markt heerst ongeremde vrijheid om jezelf te verrijken desnoods ten koste van anderen. Dit egoïsme staat lijnrecht tegenover solidariteit. Daarom wantrouwt de SP de markt. In dit verband is de PvdA veel meer ontspannen en wil vooral voorwaarden scheppen voor een markt met volop kansen voor de dynamische burger: “Mensen moeten zelf hun kansen grijpen. Maar dan moeten er ook volop kansen aanwezig zijn. Dat is de verantwoordelijkheid van de politiek, zonder dat het haar exclusieve verantwoordelijkheid is.”

DE ONDERKANT.

In het politieke spectrum is de onderkant van de samenleving het speelveld van de socialisten. Zij zijn de hoop van de verworpenen der aarde over de hele wereld en van de lagere inkomens, de ongeschoolden en de werklozen in eigen land. Dat geldt zowel voor de SP als voor de PvdA. Maar vaak vertaalt die zorg voor de onderkant zich negatief in afgunst. Men is jaloers op hoge inkomens en winstmakende bedrijven. Zo wil de SP met een verandering van het belastingsysteem vooral de grote fortuinen aanpakken. In de discussie over het verminderen van de belasting aan de onderkant van de arbeidsmarkt wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de sociale werkgevers- en werknemersbijdragen. Men vindt dat er traditioneel van een daling van de sociale werkgeversbijdragen sprake is en dat het de hoogste tijd is voor een daling van de werknemersbijdrage. Economisch is het niet belangrijk wie de sociale bijdrage betaalt, maar wel wie ze draagt en daar heeft de overheid geen greep op. De werkgeversbijdrage wordt weliswaar door de werkgevers betaald, in de zin van overgeschreven van de bankrekening van de werkgever naar de Schatkist, maar dat betekent niet dat die belasting ook gedragen wordt door de werkgever. Sociale lasten worden afgewenteld. Lagere werkgeversbijdragen kunnen in loononderhandelingen door sterke vakbonden worden ingepikt ten voordele van de werknemers.

ARBEID EN BELASTING.

Voor de PvdA en de SP heet de creatie van werk en het bestrijden van de werkloosheid de prioriteit nummer één. Dat is lovenswaardig. Daarvoor noemen ze beide in hun programma’s een aantal middelen die soms werken, maar die ook niet zonder problemen blijken. Lastenverlichting voor lage inkomens of voor laaggeschoolden helpen de onderkant van de arbeidsmarkt aan het werk, maar zijn tegelijkertijd ook subsidies. Die subsidie raakt de werknemer kwijt als inkomen of scholing toenemen. Het is een rem op doorgroeien en investeren in menselijk kapitaal. Lastenverlichting aan de onderkant houdt de onderkant in stand.

Zowel de SP als de PvdA zijn voorstander van vormen van herverdeling van werk tussen de werkenden en de werklozen en van het richting geven aan de verdeling van de zorg- en werktaken tussen mannen en vrouwen. Voor beide voorstellen geldt dat ze de arbeidskosten doen toenemen en voor het laatste geldt dat de overheid zich mengt in afspraken die ‘s ochtends aan de ontbijttafel tussen echtgenoten worden gemaakt.

Waar in dit verband een groot verschil ligt tussen de PvdA en de SP is in de visie op loonmatiging. Voor beiden is loonmatiging een middel om werk te creëren. Maar de PvdA kiest vooraf en structureel voor “werk boven inkomen” terwijl de SP zich in bochten wringt en praat over loonmatiging als een defensieve strategie. Men grijpt pas achteraf in “als reactie op de vaststelling van een loonkostenhandicap met het buitenland”. Dan is het meestal te laat.

De belastingvoorstellen van de SP lijken sterk op de Nederlandse plannen van staatssecretaris Willem Vermeend (PvdA) en minister Gerrit Zalm (VVD). Beiden willen in de volgende eeuw minder belasting op arbeid en meer op consumptie (BTW), milieuvervuiling en vermogens. Dat zijn denk ik verstandige plannen. Wel moet men zich goed bewust zijn van de beperkte mogelijkheden om vermogens te belasten in een wereld met grote kapitaalmobiliteit. De SP is zich te weinig bewust van kapitaalvlucht als makkelijk en adequaat middel om belasting op roerende vermogens te ontvluchten. De SP doet zelfs een raar voorstel: een bit-belasting op het meest vluchtige wat op aarde te vinden is, namelijk het verkeer langs de elektronische snelweg.

LIEFDELOOS.

Er zitten goede en interessante zaken in het SP-programma “Economie op Mensenmaat”. Het is niet te ontkennen dat de SP opschuift naar een grotere acceptatie van de markt. Maar de SP kan haar oude reflexen van sturing en planning nog niet helemaal loslaten. De beste illustratie daarvan is hun voorstel voor het instellen van een certificaat voor “verantwoord ondernemerschap” op basis van een checklist waarbij de overheid een waardering moet geven over het innovatiebeleid, het opleidingsbeleid, het sociaal beleid, het overleg- en communicatiebeleid en het milieubeleid van een onderneming. Terwijl de overheid waarschijnlijk niet eens zelf een dergelijk certificaat zou halen.

De relatie met de markt is nog te een realistisch “moeten” zonder het van harte te willen. Het is a shotgun marriage. De SP moet met de markt trouwen want er komt een kind. Maar het is een liefdeloos huwelijk.

Jules Theeuwes is hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam.

JULES THEEUWES

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content