IS DE BELASTINGWETGEVING TE INGEWIKKELD?

Het probleem is niet dat de belastingwetgeving te ingewikkeld is, maar wel dat ze om de haverklap ingrijpend wordt gewijzigd.

Het reilen en zeilen van de belastingadministratie lokt ook op het hoogste politieke niveau reacties uit. Terwijl de minister van Begroting de aanstelling van een crisismanager bepleit, meent de staatssecretaris voor de Administratieve Vereenvoudiging het ei van Columbus gevonden te hebben in een drastische vereenvoudiging van de belastingwetgeving. Van een staatssecretaris die – gelet op zijn functieomschrijving – het aan zichzelf verplicht is om alles te vereenvoudigen wat hij op zijn levensweg tegenkomt, kon overigens moeilijk een ander voorstel worden verwacht.

De redenering van de staatssecretaris is waarschijnlijk dat een veel minder complexe wetgeving ook veel minder moeilijk is om in computerprogramma’s om te zetten, en dat de belastingambtenaren dus veel vlugger aan het inkohieren en het invorderen van de belasting kunnen slaan.

Invorderen. Tussen haakjes: over dat inkohieren en invorderen bestaan nogal wat misverstanden. Zo toeterden zowat alle media enkele weken geleden het bericht in het rond dat de belastingambtenaren het bevel hadden gekregen om onmiddellijk te starten met het invorderen van de vennootschapsbelasting, kwestie van die belasting nog dit jaar aan de opbrengsten van de schatkist te kunnen toevoegen. Maar hoe kan dit nu? Voor je een inkomstenbelasting kan invorderen, moet die eerst ingekohierd worden. Na de inkohiering moet het aanslagbiljet naar de belastingplichtige worden verstuurd, waarna de belastingplichtige altijd nog twee maanden tijd heeft om de verschuldigde belasting te betalen. Dat de belastingambtenaren ogenblikkelijk aan de slag zouden kunnen gaan met het opscheppen van het belastinggeld, is dus een fabeltje. Het enige wat zij onmiddellijk konden doen, is starten met het inkohieren van de belasting. Wil de overheid dat die ingekohierde belasting nog vóór het jaareinde op de bankrekening van de schatkist staat, dan moesten de aanslagbiljetten nog vóór eind oktober de deur uit zijn. Als dit al gelukt is, dan zal het heel waarschijnlijk maar zeer gedeeltelijk het geval zijn geweest.

Flat tax. Terug naar de staatssecretaris en zijn wonderoplossing. Volstaat het de belastingwetgeving te vereenvoudigen? Een soort flat tax zonder of met bijna geen aftrekposten en met slechts weinig belastingverminderingen, maakt het berekenen van de belasting uiteraard veel eenvoudiger. De vraag is evenwel of een dergelijk stelsel op dit ogenblik realistisch is. Dat valt te betwijfelen. Weliswaar is iedereen er hoe langer hoe meer van overtuigd dat de personenbelasting er met haar progressieve tarieven nauwelijks in slaagt om de belastingdruk rechtvaardig naar draagkracht te verdelen. Maar tegelijk is het moeilijk indenkbaar dat de overheid een min of meer rechtvaardige inkomstenbelasting zou kunnen ontwerpen als die geen rekening houdt met de hoogte van het inkomen, en met de persoonlijke of bijzondere situatie waarin de belastingplichtige zich bevindt. Temeer daar politici het nog nooit hebben kunnen laten om de belasting als een beleidsinstrument te zien. Dat leidt altijd weer tot het bevoordelen van specifieke groepen of situaties en het toestaan van bepaalde aftrekposten of verminderingen. Het is de voorbije jaren nooit anders geweest, en voor zover je kan zien, zal het ook in de toekomst zo blijven.

Aanpassingen. De moeilijkheden om de belasting correct te berekenen, vinden hun oorsprong overigens niet noodzakelijk in een wat ingewikkeld belastingsysteem. Een computerprogrammeur die een beetje bij de pinken is, draait zijn hand niet om voor het ineensteken van een berekeningsprogramma dat een wat ingewikkelde belastingtoestand moet aankunnen.

Waar de schoen dan wel knelt? Dat is bij de schier eindeloze reeks van aanpassingen die de belastingwetgeving ondergaat. Geen jaar gaat voorbij zonder dat talrijke nieuwigheden en veranderingen op de belastingplichtigen worden losgelaten. En dus ook op de personen die de belastingberekeningsprogramma’s moeten schrijven en aanpassen.

Soms zijn die aanpassingen vrij eenvoudig door te voeren. Maar soms raken zij de fundamenten van het stelsel. Neem bijvoorbeeld de doorgedreven decumulatie die sinds enkele jaren op het gebied van de personenbelasting geldt. Die houdt in dat ieder van beide echtgenoten en wettelijk samenwonenden nog slechts belastbaar is op zijn eigen inkomsten, en dat aftrekposten en belastingverminderingen ook volledig gedecumuleerd worden berekend en toegepast. Voor de mensen is dat een goede zaak. Het huwelijk wordt niet langer fiscaal bestraft. Maar voor de schrijvers van belastingberekeningsprogramma’s is een dergelijke omwenteling een nationale ramp. Het is alsof je de grondvesten van de Financietoren wil verbouwen, terwijl het hele gebouw intussen rechtop moet blijven staan.

Dat dit tot moeilijkheden en tot achterstand zou leiden, was voorspelbaar. Moet zo’n hervorming dan niet worden doorgevoerd? Uiteraard wel, maar misschien is het niet onnuttig de ingenieurs te raadplegen over haalbaarheid en timing, voor je de boormachines op de grondvesten loslaat.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content