Is Afrika bespottelijk?

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Congo voorstellen als een verjongingsbad voor een verkalkend Europa? Het klinkt absurd. Maar kortetermijndenken heeft onze kijk op Centraal-Afrika wel vaker vertroebeld. Sommigen ontwaren dimensies die de huidige commoties rond Congo tot ver in de volgende eeuw overspannen. Een boodschap voor Interbrew, Union Minière en het Belgische bedrijfsleven? Of keren we Congo best definitief de rug toe?

In Leuven kozen ze na de Shaba-oorlogen, eind jaren zeventig, eieren voor hun geld; de juiste beslissing, zo blijkt: Interbrew verkocht zijn Katangese brouwerijen en bouwt een bierimperium uit van Canada over Siberië tot Korea. Union Minière ruilde zijn glorieuze verleden van Mangeuse de Cuivre in de koper- en kobaltmijnen van Katanga voor futuristische nanotechnologie in de VS, nieuwe posities in de ” emerging market” van China en sloot strategische allianties in Japan. Bouwgroep Besix verlegde zijn zwaartepunt naar de Arabische Golf en Oost-Europa. Zelfs CMB/Compagnie Maritime Belge werpt niet langer het anker uit in Matadi. Wat zouden we nog gaan zoeken aan de Congo-stroom?

Congo, Zaïre, werd begin jaren tachtig al van de meeste directietafels geveegd, toen er niet veel meer te rapen viel voor Delcredere. Belgiës topbedrijven, veelal met wortels in de kolonie, schakelden over op mondialisering, los van kommervol Afrika. Na het overlijden van de laatste zakenlobbyist Michel Relecom (Unibra), schoof ook Fabrimetal de sleutel in Kinshasa onder de mat. Van meer dan 400 Belgische bedrijven in Congo, 100.000 landgenoten en minstens evenveel die in België werkten voor toelevering, is dat aantal geslonken tot een handvol onverwoestbaren: Orgaman, Forrest, Texaf, JVL, Groupe Sucrier en kleine zelfstandigen die in stilte voortboeren (zie Trends-reeks van juli tot september 1997).

Het loslaten van Congo

verruimde de slagkracht van onze ondernemingen in de wereldcompetitie. VLD‘er Herman De Croo erkent dat het strategische opties waren die zich opdrongen: “Maar mondiaal denken mag niet synoniem zijn voor het zich afkeren van Afrika.” Hij gaat zelfs verder en bestempelt de abdicatie van het Belgische bedrijfsleven in Congo, “meer bepaald de top”, als “gemakzucht van het moment en spelen op kortstondig gewin.”

Croo-iaanse uitdrukkingen kleuren zijn mondiale visie: “Denken dat Europa met 300 miljoen inwoners en de charmes van een afgeleefde maîtresse in de volgende eeuw de demografische druk zal kunnen weerstaan van één miljard Afrikanen, drie miljard Aziaten en één miljard latino-Amerikanen, is zelfbedrog. Politiek is uiteraard ‘ cameleonsen‘ ( nvdr – van het woord cameleon) met de kortstondige opinie van de burger, maar met 6% van de wereldbevolking en 25% van de wereldrijkdom zal Europa verder moeten kijken dan burgers neus lang is. Als we buiten ons knus eilandje geen ankers uitgooien, zullen we over dertig, veertig jaar van de wereldkaart verdwijnen.” In die mondialisering pleit De Croo voor “het vasthaken van het rijkgevulde mandje, dat Afrika is, aan de Europese ballon. Congo, het geostrategische zwaartepunt op dat continent – waar België ondanks alles, gewicht in de schaal kán leggen – zou ons verjongingsbad moeten zijn. Of kweken we een jeugd die zich terugplooit op een verwend egoïsme?”

Parochiale bewogenheid

Kosovo ligt dichter bij Brussel dan de Kivu bij Kinshasa, Noord-Ierland minder ver van ons dan Boma van Goma. “Maar we zijn moe van al dat gedoe rond Congo. We soezen weg in het lauwewaterbad dat Europa geworden is: een Unie van staatjes die geen uitdagingen aandurven. Ik pleit voor ambitie én nederigheid, een zich mentaal inleven in maatschappijen die wij grondig geperturbeerd hebben. Als we dat niet doen en de ontwikkelingen in Centraal-Afrika niet soepel begeleiden, zullen er afstotingsmechanismen komen tegen Europa, waarvan het integrisme maar een begin is,” profeteert De Croo. Zijn gsm in aanslag, staat hij in contact met “vrienden in Congo, ik spreek met de twee kampen.” Tactvol wordt hierover gerapporteerd aan minister van Buitenlandse Zaken Erik Derycke (SP), die het moet stellen zonder directe contacten met sleutelfiguren. De liberale voorman is één van de weinige, zoniet de enige, Belgische politicus die nog voeling heeft met Congo.

Voor de intellectueel briljante politicus is een confrontatie met een parlementscommissie Buitenlandse Zaken, die inderhaast werd samengeroepen voor een “Congo-debat”, een kwelling (al wil De Croo zoiets, uit collegiale wellevendheid, niet gezegd hebben): “Men spreekt over de kostprijs van een evacuatie, hoort geen fundamentele analyses. De indruk overheerst dat we dit niet aankunnen of niet willen aankunnen, want electoraal riskant. Al doen we wel wat in de marge, zoals het hoofd van Congo overeind houdt bij het IMF. Maar blijkbaar meer ter compensatie van ons Ruanda-trauma dan uit overtuiging.” (zie ook kaderstuk Koran en Romeinen).

Hij betreurt dat het concept België-Afrika, als een hefboom en doorgeefluik van kennis en economische rijkdom voor Europa, een voor dit landje te hoog gegrepen dimensie heeft: “Onze expertise is buiten spel gezet of verwaterd. De Belgische Afrika-kennis is een mythe die zichzelf nog een tijdje overleeft. Een enkeling verricht aan de ene of de andere universiteit wel wat verdienstelijk werk; her en der in de bedrijfswereld is nog terreinkennis aanwezig. Maar gefragmenteerd, zonder een globale, verder reikende visie. Nochtans: één boom op twaalf in de wereld, die iets waard is, staat in Congo; daar bevinden zich de grootste zoetwaterreserves van Afrika; de Inga-krachtcentrale heeft voldoende capaciteit om heel Afrika twee keer van stroom te voorzien; in de Cuvette-centrale, een gebied van 800.000 vierkante kilometer, wachten gigantische olievoorraden op ontginning.” Daarom droomt hij van een “langetermijnpartnerschap met Congo, waar de Congolezen trouwens zelf om vragen. Dit is geen sentimentele nostalgie, maar wederzijds verrijkende business die de gewone man ginder en hier dient.”

Een door Amerika

met veel lof ingehaalde generatie “Nieuwe Afrika-leiders” heeft zich op haar beurt ontpopt tot leerling-tovenaars (zie kaderstuk Afro-Amerikaanse Renaissance): Kabila papt aan met Mugabe van het sociaal en economisch gehavende Zimbabwe (de retrouvailles van twee oud-maoïsten), met het verscheurde Angola van Dos Santos, met Chiluba die zijn Zambiaanse mijnen niet aan de straatstenen kwijtraakt en met de Mobutu-gekloonde dinosaurus Arap Moï van Kenya; daartegenover staat een coalitie van de Pentagon-boysMuseveni van Uganda en Kagame van Ruanda, die andere mobutu-achtige dinoOmar Bongo uit Gabon en Sassou Nguesso van Congo-Brazzaville in een alliantie met nationalistische en francofiele Mobutisten en oud- Kabilisten. Het Westen kijkt onbegrijpend toe, België schuilt achter de frêle schouders van Mandela.

Wie somalisering of balkanisering zegt, begrijpt niets van Congo, weet Congo/Zaïre-kenner Hugues Leclercq, daarin bijgetreden door Herman De Croo. Professor Kabuya-Lumuna Sando bevestigt: “De Congolezen zijn dat stadium lang voorbij: de eenheid van het land en de democratisering zijn twee verworvenheden van het Mobutu-tijdperk. Katanga wil niet los van Congo, maar externe leerling-tovenaars zouden daar in hun verwaandheid kunnen op aansturen. Ze misrekenen zich.”

De Croo, Leclercq, Kabuya. Drie namen die in de klassieke cenakels van de “Belgische Afrika-expertise” ruiken naar dienstbaarheid aan economische belangen – De Croo is ook bestuurder van Utexafrica in Kinshasa, het grootste textielbedrijf in zwart Afrika – of ze gaan door voor steunberen van Mobutu – ontwikkelingseconoom Leclercq, begin jaren ’70 economisch adviseur van het Zaïrese staatshoofd, wordt (onterecht) aangewezen als het brein achter de rampzalige zaïrianisering in 1974; Kabuya-Lumuna Sando was adjunct-kabinetschef van Mobutu.

Kabuya, die zopas Pouvoir et Libertés, la transition au Congo-Zaïre publiceerde, vindt de Belgische blindheid ten aanzien van Congo ontstellend: “België zal niet blijvend kunnen teren op de sympathie van de Congolezen. We zagen hoe tijdens de crisissen onder Mobutu alles gereduceerd werd tot simplistische formules. Wie niet meedeed aan een obsessioneel primair antimobutisme, werd gebrandmerkt als verdediger van de dictatuur. Men begrijpt de complexiteit niet en probeert ze dus te vatten in oneliners. Maar onder Mobutu waren de schema’s nog betrekkelijk eenvoudig, vandaag snapt het Westen zelfs de grote lijnen niet meer.”

De Renaissance leeft

Hugues Leclercq wijst op de pijnlijke paradox dat de “Renaissance”, waar men zich zoveel begoochelingen rond maakt, uitgerekend in Congo opleeft: “Aan de basis, onder het volk. En omdat men ze hiér niet ziet, ontkent men ze! Het verloopt niet lineair, maar zodra de mayonaise pakt, kan Congo heel snel opveren – met een minimum aan gerichte buitenlandse hulp. Ook Kabila ziet die ondergrondse dynamiek niet, omdat hij er nooit bij betrokken is geweest. Dat was allemaal volop aan het gisten tijdens de laatste jaren van het Mobutu-debacle. Zimbabwe en Zuid-Afrika hebben dat inwendige gistingsproces, zoals dat in Congo/Zaïre vreedzaam aan de gang was, zelf nog niet doorgemaakt. Ik vrees dan ook meer voor een toekomstig bloedbad in die landen dan in Congo waar alle ingrediënten aanwezig zijn voor een langzame, zij het moeizame economische heropleving. Als tenminste, externe machten – zonder inzicht in het Zaïro-Congolese magma – geen roet in het eten komen gooien.”

Professor Kabuya (net als Kabila een Luba van Noord-Katanga, maar vóór alles Congolees) publiceerde nauwelijks twee maanden na het aantreden van Mobutu’s opvolger een striemende Lettre Ouverte au président Kabila. Met dezelfde argumentatie distantieert hij zich van de aan de gang zijnde anti-Kabila-opstand van het RCD/Rassemblement Congolais pour la Démocratie: “In Congo worden politieke twisten met woorden en niet via gewapende milities uitgevochten. Dat was zo vóór de inval van Kabila: het democratiseringsproces kabbelde voort, weliswaar in een aanslepend palaver met af en toe een coup de théâtre, maar zonder bloedvergieten. Het wapengekletter wordt geïmporteerd door machten die hun problemen in Congo komen uitvechten.”

De Congo-analyse van The Economist – ” this is a region with deeprooted rivalries, its political rulers notoriously tricky and obdurate… the outcome of the rebellion will be shaped by the men with guns, not democracy” – “zou bewaarheid kunnen worden door krachten, die precies door hun onwetendheid en dit soort simplismen, dergelijke situaties in de hand werken,” stelt Kabuya. “De bevolking heeft echter begrepen dat de ‘ jacht op de dictator‘, gisteren Mobutu, vandaag Kabila, een paard van Troje is. Want helaas stemt een meerderheid van onze politieke elite zijn discours nog steeds bij voorkeur af op eisen uit het buitenland, dan op de aspiraties van het volk. Maar wie er in Kinshasa ook aan de macht komt, zal hoe dan ook geconfronteerd worden met de wil van dat volk.”

ERIK BRUYLAND

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content