INVORDERING. OP ZOEK NAAR BILLIJKE OPLOSSING. Belastingschuld achtervolgt feitelijk gescheiden echtgenoot

Dura lex, sed lex. Of, hoe hard de wet ook mag zijn, de wet blijft de wet. En dus moet zij worden toegepast. Hoe ongenadig de gevolgen ervan ook kunnen zijn.

Neem bijvoorbeeld de feitelijk gescheiden echtgenoten. Vanaf het jaar dat volgt op het jaar van de feitelijke scheiding worden de echtgenoten afzonderlijk belast. Wat wil zeggen dat ieder van hen in principe uitsluitend belast wordt op zijn eigen inkomsten. En op zijn deel van de inkomsten die de feitelijk gescheiden echtgenoten nog geacht worden samen te ontvangen (bijvoorbeeld de inkomsten van de onroerende goederen die tot de huwelijksgemeenschap behoren).

INVORDERING.

Maar die afzonderlijke taxatie belet niet dat behoudens in een aantal uitzonderingsgevallen de belastingschuld nog steeds invorderbaar is op alle eigen en gemeenschappelijke goederen van de beide echtgenoten samen. En dat is iets wat feitelijk gescheiden echtgenoten dikwijls uit het oog verliezen. Ieder gaat zijn eigen gang, heeft eigen inkomsten, betaalt in principe zijn eigen belasting. Maar op een bepaald ogenblik kan het gebeuren dat één van de feitelijk gescheiden echtgenoten zijn belastingschuld niet langer betaalt. Of niet meer kan betalen. En dan richt de belastingontvanger zich tot de andere echtgenoot. Met alle onaangename gevolgen vandien.

Gemiddeld zijn de kontakten tussen feitelijk gescheiden echtgenoten al niet meer van die aard dat ze tot een groot entoesiasme aanleiding kunnen geven. Laat staan als de ene echtgenoot uitgenodigd wordt, ja zelfs verplicht wordt om de belastingschuld van de andere echtgenoot te voldoen. En dat wordt er bij het verstrijken van de jaren allicht niet beter op.

Nochtans moet men vaststellen dat de fiskale wetgever geen rekening houdt met de duurtijd van de feitelijke scheiding. Of men nu één jaar of tien jaar, of twintig, of dertig jaar feitelijk gescheiden is, speelt inzake principes geen enkele rol. Na twintig of dertig jaar blijft de ene echtgenoot juridisch nog steeds op precies dezelfde wijze gehouden tot het betalen van de belastingschuld van de andere echtgenoot, als na zeg maar twee of drie jaar feitelijke scheiding.

TIEN.

Alleen wordt het er in de praktijk niet gemakkelijker op. Neem bijvoorbeeld een echtpaar dat al tien of vijftien jaar feitelijk gescheiden leeft. De laatste keer dat zij mekaar gesproken hebben, dateert misschien al van jaren geleden. Misschien weten zij al niet meer heel precies van elkaar waar ze wonen, wat hij of zij precies doet, laat staan hoeveel de ene of de andere verdient.

En dan komt plots de belastingontvanger op de proppen. Met het vriendelijk verzoek om een paar tienduizenden of honderdduizenden, of waarom niet, een miljoen of twee, aan achterstallige belastingen van de andere echtgenoot te voldoen. En met het dreigement, dat als aan dit verzoek geen gevolg wordt gegeven, alle middelen zullen worden ingezet om die belastingschuld alsnog in te vorderen. Via bewarend beslag, uitvoerend beslag, verkoop van het huis enzovoort.

PANIEK.

Men kan zich de paniek inbeelden van feitelijk gescheiden echtgenoten die op deze manier gekonfronteerd worden met het nalatig gedrag van hun gewezen partner. Niet verwonderlijk dan ook dat in de praktijk koortsachtig gezocht wordt naar oplossingen om aan dergelijke toestanden een mouw te passen.

Maar die oplossingen liggen niet voor de hand. Juridisch bekeken blijven echtgenoten zolang zij niet effektief uit de echt gescheiden zijn immers in het merendeel van de gevallen hoofdelijk aansprakelijk voor elkaars belastingschulden. Daar is in principe geen weg naast.

GEVANGENIS.

Men moet er geen tekening bij maken, om te beseffen dat dit in nogal wat gevallen tot zeer onbillijke toestanden aanleiding geeft. In de praktijk zijn er trouwens genoeg gevallen bekend, waarin de ene feitelijk gescheiden echtgenoot zeer bewust probeert de andere echtgenoot het leven zuur te maken door systematisch te weigeren zijn eigen belastingschulden te betalen. Zo is er bijvoorbeeld enkele jaren geleden het geval geweest van een belastingplichtige die om één of andere reden in de gevangenis belandde, en botweg weigerde bezwaar in te dienen tegen een belasting die op zijn naam ingekohierd werd. Dit, terwijl het voor iedereen duidelijk was dat die belasting niet verschuldigd was. Maar de administratieve molen maalde verder. En dus kwam de belastingontvanger uiteindelijk terecht bij de vrouw van de betrokken gedetineerde, met het verzoek de (duidelijk niet verschuldigde) belasting alsnog te voldoen. Waarop de vrouw niets anders kon dan de belasting te betalen. Of beter gezegd, de armen omhoog te steken, omdat zij die belasting onmogelijk kon betalen.

BEPERKING.

Het verhaal gaat dat die kwalijke ervaring de wetgever enkele jaren geleden geïnspireerd heeft om aan een feitelijk gescheiden echtgenoot de mogelijkheid te bieden aan de gewestelijk direkteur te vragen de invordering van de belasting alsnog te beperken tot het bedrag dat hij verschuldigd zou zijn als de andere echtgenoot al zijn rechten van bezwaar en ontheffing zou hebben uitgeoefend.

Maar men beseft onmiddellijk dat dit wetgevend ingrijpen slechts een doekje voor het bloeden is. In de meeste gevallen weten feitelijk gescheiden echtgenoten immers niet meer van mekaar hoeveel de één of de andere verdient. Laat staat of de belasting wel of niet verschuldigd is. Hoe zou men trouwens kunnen weten dat een bezwaar of ontheffing mogelijk is ? Men beschikt niet over de papieren van de andere echtgenoot. Men kan ze niet inkijken. Hooguit heeft men soms een vermoeden dat de belasting misschien niet verschuldigd is, of misschien niet helemaal volgens het boekje ingekohierd is. Maar meer weet men eigenlijk niet. Hoe kan men dan aan de gewestelijk direkteur de overtuiging bijbrengen dat er aanleiding bestaat om de invordering te beperken ?

ADVOKATEN.

De fiskale situatie van feitelijk gescheiden echtgenoten ziet er dus op het vlak van de invordering van de belasting niet rooskleurig uit. Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat advokaten in de praktijk langs alle kanten toch maar proberen een uitweg te zoeken om aan de invordering van belastingen van de andere echtgenoot te ontsnappen.

Eén van de paden die daarbij is uitgeprobeerd, betreft het argument dat men onmogelijk een belasting kan invorderen ten name van een echtgenoot die niet over de effektieve mogelijkheid beschikt om bezwaar in te dienen tegen de belasting die hij geacht wordt te betalen.

Maar dit argument is nog maar enkele maanden geleden vakkundig door het Hof van Kassatie naar de prullenmand verwezen. Het recht om bezwaar in te dienen, komt volgens het Hof van Kassatie immers uitsluitend toe aan de belastingplichtige op wiens naam de belasting gevestigd is. In termen van feitelijk gescheiden echtgenoten betekent dit, dat de ene echtgenoot geen bezwaar kan aantekenen tegen de belasting die op naam van de andere echtgenoot wordt ingekohierd. En dat de ene echtgenoot zich dus ook niet kan verzetten tegen een invordering van de belasting die op naam van de andere echtgenoot gevestigd is, met het argument dat hij tegen die belasting geen bezwaar heeft kunnen indienen.

DISCRIMINATIE.

Deze uitspraak van het Hof van Kassatie is in fiskale vakkringen slecht onthaald. Omdat ze indruist tegen een elementair gevoel van rechtvaardigheid en billijkheid. Vandaar allicht dat men in de praktijk opnieuw op zoek is gegaan naar andere argumenten, en wegen om het fiskaal lot van feitelijk gescheiden echtgenoten alsnog te verzachten.

Zo is nog zeer onlangs voor het Hof van Beroep in Antwerpen het argument te berde gebracht dat feitelijk gescheiden echtgenoten misschien wel discriminatoir behandeld worden in vergelijking met gehuwden die nog wel samenwonen. In dit laatste geval heeft elk van beide echtgenoten immers wel de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen tegen de belasting die het echtpaar verschuldigd is. Waarom dan niet, zodra er echtelijke moeilijkheden opduiken en de echtgenoten niet meer samenleven ?

Men zou zelfs nog een stap verder kunnen gaan. Waarom zou men aan echtgenoten die mekaar goed verstaan, het recht geven om in eigen naam bezwaar aan te tekenen, terwijl men dat recht zou ontzeggen aan echtgenoten die mekaar niet meer verstaan ? Het is precies de onenigheid tussen de echtgenoten die maakt dat het recht om afzonderlijk bezwaar in te dienen reële betekenis krijgt.

Wat er ook van zij, voorlopig bestaat dat recht in hoofde van feitelijk gescheiden echtgenoten dus niet. Maar daar kan dus wel verandering in komen. Het Hof van Beroep in Antwerpen heeft immers aan het Arbitragehof de prejudiciële vraag gesteld of feitelijk gescheiden echtgenoten inderdaad niet discriminerend behandeld worden.

BESLAG.

Maar zelfs al antwoordt het Arbitragehof negatief (en dus ontgoochelend), dan nog is niet alle hoop vervlogen. Want naar verluidt, is er inmiddels ook een vonnis van de Beslagrechter in Brussel waarbij deze beslist heeft dat een belastingschuld slechts ten aanzien van een feitelijk gescheiden echtgenoot kan worden ingevorderd, voor zover het een belastingschuld betreft die op naam van beide echtgenoten samen gevestigd wordt. Of deze rechtspraak helemaal volgens het boekje is, is hoegenaamd niet zeker. Maar ze is in ieder geval gedurfd. En moet dan maar, zo nodig, door de wetgever bekrachtigd worden.

JAN VAN DYCK

Jan Van Dyck is fiskalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content