Inkoop eigen aandelen onder vuur

Tot twee keer toe heeft een fiscale rechtbank zich positief uitgesproken over een ‘inkoop van eigen aandelen’. Maar de weg is nog lang en de uitkomst onzeker.

De meest normale manier voor een vennootschap om winsten aan haar aandeelhouders uit te keren, bestaat in het decreteren van een dividend. Maar de meest normale manier is niet noodzakelijk ook de meest goedkope. Op dividenden moet immers een roerende voorheffing worden ingehouden van 25% (onder bepaalde voorwaarden 15%). In de personenbelasting werkt deze roerende voorheffing bevrijdend, wat wil zeggen dat de ingehouden voorheffing meteen de eindbelasting vormt.

Voor een goedkoper alternatief wordt in de praktijk nogal eens gedacht aan een inkoop van eigen aandelen. De vennootschap gaat dan niet over tot een gewone winstverdeling, maar het effect is omzeggens gelijk. De aandeelhouder waarvan de aandelen worden ingekocht, ontvangt immers een prijs die de weerspiegeling vormt van zijn aandeel in het maatschappelijk kapitaal én in de reserves van de vennootschap. Hij ontvangt zodoende ook zijn deel in de winst.

Het plezierige aan een inkoop van eigen aandelen is, dat op de bonus die men ontvangt, geen roerende voorheffing moet worden ingehouden. En nog plezieriger wordt het, als men weet dat die bonus in de personenbelasting ook volledig is vrijgesteld van elke verdere belasting.

Het hoeft dan ook geen betoog dat menige vennootschap niet heeft kunnen weerstaan aan de fiscale sirenenzang die uitgaat van zo’n inkoop, en zich driftig op het inkooppad heeft begeven.

Maar zoals dat dikwijls het geval is, roept actie ook nu weer reactie op. De Bijzondere Belastinginspectie kreeg het inkoopgedrag in de gaten en ging al even driftig in de tegenaanval. Met als gevolg dat tal van vennootschappen alsnog zijn geconfronteerd met een navordering van belasting, gelijk aan de niet-ingehouden roerende voorheffing. In veel gevallen heeft de Bijzondere Belastinginspectie immers gemeend dat de betrokken vennootschappen in strijd hebben gehandeld met de algemene anti-misbruikbepaling die sinds het begin van de jaren negentig in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen te lezen staat. Die wil dat de juridische kwalificatie die men aan een bepaalde akte geeft, niet aan de fiscus tegenstelbaar is, zodra blijkt dat die kwalificatie gekozen is om de belasting te ontwijken; tenzij de belastingplichtige bewijst dat de gekozen kwalificatie beantwoordt aan rechtmatige behoeften van financiële of economische aard.

De redenering van de Bijzondere Belastinginspectie luidt dan, kortweg, als volgt: de vennootschap kiest voor een inkoop van eigen aandelen om de roerende voorheffing te ontwijken die zij bij een gewone dividendverdeling zou moeten inhouden. Dus mogen wij, de Bijzondere Belastinginspectie, ervan uitgaan dat deze kwalificatie (inkoop van eigen aandelen) ons niet tegenstelbaar is, en mogen wij de doorgevoerde verrichting als een gewone dividenduitkering beschouwen. Derhalve is de roerende voorheffing wel degelijk verschuldigd.

Maar of dit juist is, is zeer de vraag. Zo kan men zich afvragen hoe een vennootschap ooit kan worden beschuldigd van fiscaal misbruik van de figuur van de inkoop van eigen aandelen, als men weet dat de wetgever zelf de fiscale gevolgen van dergelijke inkoop uitdrukkelijk heeft geregeld, niet alleen wanneer de inkoop conform de vennootschapsrechtelijke regels gebeurt, maar zelfs ingeval die regels niet worden nageleefd (telkens geldt, in de personenbelasting, een vrijstelling van belasting).

Die benadering heeft blijkbaar ook de fiscale rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen geïnspireerd toen die enkele maanden geleden het eerste vonnis heeft geveld in een inkoopzaak. Hoewel de feiten in deze zaak vrij extreem waren, heeft de rechtbank de vennootschap toch in het gelijk gesteld (Rb. Antwerpen, 26 oktober 2001). Het is volgens de rechtbank immers aan de administratie om te bewijzen dat de vennootschap de belasting heeft ontweken. En dat bewijs was volgens de rechtbank niet geleverd. Hoe kan men immers – zo leest men tussen de regels van het vonnis – een belasting ontwijken die volgens een uitdrukkelijke wettekst niet is verschuldigd?

Deze redenering wordt evenwel niet door iedereen gevolgd. De fiscale rechtbank van eerste aanleg in Hasselt vindt blijkbaar dat de Bijzondere Belastinginspectie wel een been heeft om op te staan als zij vennootschappen die driftig eigen aandelen inkopen van belastingontwijking beschuldigt (Rb. Hasselt, 9 januari 2002). Gelukkig voor de betrokken vennootschap kwam de rechtbank tot het besluit dat de inkoop in casu beantwoordde aan rechtmatige financiële en economische behoeften. Zodat de belastingvrijstelling alsnog kon worden toegestaan.

In de toekomst zal de techniek van de inkoop van eigen aandelen op fiscaal gebied iets minder aantrekkelijk worden. De regering heeft immers aangekondigd dat zij bij de hervorming van de vennootschapsbelasting een roerende voorheffing wil invoeren van 10% op de bonus die men bij een inkoop van eigen aandelen verkrijgt. Die voorheffing zal in hoofde van aandeelhouders/natuurlijke personen normaal gezien ook bevrijdend zijn.

Maar daarmee is de discussie niet ten einde. Een belasting van 10% is nog altijd veel lager dan de roerende voorheffing die op dividenden moet worden ingehouden. Zoals gezegd, bedraagt die in de regel nog altijd 25% (met onder bepaalde voorwaarden een verlaging naar 15%). Daaruit volgt dat de verleiding nog steeds groot zal zijn om, indien mogelijk, aandelen in te kopen in plaats van tot een dividenduitkering over te gaan. Het kat-en-muis-spel tussen de belastingplichtigen en de belastingadministratie zal dus nog wel een tijdje doorgaan.

Jan Van Dyck

De auteur is advocaat van Dauginet & co. en hoofdredacteur van Fiscoloog.

In de toekomst komt er een inhouding van 10%.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content