Incident of recessie?

De economische terugslag in Azië, Rusland en Brazilië is geen incident dat de getroffen landen louter aan zichzelf te wijten hebben. Een commentaar van Paul Krugman.

Wie de Amerikaan Paul Krugman op zijn shortlist voor de Nobelprijs Economie plaatst, kiest voor controverse. De hoogleraar aan het Massachusetts Institute of Technology ( MIT) schrijft bovendien niet alleen gecompliceerde wiskundige modellen over de samenhang tussen algemene en industriële ontwikkeling. Hij publiceert ook boeken voor de leek – een beslist ontzettend zwaarwichtige doodzonde in vele academische cenakels. De meeste hoogleraren omarmen contemplatieve orden en halen de neus op voor naarstige cellenbroers, die koppig naar geneeskrachtige kruiden turven om maatschappelijke kwalen uit de wereld te helpen. Net als cellenbroers niet alleen bidden, maar ook wroeten en verplegen, durft Krugman zijn handen vuil maken aan de tastbare economie.

Een essay zonder megafoon is een verpleger zonder medicijn, oordeelt Krugman. Daarom vertaalt hij zijn bevindingen voor een ruimer publiek. Daarin schetst hij sommige problemen wel eens wat eenvoudiger en toegankelijker, maar daarom nog niet simpeler. Hij blijft een wetenschapper, geen charlatan. Hij houdt zich aan een academisch sérieux, bezondigt zich niet aan populistische charlatanerie. Dat laatste is het kunstje van norse regelneven en gladde politici.

GRIEZELIGE GELIJKENIS.

In zijn nieuwe boek, De grote recessie (vertaling van The Return of Depression Economics), stuit Krugman op weeffouten in het financiële stelsel, die ook in onze contreien de stabiliteit bedreigen. De titel verwijst naar de Grote Depressie rond 1930. In de afgelopen twee jaar hebben zeven economieën (die nog altijd ongeveer een kwart van de wereldproductie voortbrengen) een economische inzinking beleefd die een griezelige gelijkenis vertoont met de moeder van alle depressies. Krugman: “Net als toen kwam de crisis als donderslag bij heldere hemel en voorspelden de meeste commentatoren aanhoudende hoogconjunctuur, terwijl de inzinking steeds ernstiger werd. Net als toen bleek de conventionele economische remedie ineffectief, misschien zelfs contraproductief.”

De drievoudige vraag luidt nu: “Wat is er de oorzaak van dat Japan – de gevreesde economische groeimachine van de jaren ’80 – het grootste deel van dit decennium praktisch in een staat van stagnatie heeft verkeerd en onlangs in een deflatoire spiraal is terechtgekomen? Hoe konden een paar slechte onroerend-goedleningen en een verprutste devaluatie in Thailand – een klein, ver land waar de meeste mensen niets van afwisten – andere dominostenen omvergooien, van Indonesië tot Zuid-Korea? Waarom leidde het in gebreke blijven van Rusland – een voormalige militaire supermacht, maar tegenwoordig een economische dwerg – tot economische rampspoed in Brazilië en gedurende een paar angstaanjagende weken tot een bevriezing van de Amerikaanse obligatiemarkt?”

Krugman spreekt over recessie, geen depressie. De schade op mondiaal niveau is tot dusver immers ver achtergebleven bij die van de rampzalige crisis rond 1930. “Maar de eretitel Groot is verdiend, omdat het voor de getroffen landen inderdaad het ergste (in economisch opzicht) is wat ze in een halve eeuw hebben meegemaakt. En de impliciete verwijzing naar de Grote Depressie lijkt me volstrekt terecht. Zoals Mark Twain had kunnen zeggen: de recente gebeurtenissen zijn misschien geen herhaling van de jaren ’30, maar ze lijken er wel erg veel op.”

DEUGD EN ONDEUGD.

Vooraf hamert Krugman erop dat we de financiële oorvijgen niet mogen beschouwen als een louter Aziatische crisis. Ook de moraliserende verzuchting dat het allemaal de schuld is van crony capitalism (smoezelig vriendjeskapitalisme) volstaat lang niet als verklaring voor het onrustbarende mechanisme dat de wereldfinanciën heeft doen daveren.

De afgelopen jaren maakte de MIT-econoom ook ophef door zich op te stellen als voorstander van de kapitaalrestricties die Maleisië invoerde als reactie op de crisis. Maleisië blokkeerde de export van kapitaal. In zijn boek licht hij toe: “Veel voorstanders van vrije markten zullen geschokt terugdeinzen voor de gedachte alleen al. Zij geloven dat het recht om hun geld dáár in te zetten, waar dat hun het beste lijkt, een heilig beginsel is. Maar net als het recht op vrije meningsuiting zich niet noodzakelijkerwijze uitstrekt tot het recht Brand te roepen in een overvolle bioscoop, betekent het principe van vrije markten niet noodzakelijkerwijze dat beleggers het recht moeten hebben elkaar in paniek onder de voet te lopen. (…) Het idee dat landen zouden moeten interveniëren in markten – dat ze de vrije markt zouden moeten beperken om deze te redden – staat me niet aan. Maar het is moeilijk te begrijpen dat iemand die heeft opgelet, nog steeds kan volhouden dat er niets van die aard hoeft te gebeuren, dat financiële markten altijd de deugd zullen belonen en ondeugd straffen.”

Paul Krugman, De grote recessie. Spectrum, 207 blz., 595 fr. ISBN 9027467927.

LUC DE DECKER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content