“Ik was geen Stalin”

Op de vorige bladzijden las u een analyse van van Guy Peeters’ netwerk. Hier geeft hij toelichting over zijn leven en werk, over verleden en toekomst.

Guy Peeters werd geboren in de Antwerpse deelgemeente Merksem in 1951. Zijn vader was ambtenaar, een selfmade man in de administratie van Financiën. “Hij was zeer autoritair,” bekent Peeters. “Niets doen, bestond niet voor hem. Hij eiste ook dat je wist wat er in de wereld gebeurde. Vanaf het eerste studiejaar moest ik elke dag de krant lezen. Bij het radionieuws moest het stil zijn. We waren ook bij de eersten die een tv-toestel hadden. Als ik in het derde studiejaar niet had geweten wie de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken was, had hij dat niet geapprecieerd. Ik wist dat ook.”

“Ik was het enige kind van mijn ouders. Toen ik in het tweede studiejaar zat, heeft het ganse gezin tbc gekregen. Mijn vader heeft een jaar in het sanatorium gezeten en er werd bij hem een long weggenomen. Mijn moeder en ikzelf waren ook weg voor langere tijd. Ik heb mijn vader een jaar lang niet gezien en mijn moeder enkel achter glas. Dat verklaart waarom ik ondanks mijn sociaal leven van nature een ongelooflijke eenzaat ben. Mijn studiekeuze voor geneeskunde is ook meer een jeugdfixatie geweest dan een louter rationele keuze. De huisarts had immers een verkeerde diagnose gesteld. Mijn vader is gered door de polikliniek van de mutualiteiten.”

GUY PEETERS (SOCIALISTISCHE MUTUALITEITEN). “Als student geneeskunde ben ik actief geworden bij de Jongsocialisten in Merksem. Ik was een schuchtere man en nam nooit spontaan het woord. Ik heb toen geleerd in het openbaar te spreken. Bij de Jongsocialisten waren we bezig met vernieuwing. Ik heb moeten knokken tegen de oude garde.

“In 1976 ben ik lid geworden van de OCMW-raad. Dat betekende drie avonden per week vergadering. Daarnaast had ik mijn activiteiten bij de Jongsocialisten en mijn doctoraat geneeskunde. Dat ik vandaag zeventien uur per dag bezig ben, komt ook uit die periode.

“Na mijn studies heb ik legerdienst gedaan in Duitsland. Ik kwam terecht in een zeer harde militaire wereld. Het was de periode van de Koude Oorlog en de terreur van Baader Meinhoff. Iedereen liep met scherp op zijn wapen. We werden keihard getraind. Ik heb daar geleerd brutaler te zijn en mijn stem te verheffen. Een van mijn twee beste vrienden is toen bij een schietoefening neergeschoten, in 1977. Dat heeft me doen nadenken over het leven. Ik heb daar nog een paar andere dodelijke ongevallen meegemaakt.”

U was begin jaren tachtig kabinetsmedewerker bij Vlaams minister van Gezondheidsbeleid Roger De Wulf. Hoe bent u daar terechtgekomen?

PEETERS. “In 1982 werd de eerste Vlaamse regering gevormd. De socialisten kregen gezondheidsbeleid en daar had men een arts nodig. Bij toeval werd ik dat. Misschien gaat u glimlachen, maar mijn leven is een aaneenschakeling van toevalligheden, nooit van kandidaturen.

“Ik heb me vier jaar op dat kabinet kunnen profileren. Ik was bezig met de ziekenhuisproblematiek en heb onder andere de wetgeving op het medisch schooltoezicht herschreven. Federaal zaten we toen in de oppositie en in Vlaanderen waren er maar twee socialistische kabinetten. Je geraakte dus vrij makkelijk bekend bij de toenmalige partijtop. Ik ben ontdekt door Karel Van Miert en Freddy Willockx, de jonge turken van toen.”

U hebt vooral naam gemaakt als de man die de verkiezingslijsten samenstelde.

PEETERS. “Ik heb de lijsten samengesteld om drie redenen. Ten eerste omdat ik zelf geen politieke carrière had en geen kandidaat was. Ik vormde dus geen bedreiging. Ten tweede omdat ik als topman van de mutualiteit – sinds 1988 – redelijk immuun was. Ten derde kende ik de meeste mensen die politiek actief waren in Antwerpen. Door het maken van de lijsten zijn veel mensen kwaad op mij geweest. Je maakt er immers twee blij en twintig ongelukkig.”

Bent u vandaag nog betrokken bij de lijstvorming?

PEETERS. “Nee. Vanaf 1994 was ik geen voorzitter van het arrondissement meer. Louis Tobback, die landelijk voorzitter was, heeft me dan gevraagd of ik toch nog de lijsten voor de verkiezingen van 1995 wou doen. Tobback pleitte fors voor vernieuwing in Antwerpen en ik steunde hem. Toen hebben we Kathy Lindekens, Tuur Van Wallendael en Robert Voorhamme naar voren geschoven. We moesten van afdeling tot afdeling de lijst gaan verdedigen. Ik was geen Stalin. Antwerpenaars zijn vrijbuiters, die pikken dat niet. De vernieuwing is gelukt, maar ik heb veel gezweet.

“Ik ben dan nog een paar jaar de lijstvorming blijven doen, maar dan is de afstand gegroeid omdat ik het elders druk heb gekregen, onder andere bij de VRT. Ik ben wel actief geweest bij de start van Patrick Janssens. Ik heb hem geholpen bij het oplossen van een paar kleine problemen in partijafdelingen. Daarna was dat niet meer nodig. Het allerlaatste wat ik gedaan heb, is meegeholpen in de Visacrisis van 2003.”

Hoe is de relatie met Patrick Janssens?

PEETERS. “Tussen mij en Janssens is er nooit een scheef woord geweest. Dat wij qua persoonlijkheid verschillen, zal wel duidelijk zijn. We hoeven ook niet door één deur te gaan. Ik ben volledig mee met wat Janssens doet. Hij zorgt er zelf voor dat de structuur achter hem staat. Het was ook beter dat ik niet meer zichtbaar was. In de perceptie heb ik niet het imago van de grote vernieuwer. Ook al vind ik mezelf geen conservatief. Maar ik loop al 35 jaar mee en dan ben je vanzelf een oude krokodil.”

Hebt u ook veel contacten buiten de SP.A?

PEETERS. “Natuurlijk ken ik mensen in andere politieke families. Bijvoorbeeld met Pierre Chevalier onderhoud ik nog steeds amicale relaties, ook na zijn vertrek uit de SP. Wij zien elkaar regelmatig. Ik heb nog steeds goede relaties met VLD’er Geert Versnick omdat we elkaar kenden voor hij actief werd in de politiek. We waren buren in de raad van bestuur van de VRT.

“In het Antwerpse schiet ik goed op met CD&V’ers Marc Van Peel en Marc Wellens. Ik heb Karel De Gucht leren kennen bij het opstellen van de vorige beheersovereenkomst van de VRT. Jo Vandeurzen ken ik al jaren persoonlijk omdat hij een zeer goede vriend is van mijn schoonbroer. Yves Leterme heb ik pas leren kennen toen hij minister-president was. We hebben een goed contact, maar geen vriendschappelijke relatie.”

Wat gaat u doen op uw 65?

PEETERS. “Als het van mijn vrouw afhangt zeker niet thuis zitten. Dat vindt ze niet leuk. Ik zou bijvoorbeeld best voor een museum kunnen werken. Maar ik pieker daar niet over. Als ik in goede gezondheid ben, zal ik in de eerste plaats bij de mutualiteit nog iets doen. In elk geval blijf ik tot na mijn 60ste, traditioneel het moment dat topmensen hier vertrekken. Wat ik daarna wil doen, weet ik niet. De VRT doe ik doodgraag. Het hoger onderwijs boeit me ook.”

Zou een wereldreis u aanspreken?

PEETERS. “Reizen is zeker mijn ding. Ik zie me zelfs elders gaan wonen. Ik voel me zeer goed thuis in Australië en Nieuw-Zeeland. Ik hou van de mengcultuur van de Amerikaanse ondernemingszin en de Europese waarden. Ook in Zuid-Afrika voel ik me goed, maar daar wil ik me niet vestigen.”

Verdient u voldoende?

PEETERS. “Ik verdien minder dan iemand in de banksector. Je kunt mijn loon vergelijken met wat een ziekenhuisdirecteur van een groot hospitaal verdient.”

Uw mandaten bij P&V en VRT leveren toch extraatjes op?

PEETERS. “Voor de VRT is dat een maandelijks inkomen van 225 euro. De gewone bestuurders van de VRT doen het voor 65 euro per maand. De vraag is of je in het licht van de stelling ‘if you pay peanuts, you get monkeys’ de bestuurders niet beter moet betalen. P&V is een betalend mandaat, maar hoeveel wordt niet bekendgemaakt. Het stoort me niet als dat wel vrijkomt.”

Er staat bij u thuis een schildering van Hugo Claus op de muur. Is uw cultureel netwerk vooral te danken aan uw vrouw?

PEETERS. “Mijn vrouw komt uit een milieu waar het bomvol artiesten zit. Veel van haar contacten heb ik ook leren kennen. Maar laat er geen misverstand over bestaan, er hangt geen werk van Claus bij mij. Eigenlijk was er in onze eetkamer met een cirkel en een vierkant een vochtplek aangeduid die moest worden geschilderd. Tijdens een etentje is Claus op tafel gekropen en heeft hij zijn naam eronder gezet.”

U bent socialist, maar wel met veel contacten in het bedrijfsleven.

PEETERS. “Dat is normaal. Na 35 jaren meelopen, ken je mensen uit alle groepen van de samenleving. Dus ook bedrijfsleiders. Ik heb goede contacten met individuele bedrijfsleiders, maar ook met de organisaties. Ik wissel graag van gedachten met bijvoorbeeld Luc Luwel van de Antwerpse Kamer van Koophandel. Ik zit ook in de werkgroep over export van de gezondheidszorg, die Rudi Thomaes van het VBO leidt. Het klikt tussen ons.

“Ik sluit me niet op in mijn sociale organisatie. Ik praat met de hele wereld. Ik heb er geen enkel probleem mee om amicale relaties aan te knopen met het bedrijfsleven. Ik geloof dat er niet zoveel verschillen zijn tussen de mensen aan de top. Het gaat zeer vaak om mensen die hun dossiers goed kennen en hard werken. Netwerken doen ze zowel in de politiek, de sociale organisaties als het bedrijfsleven. In de drie segmenten kom ik mensen tegen met zeer grote ego’s en een groot narcistisch gehalte. De ego’s nemen wel de grootste afmetingen aan in de politiek.”

U hebt ooit een ministerportefeuille geweigerd. Waarom?

PEETERS. “Ik heb beloofd om dat altijd te ontkennen. Het is eigenlijk mijn ding niet. Ik ben te eigengereid en te weinig bereid om compromissen te maken. Ik aanvaard ook slecht gezag. Ik heb een paar keer op een lijst gestaan in mijn gemeente, maar ik haalde er zo’n belachelijke score, dat ik besloot dat dit niets voor mij is.

“Ik ben ook geen receptieganger. Nooit geweest. Ik doe weinig om mezelf populair te maken. Ik ben te cynisch en ben veeleer een observator. Om het zelf te moeten doen in deze gemediatiseerde wereld… ik zou doodgaan.”

Wat betekent de loge voor u?

PEETERS. “Ik ben al van op jonge leeftijd bij de loge. Het is voor mij een plek om tot rust te komen en contacten te hebben. Vandaag heeft de loge niks meer te maken met macht en netwerk. Het is een plaats waar mensen van verschillende origine elkaar ontmoeten. Er is warmte. En heel belangrijk: er is geen hiërarchisch gezag dat te maken heeft met uw job. Je bent daar niet meer waard omdat je bedrijfsleider of minister bent. Iedereen is gelijk.

“De loge heeft een spirituele meerwaarde. Ik kan er op een open manier praten. Er is echt vrijheid van discussie en denken. Voor mij staat de loge gelijk aan de fundamenten van de verlichting van de 18de eeuw: totale vrijheid van denken en confronterende ideeën. Anderen hechten meer belang aan de rituelen, maar dat is minder het geval voor mij.

“Ik heb daar vrienden, maar de loge is niet belangrijk voor mijn netwerk. Ik heb bijvoorbeeld meer vrijmetselaars ontslagen dan andere. En dat is statistisch juist.”

U mag een exclusief etentje geven voor vijf mensen. Wie vraagt u?

PEETERS. “Moeilijk. Als ik het familiale buiten beschouwing laat: Tuur Van Wallendael, Louis Tobback, Philippe Busquin, Andries Kinsbergen en Herman Balthazar.”

U noemt weinig mensen van de jonge generatie. Freya Van den Bossche is toch een goede kennis van u?

PEETERS. “Zij had er ook bij kunnen zijn. Ik ken Freya sinds haar veertiende. Ik zie haar ook gewoon buiten de politieke sfeer. Onze families hadden aan zee gezamenlijke vakanties.”

Gaat u tijdens dat etentje zelf koken?

PEETERS. “Ja, dat zal ik wel aankunnen. Ik ben geen kookfanaat, maar doe het wel zeer graag. Voor mij is koken de ultieme ontspanning. Ik ben eerder een winterkoker. Ik ben fan van stoofpotjes en allerlei gevogelte. Ik had vroeger vijftig kippen. Ik heb ze moeten slachten vanwege de ophokplicht. Ellendig genoeg zit ik nu zonder kippen.”

Guido Muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content