Ik heb meer verdiend met kunst dan als aannemer

Walter Vanhaerents was tot 2004 de “staalharde maar correcte” bedrijfsleider van het gelijknamige aannemingsbedrijf uit Torhout. Een kwarteeuw verzamelde hij in de luwte een collectie moderne kunst bijeen. Iedereen kan de VanhaerentsArtCollection nu bezichtigen in Brussel.

Door Hans Brockmans/Foto’s Wouter Rawoens

y Door Hans Brockmans/Foto’s Wouter Rawoens

Op een bepaald moment zat ik met een probleem. Mijn verzameling was dood, verborgen in kisten, opgestapeld in drie loodsen. Ik was een beetje gefrustreerd, want kon er amper zelf van genieten. Een mooie film bewaar je toch ook niet achter slot en grendel? Die moet je bekijken. Ook uit respect voor de kunstenaars wil ik mijn verzameling delen.

“Het museum is een droom die uitkomt. Voor de architectuur ging ik langs bij Robbrecht en Daem. Ze deden een aantal zeer bescheiden ingrepen. Het siert hen dat ze zichzelf wegcijferen en het gebouw het gebouw laten zijn.

“Uiteraard is er een risico van schade of diefstal. De verzekering, waarvan de premies elk jaar stijgen door de toenemende waarde, dekt wel veel. Met de meeste kunstenaars is er een impliciete overeenkomst dat ze bij beschadiging het werk opnieuw maken tegen de productiekost. Neem bijvoorbeeld de foto’s van Matthew Barney (de echtgenoot van de IJslandse zangeres Björk, nvdr) die hier hangen. Als die afbranden, kan ik ze relatief goedkoop laten reproduceren. Met een uniek schilderij is dat uiteraard onmogelijk.

“Iedereen is welkom. Meestal komen de echte kunstkenners, want mijn collectie is een verborgen parel. Vreemd dat nog geen van de kunstbonzen van de Vlaamse musea ooit een bezoek bracht aan mijn collectie.”

De kapitalist

“Kunst en geld zijn aan elkaar gehecht. Neem het werk YE$ van de Britten Tim Noble en Sue Webster, aan de ingang van het museum. De flikkerende letters symboliseren de hedendaagse kunst, die volledig rond geld draait. Noble en Webster refereren aan Andy Warhol, voor mij de belangrijkste kunstenaar van de twintigste eeuw. Ik val voor de post-Warholians zoals Richard Prince, Barbara Krüger of Jenny Holzer.

“Warhol introduceerde de commercie in de hedendaagse kunst. Toen ik van start ging, dertig jaar geleden, was kunst nog een zaak van koppige amateurs. Een zalige, maar achterhaalde tijd. Kopers van kunst lijken aangestoken door een collectieve gekte. De markt is oververhit. Ik heb de indruk dat de overvloed aan kapitaal, dat vroeger in aandelen en durfkapitaal werd gestopt, zijn weg vindt naar de kunst.

“De kunstmarkt is zeer gevaarlijk voor niet-ingewijden. Met de sterke commercialisering van het circuit duiken er steeds meer kopers op die niet met hun ogen maar met hun oren kiezen. Via via vernemen ze dat X of Y opmars maakt. Ze krijgen soms mindere werken van bekende artiesten aangesmeerd. Ze kopen die zonder te beseffen dat een artiest in heel zijn leven maximaal tien topwerken maakt. Men heeft mij ooit een schilderij van Luc Tuymans aangeboden. Zijn oeuvre is schitterend, maar het bewuste werk was niet goed genoeg. Dus liet ik het hangen.

“Dit is geen markt zonder risico. Ik investeerde sinds 1978 een klein fortuin. De waarde kreeg in 1991 een serieuze klap door de wereldwijde kunstcrash. Plots was mijn collectie nog maar een vijfde van het oorspronkelijke bedrag waard. Gelukkig ben ik een liefhebber, geen belegger. Ik bleef kopen. Toen verwierf je een Warhol voor een fluitje, pakweg 50.000 euro. Vandaag is 5 miljoen de drempel.

“De virtuele meerwaarde die ik sinds de start van de collectie heb gerealiseerd, is heel wat hoger dan het vermogen dat ik als aannemer heb bijeenverdiend. Hoeveel? Maal 20. Maal 200 misschien. Eigenlijk is dat niet belangrijk, want ik ben niet van plan die sommen te realiseren. De collectie is ondergebracht in een stichting. Gelukkig zijn ook mijn kinderen liefhebbers.”

De liefhebber

“Ik heb geen drang om iets te bezitten. Dat is de verkeerde instelling. Wie per se een stuk van schilder X of Y wil, verlaat de rationaliteit. Ik heb vier jaar in Brugge de galerie Bruges la Morte gehad. Onvervangbare topstukken verkopen, dat was eventjes sterven. In die jaren heb ik geleerd niet hebberig te zijn.

“De zaak is dicht, want na vier jaar verdween mijn kapitaal als sneeuw voor de zon. Het is spijtig dat er in heel Brugge geen enkele kwaliteitsvolle galerie is. Knokke biedt geen alternatief. Het is typisch een tweedehandsmarkt, waar dealers gevestigde waarden met een fikse meerwaarde slijten aan vermogende kopers. Zij leggen flink geld op tafel, want een schilderij is als een investering. Echte kunstkenners kopen rechtstreeks bij jonge kunstenaars.

“Vlaanderen is trouwens een van de meest toonaangevende landen op het vlak van kunst. Wim Delvoye, Jan Fabre en Jan De Cock zijn absolute meesters, van wie ik ook werken bezit. Fabre is trouwens een van onze meest onderschatte kunstenaars, omdat iedereen in Vlaanderen hem vooral associeert met theater en dans. Neen, van Tuymans bezit ik niets. Ik ken hem nochtans al zeer lang. Jan Hoet heeft ooit eens lachend over hem gezegd dat hij niet kan schilderen, maar dat gaat niet op. Ik houd gewoon niet van die minimalistische stijl. Bij mij mag het wat expressiever.”

De kunstkenner

“Tot het begin van de jaren zeventig hield ik me bezig met ambachtelijke kunst. Op een dag zag ik in een Duits museum werken van Richard Long, Gerard Richter en Joseph Beuys. Een wereld ging voor me open. Ik verkocht alles, begon opnieuw en had wel een en ander uit te leggen aan mijn echtgenote.

“Je moet niet alleen naar schilderijen kijken als je kunst koopt, maar ook rondom: nieuwe tendensen, nieuwe markten. Sinds 2004 is er een periode van beperkte creativiteit. Er duiken nieuwe markten op, zoals China, India en Rusland. Ik koop op gevoel, maar weet toch goed wat er op de markt aanwezig is. Dat gebeurt door interessante kunstenaars te volgen tot ze hun rijpheid hebben en het niveau halen dat de internationale kunstmarkt vraagt. Zaak is er dus snel bij te zijn. Iemand als Jin Meyerson, bijvoorbeeld, ken ik al jaren. Hij was voor de kunstwereld een illustere onbekende toen ik dit schilderij kocht voor 30.000 euro. Dat is niet veel, zelfs niet voor een jonge artiest, als je weet dat hij met vijf assistenten zes maanden aan zo’n werk besteedt.

“De kracht van een privéverzamelaar is dat hij zelf op zoek kan gaan naar nieuw talent. Hij moet niet wachten tot de werken in de musea of de topgaleries hangen. Zo vermijdt hij ook commissies. Intendanten van de overheidsmusea raken hierdoor soms gefrustreerd. Zij worden meestal verplicht ‘bekende’ kunstenaars in te kopen, maar voor die faam betalen ze een piekprijs. Een privéverzamelaar heeft een stapje voor op de overheid. Ik heb me zelden in een jonge kunstenaar vergist. Daardoor is mijn collectie fel in waarde gestegen.”

De ondernemer

“Mijn opvolging is goed verzekerd door mijn zoon Joost, die vooral operationeel bezig is, en gedelegeerd bestuurder Lode Waes, die sinds vier jaar de projecten opvolgt. Ik blijf samen met hem gedelegeerd bestuurder, maar ik kijk vanuit de verte mee. Lode en Joost vormen een goed duo.

“Eerst wilde ik arts worden. Toen mijn broer in 1965 stierf, moest ik echter de universiteitsbanken verlaten. Twee jaar later verloor ik ook mijn vader. Daar stond ik als jonge snaak zonder veel ervaring. Iedereen weet dat het er in de bouwsector behoorlijk ruw aan toegaat. Ik heb mijn prijs betaald. Concurrenten en klanten zagen soms de kans schoon om een voordelige deal af te sluiten. Al lerend werd ik staalhard, maar ik bleef correct.

“Door hard te wroeten, maakte ik van een kmo met 3 miljoen euro omzet een aannemingsbedrijf van 20 miljoen euro. Ondertussen trok ik een ontwikkelingspoot en een toeristisch project in Wimereux op. In heel mijn leven ben ik echter geen dag moe geweest. De kunst gaf me de drive. Zes dagen waren gereserveerd voor het bedrijf, en één dag voor de kunst. Ofwel gingen mijn vrouw en ik op zaterdag naar een galerie, ofwel op zondag naar een museum. Kunst werd mijn uitlaatklep. Ik kon er mijn vrouwelijke kant in kwijt, terwijl mijn machismo zich kon uitleven in de zakenwereld.

“De sector heeft inderdaad een slechte naam. Ik zie promotoren die er hun hand niet voor terugdraaien een klant te bedriegen of de prijs hoog te houden door afspraken te maken met concurrenten. Toch evolueert de projectontwikkeling in de goede richting. Ik sta verstomd van de evolutie naar privaat-publieke samenwerkingen, waarbij overheid en ontwikkelaar in alle openheid een project uitwerken. Ik ben blij dat de overheden eindelijk van dat desastreuze systeem van openbare aanbestedingen afstappen. Dat is nefast voor iedereen. Ofwel krijgt degene die superlaag inschrijft het project, maar lijdt de kwaliteit eronder. Ofwel worden prijsafspraken gemaakt tussen de concurrenten en dan ben je echt wel verkeerd bezig.

“Ik ben wat trots dat we als outsider, een klein West-Vlaams bedrijf, hebben gewonnen tegen Antwerpse mastodonten voor de herontwikkeling van het Militair Hospitaal. Nog fierder ben ik over de lovende commentaren over dit project. Het zet de trend. Hiermee bewijzen we dat een PPS ertoe kan leiden dat 1 plus 1 gelijk is aan 3. Stad en privé werken samen de stadskankers weg. Ideaal toch?”

De artiest

“Vroeger had je de harde kapitalisten en de artistieke bohemiens, die leefden in totaal verschillende werelden. Maar de kloof wordt steeds kleiner. Kunstenaars worden zakenlui. Mensen als Delvoye en Fabre reizen net als ondernemers de wereld rond om overal met andere partners nieuwe projecten te realiseren. Ze stellen dikwijls een handvol medewerkers tewerk en nemen serieuze risico’s.

“Bekijk hoe Tuymans zijn schilderijen strategisch op de markt brengt. Speculanten kunnen een kunstenaar kraken. Als een Charles Saatchi (die in 1992 een bod deed op heel het oeuvre van Tuymans, nvdr) heeft gespeculeerd op de waarde van een kunstenaar en niet kan cashen, gooit hij alle schilderijen op de markt. Zo werden al artiesten geliquideerd.

“Bedrijfsleiders spiegelen zich ook aan kunstenaars. Wat is vandaag de kracht van een ondernemer? Waarin kan hij zich onderscheiden? Door zijn creativiteit te ontplooien en nieuwe diensten en producten te ontwikkelen. Inventiviteit gedijt alleen door afstand te nemen van de dagelijkse realiteit en de wereld op een andere manier te bekijken. Zo kweek je ideeën, in de vorm van kunstwerken maar ook zakenideeën.

“Dat geldt ook voor mij. Tot in de jaren zeventig was ik vooral een uitvoerder, die deed wat een bouwheer vroeg. Te veel promotoren denken uitsluitend in centimeters en euro’s. Hoe laat ik een schaars stukje vastgoed maximaal renderen? Ik werd het beu projecten uit te bouwen met verkeerde materialen, een discutabele architectuur of een goedkope afwerking. Het is toch niet de bedoeling dat je winst maakt met krotten te bouwen. Dus werd ik zelf projectontwikkelaar. Een creatieve projectontwikkelaar die fier kan zijn op zijn product.” (T)

VanhaerentsArtCollection: ANNEESSENSSTRAAT 29, 1000 BRUSSEL, TEL.: 02 511 50 77 (toegankelijk op do & vr of vr & za bij bezoekdag van 10-12 uur en 13-17 uur.), info@vanhaerentsartcollection.com, www.vanhaerentsartcollection.com

HET MUSEUM IS MAANDELIJKS TWEEMAAL OPEN OP ZATERDAG EN IS TOEGANKELIJK NA RESERVATIE VIA DE WEBSITE.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content