“Ik ben opgevoed met het ideaal om België lief te hebben”

Belgiës bekendste ondernemer, zowel binnen als buiten de grenzen, is burggraaf Etienne Davignon. Als een onderkoning bestuurde hij de diplomatie, de Europese Commissie en de Generale Maatschappij. En ook op zijn 73ste is hij nog niet weg te denken uit het ondernemers- en verenigingsleven. “Mijn fundamentele drijfveer is de tevredenheid over de kwaliteit van het werk dat ik verricht.”

Langs de trap naar zijn arendsnest bij Suez aan het Troonplein, een Duits hoofdkwartier tijdens de Tweede Wereldoorlog, hangen zeven cartoons van Karl. Hij staat er op in het zotte en het vroede. Burggraaf Etienne Davignon heeft het gepantserde zelfvertrouwen waarop spotprenten afschampen. Integendeel, zij polijsten zijn ego. Hij is of hij is niet? Het antwoord laat geen twijfel. Aan zijn voeten in een hoge achterkamer met royale ramen ligt Brussel. De buren zijn het koninklijk paleis, de Koning Boudewijnstichting, het oud-hoofdkantoor van Congo Vrijstaat. Iconen van de traditie.

De uitstraling van Etienne Davignon is patricisch. Op zijn 73ste heeft hij een Romeinse kop, is hij kerngezond, elegant, een diplomaat die tegen de roddels en de verdachtmakingen in – hoe komt het dat hij door alle watertjes bleef zwemmen bij een Generale Maatschappij onder Franse voogdij? – het eigen gelijk hoog houdt. De pijp zwaait hij als een maarschalksstaf. Brandend of niet, zij onderstreept zijn ideeën, woorden, zinnen.

Spreken van een tribu Davignon is fout. “Daarvoor is onze bijdrage onvoldoende belangrijk,” vindt de burggraaf. “Ik ben opgevoed met het ideaal om België lief te hebben. Dat was het ethos van onze familie. Schoorvoetend ben ik, deels om die reden, in de diplomatie beland. Mijn vader, ook diplomaat, drong aan en ik twijfelde, maar hij overtuigde mij om stage te lopen op Buitenlandse Zaken en daarna pas een besluit te nemen. Ik werd kabinetschef van Paul-Henri Spaak en de wereld heeft mij nooit meer losgelaten.”

“Neen, ik ben geen geldwolf”

Er zijn kantoren van ondernemers die kantelen onder kleverigheid door de foto’s van de boss met de koning, de boss met de premier, de boss met president X van Walachije, de boss met de burgemeester van Groot-Peking, de boss met zijn kroost, de boss op safari… Deze boss toont alleen een zwartwitfoto van Paul-Henri Spaak, zijn mentor en maître à penser. Een prent met mussoliniesque kracht.

“Ja, ik houd een dagboek bij, maar niets is beslist over een publiek boek. De familie Davignon wordt oppervlakkig geportretteerd in een werk over Les Grandes Familles. Mijn archieven van de Commissie zitten bij de Commissie, de archieven van Buitenlandse Zaken bleven bij het ministerie en ik bezit slechts kopieën van enkele belangrijke stukken. Als het van belang is om een episode te verhelderen, stel ik ze ter beschikking.”

Etienne Davignon verliet Boedapest, waar vader ambassadeur was, toen hij drie jaar oud was en bracht de oorlog door in een Zwitsers dorpje. Vader Davignon kreeg kritiek op zijn houding tijdens de oorlog. Etienne Davignon: “Hij was voorstander van la théorie du moindre mal op verzoek van koning Leopold III en later werd zijn rol erkend door de hoogste Kroonorde. Vader was heel geschokt over de polemiek tegen de Belgische regering in Londense ballingschap en was zeker geen voorstander van het politieke testament van Leopold III.”

De burggraaf liep school bij de benedictijnen in Maredsous. De hogere burgerij stuurde haar zonen meestal daar naartoe: de opleiding was goed, open en kritisch. Aan de Faculteiten Saint-Louis was Etienne Davignon geen haantje de voorste onder de studenten. Hij was twee jaar hoofdredacteur van het studentenblad en de professoren Dabin voor rechten en Van Camp voor filosofie herinnert hij zich tot vandaag.

In de jaren zestig leefde de tegenstelling katholiek en vrijzinnig nog volop. “Die polarisering bestaat vandaag nog, maar is veel afgezwakt. Kardinaal Danneels zal ontevreden zijn als hij dat leest, maar ik ben een culturele katholiek. Katholicisme is een waarde, ik ben zo opgevoed, en die waarde is voor mij sterker dan het religieuze facet.”

De zoon van burggraaf Davignon huwde een Vlaams meisje. “De contacten tussen Vlamingen en Franstaligen ontstaan op een latere leeftijd dan vroeger. Dat komt door de splitsing van de universiteiten en het afschaffen van de militaire dienst. Een sociologische apartheid zie ik niet in België, wel een gebrek aan kennis en nieuwsgierigheid over wat er leeft in de twee gemeenschappen. De enige uitzonderingen hier zijn cultuur en sport.”

Geld is handig voor de zoon van een oud-ambassadeur in Hongarije, waar zijn wieg stond. Maar zot is hij er niet van. “Je kunt geen twintig jaar diplomaat zijn op de binnendienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de verdenking opgespeld krijgen een geldwolf te zijn. Geld is voor mij nooit een belangrijke motivering geweest. Voor concerten ga ik wel eens speciaal naar Salzburg, maar als dat niet zou kunnen, stort mijn leven niet in. Mijn fundamentele drijfveer is de tevredenheid over de kwaliteit van het werk dat ik verricht.”

De erfenis van de Generale

België wordt kaduker, de Generale Maatschappij overleed, de Europese Unie laboreert aan een zelfvernietiging. Is dit dragelijk, drie bewijsstukken van een zozo professionele carrière? De pijp wordt fors gestopt, voor hij spreekt. “Stabiele samenlevingen kennen minder crisissen. Maar kan je wel stabiel blijven in de wereld van vandaag? De crisis van Europa is de moeilijke keuze tussen meer of minder integratie. Als je kijkt over de jaren, zijn wij altijd uit de ellende geraakt. De buitenwereld vindt dat Europa op 25 jaar verrassend veranderd en verbeterd is.”

“België is geen Cyprus of ex-Joegoslavië. Zijn wij tevreden met wat er uit de communautaire gesprekken volgt? Voor de enen is het te weinig, voor de anderen te veel, maar wij geraken eruit en dus stokt de motor niet. In de moderne wereld is de verandering zo snel, dat de aanpassing niet volledig coherent is en niet volledig op tijd.”

“De erfenis van de Generale Maatschappij is positief. De energiedochters doen het goed en zitten in een Europese context, waar zij móéten zitten, Umicore ook, CMB eveneens enzovoort. Als je de ex-GMB-dochters screent, is de uitslag goed tot redelijk. De groepsondernemingen hebben zich aan de Europese verandering aangepast buiten de Generale. Binnen de Generale ware beter geweest, maar de tweede oplossing is eveneens positief. Het verdwijnen van de Generale ging niet ten nadele van België of de Belgische economie. Godzijdank.”

Een carrière als premier?

Je moet altijd bescheiden blijven, lacht de burggraaf. “Alvorens gelijk wat te doen, moet je een evaluatie maken van de slaagkansen. Nooit, nooit, heb ik waarborgen gevraagd in mijn leven, daar sta ik boven. Als je dat doet, etaleer je onzekerheid en zoiets is dom. Na mijn EU-commissariaat sprak ik serieus met de top van de toenmalige PSC over een politieke loopbaan. Ik hoopte op overleg en eensgezindheid met Gerard Deprez, Philippe Maystadt en Melchior Wathelet, de tenoren van de PSC toen. Maar het klikte onvoldoende tussen ons en ik wist dat samen een ploeg vormen onzeker was. Op wankele grondvesten meedoen zou niet correct zijn geweest ten aanzien van mijn kiezers.”

Etienne Davignon wuift weg dat hij regeringsleider wilde worden. “Ik droomde hoegenaamd niet van het premierschap, zo functioneer ik nooit. Ik ben bij voorrang geabsorbeerd door wat ik doe en vermijd dagdromerij. Voor de scheerspiegel zucht en steun ik niet of ik een goede keuze gemaakt hebt.”

In 1985 verliet hij het politieke spoor. De vicomte was toen 52 en zijn keuze viel op het bedrijfsleven. Maar niet het eerste het beste bedrijfsleven. De voormalige Europees commissaris voor de Industrie – met een staalrevolutie op het actief – werd vice-gouverneur van de Generale Maatschappij van België. Drie jaar later arriveerde Carlo de Benedetti. “Ik had geen probleem met de overstap van de Commissie naar het bedrijfsleven, want personen zijn personen. De Koningsstraat had dezelfde mengeling van bekwame en onbekwame mensen als gelijk welke organisatie.”

Hielpen ingenieurs België om zeep?

“De Generale Maatschappij moet Europees en internationaal opbloeien, zo verdedigde ik toen ik binnenstapte. De enige kans om opnieuw een groep van betekenis te worden, was de prioriteiten te bepalen en nevenactiviteiten te verkopen.” Dat was de strategie van Davignon. “De portefeuille van de Generale was rijk. Welke participaties waren daarin rijp voor een Europese schaalvergroting? De tweede vraag luidde: beschikken wij over de financiële en menselijke middelen om die schaalvergroting te verwezenlijken? Niet alle participaties konden groeien binnen de holding, dus dienden er partners of allianties gezocht. Als de holding geen oplossing zag, moesten we de vrijheid laten aan de groepsondernemingen voor een huwelijksaanzoek. De voorbije twintig jaar tonen de redelijkheid aan van die uitgangspunten. Twee soorten beslissingen vielen: het cementbedrijf CBR werd Europees door een fusie met Heidelberg Zement, dus buiten de Generale, en Umicore werd Europees en zelfstandig, daarbij gecoacht door de Generale. Acec kon niet alles zelf ontwikkelen, maar is uiteengetrokken in segmenten die hun plaats vonden en hun ontwikkeling hebben gerealiseerd. Geen enkel bedrijf is onder zijn waarde gezakt.”

Principieel was er geen tegenstand tegen de redenering van de vice-gouverneur; intern was die al vaker verwoord. “Men had echter een zwakker gevoel voor de timing dan ik. Bij mij was de sense of urgency groot, de collega’s dachten aan een tragere schaalvergroting. De discussies waren levendig, want we dienden een consensus en een ritme te vinden. Ik hoorde altijd: ‘Stevie, je hebt gelijk, maar laten wij het goed bestuderen.’ Het getreuzel spijt me vandaag nog altijd. Het opduiken van een raider, Carlo de Benedetti, was voor mij geen theoretische verrassing, wel een praktische verrassing. Elke objectieve analyse van de Generale Maatschappij had al lang aangetoond dat haar beurskoers ondergewaardeerd was. Je moest alleen de moed opbrengen om de Generale aan te pakken en de Benedetti bezat die moed.”

Hielpen de ingenieurs en de halfproducten de parel van België om zeep? “Voor de holding gaat dat verwijt op, maar niet voor de leiding van de ondernemingen van de groep. Ingenieurs kijken objectief en koel naar mensen, zaken en situaties en worden minder gevat door stemmingen en sferen. Het was om andere redenen niet pluis bij de holding. Zo was de onafhankelijkheid van Congo zelfs na vijftien jaar nog mentaal onverwerkt en niet vertaald in een nieuwe strategie.”

Het kleine Finland heeft zijn Nokia, een wereldleider in de mobilofonie. Waarom kon België en zijn Generale Maatschappij niet instappen in zo’n project, is een overpeinzing die Etienne Davignon gemaakt heeft. “Nokia had een mooi rolmodel kunnen zijn voor België. Nokia was echter een eenzaat in Finland en de Belgische situatie is verschillend. Wij hadden Bell Telephone, dat terecht werd gezien als Belgisch, ondanks de Amerikaanse schoonmoeder, en Siemens en Philips. Die drie telecombedrijven produceerden en ontwikkelden in België en te beginnen met de regering was het voor iedereen moeilijk om naast hen een nichespeler te starten. Nokia had in Scandinavië één concurrent: Ericsson. Wij hadden drie concurrenten in eigen land, en Ericsson en andere multinationals keken over onze muren. Als de regering bijvoorbeeld had beslist om geld te stoppen in Bell en daarvoor een belangwekkende strategische tegenprestatie te eisen, dan had er wat kunnen volgen. Zoiets staat echter haaks op de Belgische aanpak. Wij strooien muntstukken voor iedereen en zo geraak je nooit aan een kritische massa. Ik heb voor de Generale met baron Van Dyck gepraat, de toenmalige voorzitter van Bell. Bedoeling was om samen niches te ontwikkelen.”

“De Europeanen zijn te zwartgallig”

Het adressenboekje van burggraaf Davignon is geen mythe, het barst van de machtige namen en dat heet geen toeval.

“Ik zag als Europees commissaris voor de Industrie dat er geen georganiseerde contacten waren met de leiders van de grote Europese bedrijven. Ieder land had zijn industrieclub, Europa niet. De werkgeversvereniging Unice bestond, maar is een federatie van federaties. Ik wilde een ongefilterd gevoel hebben van wat de ondernemers dachten. Dat is een ander gevoel dan wat de bedrijfstakorganisaties verdedigen bij een beleidsmaker. Met Xavier Ortoli, commissaris voor de Economie, stichtte ik de European Round Table of Industrialists. Grappig en bizar was dat Pehr Gyllenhammer van Volvo de eerste voorzitter werd. Zweden was geen lid van de Europese Unie. Maar Gyllenhammer had tijd en zin om mee te denken en een klankbord te zijn voor de Commissie. Na mijn vertrek bij de Commissie bood de Round Table haar lidmaatschap aan en daar ging ik graag op in. Het is immers essentieel om te luisteren naar de Europese ondernemers.”

Etienne Davignon heeft geen koude rillingen als hij kijkt naar de dynamiek van de VS en het gesukkel van Europa. “Economische vergelijkingen tussen ondernemingen kan je maar maken in vergelijkbare omstandigheden. Hoe je onderneemt, is niet het doel. Het is moeilijk om een onderneming in de VS, in China of in Europa met elkaar te vergelijken. Je kan je niet beperken tot gekoketteer met de theorie. Wat de Amerikanen vandaag doen in Europa, is vergelijkbaar met onze praktijk. Zij exporteerden fundamentele inzichten over winst en rentabiliteit naar Europa. Zij hebben zich tegelijk ingeleefd in de Europese situatie, bijvoorbeeld in onze verbrokkelde markten met hun aparte reglementeringen en consumentengewoonten. Ons ondernemen is complexer dan het hunne. Maar het Amerikaanse en het Europese ondernemingsmodel schuiven in elkaar door de best practices, de communicatie, de beeldvorming en de managementscholen. Microsoft wringt zich vandaag in honderd bochten om een Europese onderneming te zijn.”

“De Europeanen zijn te zwartgallig. Kijk naar vroeger met Bell Telephone en kijk naar vandaag met Ericsson en Nokia. In de consumentenproducten tellen Danone, Nestlé en Unilever mee en de lijst is langer. Let bij de vergelijking niet uitsluitend op de hoogtechnologische branches. In de klassieke industrie, het staal en de auto, is onze modernisering vlotter verlopen dan in de VS. In de chips en internet misten de Europeanen de boot en dat bijbenen is moeilijk. Ik las het recente boek van Jeremy Rifkin over de Amerikaans-Europese kloof. Zijn cijfers, naast mijn terreinkennis en intuïtie, overtuigen mij dat Europa beter bezig is dan onze perceptie acteert.”

“De EU wordt geconfronteerd met iets wat ik al lang vrees. Als je de acties van de landen-leden optelt met die van de Europese Unie, is het Europese onderzoeksbudget even groot als het Amerikaanse. Trouwens, het gaat niet zozeer om de bedragen. Eén actie in de VS is efficiënter dan 25 verspreide acties in Europa. De Europeanen moeten coördineren, samen hun prioriteiten bepalen. De Lissabon-agenda wil de nationale plannen inpassen in een Europees onderzoeks- en ontwikkelingsbeleid. Dat is de weg die we moeten volgen, en dezelfde werkwijze moeten we ook bewandelen voor de Europese defensie en de Europese veiligheid. De kleine pakketten in de vele landen zijn subrendabel.”

“Vakbonden zijn per definitie behoudsgezind”

Een drama is dat niemand de Bolkestein-richtlijn over de vrijmaking van de diensten in de Europese Unie kent, foetert Etienne Davignon. “Het Franse debat over Bolkestein is schandalig, want er worden zaken verzonnen. Is Bolkestein de meest diplomatische woordvoerder voor zijn eigen idee, dat is wat anders… Maar vrijere diensten zijn noodzakelijk voor de Europese groei. Beweren, zoals de Franse anti’s, dat Bolkestein een vernedering is voor de staat en de staatsondernemingen, is dom. De staat zal zelf uitmaken, ook na Bolkestein, wat het publieke domein is. Zullen wij de administratie van de sociale zekerheid toevertrouwen aan de meest biedende? Neen toch, over dergelijke publieke diensten hoeft niet gesteggeld te worden. Men kan verder gaan dan in Scandinavië of minder ver zoals in Frankrijk, de keuzemogelijkheid blijft.”

“Toen ik Europees commissaris voor de Industrie was, viel het vrij verkeer van personen onder mijn bevoegdheid. Het doel was de harmonisering van de normen tussen de landen. Na zes maanden zag ik dat de directieven bestonden, maar dat er in de praktijk niets gebeurde. Waarom moest de EU trouwens voor een kapper bepalen aan welke voorwaarden hij moest voldoen voor hij mocht verhuizen van Italië naar België en daar werken? Dat vond ik dwaas. Ik heb de zaak omgedraaid en gezegd: de nationale normen zijn de Europese normen zolang je niet kan aantonen dat die krankzinnig zijn. De bewijslast werd dus een kwarteeuw geleden al omgedraaid en Bolkestein ligt in diezelfde lijn.”

Vakbonden die behoudend, achterdochtig, zenuwachtig zijn, behoren tot de natuurlijke gang der dingen, aldus Etienne Davignon. “Als je tot het besluit komt dat werken met de vakbonden een van de belangrijke elementen is voor verandering, anticipatie en vernieuwing, dan moet je dat ook consequent aanpakken. Houd dan rekening met hun uitgangspunt. Een vakbond is per definitief conservatief, want moet en zal zijn leden verdedigen. Dus zal die vakbond automatisch tegen verandering zijn. De werkgever of de politicus moet aan de vakbondsleiders tonen dat zij eventueel een gevaarlijke politiek volgen voor hun leden. Minstens moet in een debat de waaier van de keuze komen, met de gevolgen daarvan. Tijdens de sanering van de Europese staalindustrie leerde ik mijn vakbondslessen. Ik kon de leiders van de bonden overtuigen dat zonder hun medewerking de situatie slechter zou worden voor hun leden. Een stapsgewijze en geplande herstructurering over een periode van tien jaar, hoe pijnlijk ook, was de betere oplossing. De staalcrisis was trouwens groter dan nodig, omdat te lang een nationaal beleid werd gevoerd. Dat kostte handenvol geld zonder resultaat. Als men dezelfde sommen meteen Europees had ingezet, zouden er meer nieuwe banen zijn ontstaan.”

“Medeverantwoordelijk voor Congo”

Etienne Davignon vergaderde onder de kruinen van tropenbomen met Congolese presidenten. “De Belgische relaties met Kinshasa zijn hectisch: ofwel zijn ze te goed, ofwel zijn ze te slecht, maar zelden is er een evenwicht. Mijn positie is en was altijd dat wij medeverantwoordelijkheid dragen voor Congo. Een staat of een regering mag dat niet vergeten. België heeft een grotere historische opdracht in Congo, Burundi en Rwanda dan andere landen. Wij kennen de politici, de mensen en het land beter. België is echter maar één partij en onze voorhoederol hoort thuis in een bredere omgeving. Bovendien is vandaag de keuze voor de Belgen niet meer: Congo of niks. Door de verzwakking van de Belgische belangen in Congo werden wij internationaler. Congo is geen totaal vreemd land, maar de voorwaarden om risico’s te nemen, zijn wankel. De NMBS had in Congo veel kunnen betekenen. Electrabel of Tractebel waren geschikt voor het stuwdammenproject bij Inga op de Congostroom. De Congolezen opleiden en de bedrijven coachen, dat moeten wij doen. Maar het is op het randje.”

Kernenergie: “de klok tikt”

“Ik kies voor de kernenergie en het laatste woord is daarover nog niet gevallen,” stelt Etienne Davignon. “Psychologisch ligt de nucleaire energie in Europa moeilijk. Het verdrag van Kyoto en de dure en ontoereikende alternatieve energie zullen tot een heropening van het debat leiden. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat het zal worden gevoerd op een moment dat de Belgen nog de ervaring en de experts bezitten. België was en is een gangmaker van de kernenergie, onder meer dankzij het uraniumerts dat ingenieur Sengier van de Generale Maatschappij leverde aan de VS voor zijn nucleaire wapens. De klok tikt. Als de bezinning wordt uitgesteld tot in 2020, zijn de Belgische voorsprong en kennis verspeeld.”

Frans Crols

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content