Iedereen wil een grote leider

Marc Buelens
Marc Buelens Professor-emeritus aan de Vlerick Business School.

Mijn medewerkers hebben me een boek gegeven over leiderschap. Een kanjer van 1162 pagina’s. Het is het eindrapport van de Globe-studie, global leadership and organizational behavior effectiveness. Het project heeft 172 onderzoekers gegroepeerd uit 62 landen en heeft 17.300 managers ondervraagd in 950 organisaties. De academische molen maalt langzaam. De studie startte in 1995 en het eindverslag ligt nu voor mij.

Heel eerlijk, ik heb nooit echt van de Globe-studie gehouden. De projectleider, Robert J. House, een naam als een klok in academische kringen, dweilt nu al bijna vijftien jaar alle conferenties af met zijn project. Eerst lokte hij volle zalen met zijn ambitieuze doelstellingen, dan pochte hij voor iets legere zalen over zijn unieke methodologie en toen hij een jaar of zes geleden the first results beloofde, was de zaal nauwelijks gevuld. Ik zette hem toen definitief op mijn lijstje ‘te mijden sprekers’. House slaagde erin om zijn volledige drie kwartier te pochen over zijn methodologie, unieke benadering en onverwachte resultaten – maar hij vertikte het om die mee te delen. Zijn tijd was om. De lege stoelen spraken boekdelen. Ik was niet de eerste die bij de neus was genomen.

Sindsdien heeft de onderzoeksgroep heel veel papers gepubliceerd. Ze melken hun project flink uit, de Amerikanen noemen dat mileage: hoeveel kilometer (of miles) kan je afleggen met een volle tank? Hoeveel toppublicaties kan je puren uit één onderzoek? De academische molen maalt dan misschien wel erg traag, maar alleszins zeer grondig.

En wat zijn nu de resultaten? Elk land is anders, maar vele landen lijken op elkaar. Voor dat soort resultaten heb je geen 172 onderzoekers nodig. Boeiender is dan weer welke landen cavalier seul spelen. En de keuze van een Frans woord is niet toevallig. Frankrijk is een buitenbeentje in verscheidene opzichten. Net als Spanje en Portugal hoort het tot de Latijnse cluster en houden de Fransen dus wel van een duidelijke hiërarchie. On monte à Paris. Iedereen zal je bevestigen dat Frankrijk van centralisatie houdt. Zelfs socialistische presidenten gedragen er zich als zonnekoningen. Tot daar erg voorspelbaar. Maar het zijn ook sterke individualisten. En iedereen weet dat de Fransen zeer rationeel zijn, Descartes is hun grote idool. Hun ingenieurs zijn zeer knap. Toch zijn het vooral babbelaars, ze spelen met de taal tot de andere partij van uitputting vol bewondering zucht ‘wat een discours’. Rationeel-technologisch, absoluut, maar oh zo politiek. Het is een dynamisch volk. En ze klagen, zeuren en staken voor een habbekrats en behoren tot de grootste lijntrekkers van Europa. Geef daar maar eens leiding aan. Kortom, herlees Asterix en je zult de Fransen begrijpen, beter dan met het Globe-rapport, vrees ik.

Een ander buitenbeentje is Rusland. Russen haten blijkbaar onzekerheid, houden verdacht veel van autocratische leiders en vinden een zachte benadering maar niets (en worden met Poetin op hun wenken bediend).

Opvallend is wel dat de algemene conclusies erop wijzen dat het stereotiepe beeld van de ‘grote leider’ zowat overal ter wereld standhoudt. Zowat iedereen heeft blijkbaar graag dat de leidinggevende een visie heeft, voorbereid is op de toekomst, inspireert, enthousiast is, te vertrouwen is, besluiten kan nemen en op excellentie is gericht. Iedereen wil wel geleid worden door een Barack Obama of een Nelson Mandela. Een tweede dimensie waarop iedereen ter wereld min of meer hetzelfde verwacht van zijn leider, is teamgerichtheid. We hebben graag dat onze leiders groepsgericht zijn, communicatief, constructief omgaan met conflicten, niet-cynisch zijn en goed georganiseerd, zelfs in de landen met een enige reputatie van chaos. Telkens ik in Griekenland ben, zeg ik overigens tegen mijn vrouw: “Ann, denk eraan, chaos is een Grieks woord.”

En waar verschillen volkeren dan het meest? Dat is blijkbaar in de bewondering voor de wat manipulatieve, narcistische, uitbuitende figuur. Sommige culturen verwachten niet anders en hanteren het motto: wie niet voor zichzelf kan zorgen, kan ook niet voor anderen zorgen. De sympathie voor figuren als Berlusconi wordt absoluut niet gedeeld in andere Europese landen.

Leiders mogen niet cynisch zijn. Columnisten soms wel. Zou het kunnen dat in het Belgische landschap we wel zeggen dat we geen manipulatoren willen, maar er de facto grote bewondering voor hebben en er via ons gedrag luid om roepen? Kijk maar op welke politici we stemmen. Dan zijn de Italianen gewoonweg eerlijker. Een eigenschap die we overigens ook appreciëren bij onze leiders. Op papier toch. Tot ze ons de waarheid zeggen. (T)

DE AUTEUR IS HOOFDDOCENT AAN DE UNIVERSITEIT GENT EN PARTNER VAN DE VLERICK LEUVEN GENT MANAGEMENT SCHOOL.

Marc Buelens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content