Ieder zijn eigen klimaat

In 2015 keuren verschillende landen een internationaal klimaatverdrag goed. Of toch iets dat erop lijkt.

Eind 2009 liep de poging om in Kopenhagen een wereldwijd klimaatverdrag af te sluiten op niets uit. Het hoofd van een ngo noemde de stad toen “een ecologische plaats delict” met “schuldige mannen en vrouwen die naar de luchthaven vluchten”.

Zes jaar later komen de delinquenten in Parijs samen om opnieuw over een klimaatverdrag te onderhandelen. Dit keer ruziën en kibbelen ze zich een weg naar een overeenkomst. Of dat genoeg zal zijn om de toenemende CO2-uitstoot een halt toe te roepen of te voldoen aan de andere verwachtingen die in Kopenhagen werden geschapen en vervolgens de bodem ingeslagen, valt te betwijfelen.

Sinds 2009 is er veel veranderd. De meeste van die veranderingen zouden een akkoord gemakkelijker moeten maken. Er staat een nieuwe generatie wereldleiders aan het roer. Enkel Barack Obama van de Verenigde Staten en de Duitse bondskanselier Angela Merkel blijven over als regeringsleiders van de grootste vervuilers.

Die nieuwe generatie bestuurt een wereld waarin de uitstoot van broeikasgassen sinds 2009 meedogenloos is gestegen. In 2015 overschrijdt de gemiddelde jaarlijkse concentratie koolstofdioxide in de atmosfeer voor het eerst in meer dan een miljoen jaar 400 deeltjes per miljoen. En hoewel de wereldwijde oppervlaktetemperatuur de jongste tien jaar niet veel is gestegen, blijft het risico op ernstige en onomkeerbare schade volgens de meeste klimaatwetenschappers toenemen. In nagenoeg alle landen (behalve de Verenigde Staten) wordt klimaatverandering dan ook als een belangrijke bedreiging gezien.

Luchtvervuiling is ook de belangrijkste oorzaak van vroegtijdige sterfgevallen ter wereld geworden. Politici komen onder druk van de zakenwereld, de financiële sector en de markten om er iets aan te doen. Twee grote rapporten die in 2014 werden gepubliceerd (het ene door een internationale groep ex-presidenten, voorzitters van internationale financiële organisaties en economen; het andere door Amerikaanse CEO’s en voormalige ministers van Financiën) toonden aan dat beleidsvormers nu echt wel vinden dat de klimaatverandering moet worden aangepakt.

Die bezorgdheid wordt ook duidelijk op bepaalde markten. De markt voor groene bedrijfsobligaties bijvoorbeeld, die op de kapitaalmarkten geld inzamelen zodat bedrijven milieuvriendelijke investeringen kunnen doen, rondt in 2015 de kaap van de 100 miljard dollar. In 2009 bestond die markt nauwelijks. Als gevolg daarvan zijn ook de politieke overtuigingen over een klimaatverdrag gewijzigd. In 2009 waren de drie grootste nationale vervuilers (de Verenigde Staten, China en India) nog niet klaar voor zo’n stap. Dat kan nu anders zijn.

Ook al keurt de Amerikaanse Senaat zo’n akkoord wellicht nooit goed, toch zorgen de uitvoeringsbesluiten van de Amerikaanse regering (zoals de beperking van de uitstoot van elektrische centrales) ervoor dat de Verenigde Staten zich aan de voorwaarden van een mogelijk klimaatverdrag kunnen houden. Ook in China heeft president Xi Jinping van de strijd tegen vervuiling een hogere prioriteit gemaakt. Hoewel dat vooral om binnenlandse redenen is, kan hij eventueel bereid zijn een verdrag goed te keuren dat gebaseerd is op maatregelen die hij hoe dan ook al van plan was te nemen. India neemt al lange tijd een voorzichtige houding aan wat betreft het wereldklimaat, en dat zal waarschijnlijk zo blijven. Toch bestaat ook hier hoop op verandering: toen de huidige premier Narendra Modi de deelstaat Gujarat leidde, stond hij bekend als een soort milieupionier.

Natuurlijk zijn sommige dingen hetzelfde gebleven. De onderhandelingen in Kopenhagen liepen voornamelijk vast op geschillen tussen rijke en arme landen. Volgens de arme naties lag de schuld voor de vervuiling vooral bij de rijke landen en zouden die dus meer moeten doen om de uitstoot te verlagen door de arme landen extra geld toe te stoppen om minder broeikasgas te produceren. Die eisen klinken nu wellicht nog luider. De rijke naties antwoordden daarop dat zij al heel wat maatregelen troffen, maar dat ontwikkelingslanden ook zelf hun verantwoordelijkheid moesten nemen. Dat geschil lijkt nog niet te zijn opgelost. Daarnaast heeft de Europese Unie, die graag als leider van de klimaatonderhandelingen optreedt, recentelijk wat afstand genomen van haar milieuambities.

Beter dan niets

Een nieuw klimaatakkoord zal die problemen weerspiegelen. In tegenstelling tot een traditioneel verdrag, waarbij landen zich verbinden tot gemeenschappelijke verplichtingen, kunnen landen dankzij die nieuwe overeenkomst hun eigen doelstellingen bepalen. Ze moeten er zich enkel toe verbinden hun doelstellingen regelmatig te herzien (dat geeft wereldwijde investeerders vertrouwen dat de markt voor groene producten gaat uitbreiden) en eventueel beloven hun toekomstige doelstellingen eerder strikter dan minder strikt te maken.

Het zou een erg bescheiden overeenkomst zijn, die in de praktijk slechts officieel bevestigt wat Amerika, China en een aantal andere landen hoe dan ook al aan het doen waren. Maar het zou in elk geval iets zijn wat in Kopenhagen niet gelukt is.

De auteur is milieuredacteur van The Economist.

JOHN PARKER, ILLUSTRATIE DAAN ROSSEELS

In 2009 waren de Verenigde Staten, China en India nog niet klaar voor een klimaatakkoord. Dat kan nu anders zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content