Huwelijksquotiënt soms buitenspel

De nieuwe regels betreffende de gedecumuleerde toepassing van de personenbelasting zorgen er soms voor dat het huwelijksquotiënt geen effect meer heeft.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

likvanger van de hervorming van de personenbelasting die eind de jaren tachtig van vorige eeuw werd doorgevoerd, was ongetwijfeld de invoering van het

. Dit toonbeeld van huwelijks- en gezinsvriendelijke fiscaliteit houdt in dat een gedeelte van het beroepsinkomen van de ene echtgenoot in sommige gevallen wordt overgeheveld naar de andere echtgenoot, waar het volledig afzonderlijk wordt belast.

Dit is om te beginnen het geval in zogenaamde eeninkomensgezinnen. Van het beroepsinkomen van de ene echtgenoot wordt 30 % overgeheveld naar de andere echtgenoot, zonder dat het overgehevelde gedeelte meer mag bedragen dan een bepaald plafond. Voor het aanslagjaar 2005 (inkomsten van 2004) is dit plafond, na indexaanpassing, gelijk aan 8160 euro. Het maximale voordeel wordt dus bereikt als de alleenverdiener een beroepsinkomen heeft van 27.200 euro. 30 % daarvan is precies gelijk aan 8160 euro.

Het huwelijksquotiënt kan ook van toepassing zijn in gezinnen waar de beide echtgenoten weliswaar een beroepsinkomen hebben, maar waar het beroepsinkomen van een van beiden lager is dan 30 % van het geheel. Via het huwelijksquotiënt zal dan een deel van de meestverdienende echtgenoot worden overgeheveld naar de minstverdienende, totdat de grens van 30 % wordt bereikt; met dien verstande dat de som van het eigen beroepsinkomen van de minstverdienende echtgenoot en van het naar hem overgehevelde gedeelte ook hier nooit hoger mag zijn dan het voormelde plafond (voor het aanslagjaar 2005 bedraagt dat 8160 euro).

GOED. In verband met dit huwelijksquotiënt is er vooreerst goed nieuws. Het is voortaan niet langer exclusief voorbehouden aan gehuwden in de strikte betekenis van het woord. Voortaan komen ook wettelijk samenwonenden in aanmerking. Onder wettelijk samenwonenden verstaat de wetgever, de personen (al dan niet van hetzelfde geslacht) die voor de ambtenaar van de burgerlijke stand een officiële verklaring van wettelijk samenwonen hebben afgelegd.

Wettelijk samenwonenden worden met ingang van het aanslagjaar 2005 voor de toepassing van de inkomstenbelastingen volledig met gehuwden gelijkgesteld. Zij hebben daardoor ook automatisch toegang tot het manna van het huwelijksquotiënt. Althans voorzover er ten aanzien van beide partners een gezamenlijke aanslag wordt gevestigd. Dit is bijvoorbeeld niet het geval voor het jaar waarin de verklaring van wettelijk samenwonen wordt afgelegd. Voor dat jaar worden zij – net zoals gehuwden voor het jaar van hun huwelijk – nog afzonderlijk belast. Voor dat jaar geldt het huwelijksquotiënt dus niet. Voor het jaar waarin aan het wettelijk samenwonen (of aan het huwelijk) een einde komt door het overlijden van een van de partners, worden beiden weliswaar ook afzonderlijk belast. Maar voor dat jaar kan de langstlevende alsnog opteren om gezamenlijk te worden belast; wat de poort naar het huwelijksquotiënt ook nog voor dat jaar openhoudt.

DECUMULATIE. Minder goed nieuws is dat het huwelijksquotiënt in sommige gevallen geen effect meer heeft.

De oorzaak is terug te vinden in de doorgedreven decumulatie die met ingang van het aanslagjaar 2005 van toepassing is. Voortaan zijn alle inkomsten van de echtgenoten afzonderlijk belastbaar. Dat geldt niet alleen, zoals voorheen, voor hun beroepsinkomsten; maar nu ook voor hun onroerende, roerende en diverse inkomsten.

Neem bijvoorbeeld een echtpaar dat gehuwd is met scheiding van goederen en waarvan de man een beroepsinkomen heeft van 25.000 euro. De vrouw heeft geen eigen beroepsinkomsten. Maar zij heeft wel een aanzienlijk onroerend patrimonium. De onroerende goederen zijn haar eigen krachtens het huwelijksvermogensrecht. Zij leveren haar een onroerend inkomen op van bijvoorbeeld 30.000 euro.

Tot en met het aanslagjaar 2004 zag het plaatje er dan als volgt uit. De man was belastbaar op zijn eigen beroepsinkomsten, plus op de onroerende inkomsten van het gezin (die werden immers toegevoegd aan de beroepsinkomsten van de echtgenoot die het hoogste beroepsinkomen had). De vrouw in het voorbeeld had geen eigen beroepsinkomsten, en werd slechts belast op het gedeelte van de beroepsinkomsten van haar man dat ingevolge het huwelijksquotiënt naar haar werd overgeheveld (30 % van 25.000 euro).

Vanaf het aanslagjaar 2005 is de man in het voorbeeld alleen nog belastbaar op zijn eigen beroepsinkomsten (25.000 euro). De onroerende inkomsten (30.000 euro) worden nu volledig belast in hoofde van de vrouw (aangezien het, gelet op hun huwelijkscontract, om haar eigen inkomsten gaat).

EFFECT. En het huwelijksquotiënt? In principe is dat nog altijd van toepassing. In het voorbeeld heeft het evenwel tot gevolg dat de laag belaste inkomsten van de man zouden worden overgeheveld naar de vrouw, waar ze aan een hoger tarief zouden worden onderworpen. De toepassing van het huwelijksquotiënt leidt dus tot een verhoging van de belastingdruk. Het zal bijgevolg niet worden toegepast. De wet zegt immers dat het huwelijksquotiënt achterwege blijft wanneer de toepassing ervan tot een hogere aanslag leidt. Het huwelijksquotiënt blijft zodoende zonder effect.

Het gevolg is dat gehuwden in deze situatie voortaan op net dezelfde wijze worden belast als feitelijk samenwonenden. Van een fiscale bonus voor het trouwboekje is in het voorbeeld geen sprake meer.

Jan Van Dyck

ôDecumulatie schrapt soms de bonus van het huwelijksquotiënt.ô

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content