Honkvaste Belgen

Wat hebben Belgische topkaders gemeen met hun Griekse en Italiaanse collega’s ? Dat ze niet graag van job veranderen. Uit het eerste systematische onderzoek hierover blijkt dat Belgische kaderleden tot de minst arbeidsmobiele van Europa behoren.

Eén op vier Belgische kaderleden verandert nooit van werkgever. Van degenen die wel andere oorden opzoeken, doet bijna 70 % dit niet meer dan twee keer. Dit blijkt uit een onderzoek dat in opdracht van het executive-searchbureau Amrop International werd uitgevoerd. Het ging na hoe beweeglijk kaderleden zijn en welke factoren het overstappen naar een nieuwe werkgever beïnvloeden.

In totaal beantwoordden 364 directeuren uit alle bedrijfssectoren (uitgezonderd banken en verzekeringen) een gestructureerde vragenlijst. De meerderheid van de respondenten is mannelijk (82,7 %). De grootste groep komt uit de leeftijdsklasse ouder dan 45 jaar (33,3 %), gevolgd door de 30- tot 35-jarigen (22 %). De meesten hadden een universitair diploma op zak.

CONSERVATIEF KLIMAAT.

De Belgische mobiliteit (14 %) ligt beduidend lager dan het Europees gemiddelde (17 % van het totale aantal werknemers veranderde van job in een periode van één jaar). Alleen Italië en Griekenland (beide 12 %) vertonen een nog lagere mobiliteit. Spanje (28 %), Denemarken (21 %) en Nederland (20 %) vertonen de hoogste mobiliteit.

Een van de respondenten, Rudi De Becker, president van Black & Decker Security Hardware Europe en witte raaf die zelf zes keer van werkgever veranderde, wijst op het conservatief klimaat in Belgische bedrijven als verklaring voor het gebrek aan mobiliteit. “De impuls tot mobiliteit moet van twee kanten komen,” weet hij. “Het individu moet openstaan voor een overstap, maar verandering kan slechts gedijen binnen een bedrijfscultuur die werknemers aanmoedigt te roteren.”

Hoe verklaart hij de opvallende honkvastheid van zijn collega’s ? Rudi De Becker : “De oorzaak ligt niet bij het karakter van de Belg. Wij hebben missionarissen naar alle uithoeken van de wereld gestuurd. Als je bekijkt in welk gezelschap we vertoeven Griekenland, Italië en Duitsland valt het op dat dit landen zijn met een conservatieve managementstijl die weinig gericht is op shareholders value. In de beide zuiderse landen spelen de sterke familiebanden een belangrijke rol. Ook bij de meeste Belgische bedrijven, zelfs bij beursgenoteerde, weegt het familiale aspect door. “Familiaal” associeer ik onmiddellijk met paternalisme. Een andere verklaringsgrond voor arbeidsmobiliteit vind ik in de economische expansie van een land, of het gebrek eraan. Juist op dat terrein kenden de opgesomde landen de voorbije jaren problemen.”

BELGIE BESTAAT.

Opvallend is dat de arbeidsmobiliteit van Nederlandstalige en Franstalige kaders weinig of geen onderscheid vertoont. Geslacht of leeftijd leiden evenmin tot merkbare verschillen. Alleenstaanden zijn wel een beetje mobieler, hoewel het verschil met de gehuwden of samenwonenden niet spectaculair is. Algemeen kan gesteld worden dat sociodemografische verschillen althans volgens het Amrop-onderzoek geen noemenswaardige invloed uitoefenen op arbeidsmobiliteit.

Eén variabele heeft wel een duidelijke impact : de loonsverwachting. Topkaders met (relatief) bescheiden verwachtingen inzake loonsverhoging bij een nieuwe werkgever, zijn mobieler. Hoezo ? Zou men niet verwachten dat juist degenen met hoge financiële ambities actief op zoek gaan naar sappiger gras ? Waarschijnlijk is het ook wel zo, maar hun wensen botsen nogal eens met de werkelijkheid, waardoor de financieel gemotiveerde vaker verankerd blijft dan hij misschien zelf zou wensen. Andere motieven om te switchen blijken meer realiteitsgehalte te hebben.

Uit het onderzoek blijkt trouwens dat de dominante drijfveer om al dan niet van baan te veranderen niet bestaat. Amrop-partner Marc Daelemans : “We konden vier verschillende types topkaders met een verschillend mobiliteitsgedrag en met eigen motieven identificeren. De twee sleutelelementen in de typologie zijn voldoening en ambitie. Respondenten die hoog scoren op voldoening of aanvaarding van de huidige situatie zijn niet snel geneigd om te vertrekken. Zij die hoog scoorden op de factor ambitie zijn dat wel. Het streven naar comfort is van ondergeschikt belang en scheidt het kaderlid dat naar een aangename werksfeer zoekt van degene die dat niet doet.”

VOETBALTRAINERS.

De vergelijking met buitenlands onderzoek leert dat de motieven van Belgische kaders niet verschillen van deze van hun beweeglijker Europese en Amerikaanse collega s. Ook daar blijkt dat er verschillende combinaties van drijfveren spelen die beantwoorden aan verschillende persoonlijkheden.

Spijtig is dat de Amrop-studie geen antwoord biedt op de vraag hoe het komt dat, gegeven de grote internationale overeenkomsten in persoonlijke motieven van managers, de verschillen in effectieve mobiliteit zo groot zijn. Een plausibele hypothese is dat de oorzaak van de beperkte Belgische mobiliteit veeleer moet worden gezocht in een combinatie van juridisch-economische context en bedrijfscultuur dan in de voorkeuren van de managers zelf.

In afwachting van verder onderzoek waagt Rudi De Becker zich alvast aan een voorspelling : “De volgende jaren zal de arbeidsmobiliteit toenemen. Er komt meer behoefte aan managers die zich specialiseren in onder meer reorganisaties of het verteren van overnames. Zodra hun opdracht volbracht is, vertrekken ze naar een andere werkgever. Bovendien zal het conservatisme verdwijnen als managers en bedrijven beseffen dat een goede return on investment het enige doel is voor aandeelhouders. Er ontstaat dan een soort voetbaltrainersfenomeen. Wanneer het managementteam niet snel rendeert, wordt het vervangen. De succestrainers zullen na een zekere periode elders worden gevraagd. Vertrekkers zullen niet meer scheef bekeken worden. Nu ruikt het bijna naar een afrekening wanneer een performant kaderlid weggaat.”

JG

MARC DAELEMANS (AMROP) EN RUDI DE BECKER (BLACK & DECKER) Conservatieve managementstijl leidt tot zwakke arbeidsmobiliteit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content