Hogerop met mini-job

Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

De kritiek op het Duitse arbeidsmodel neemt toe, hoewel de werkloosheidsgraad nooit lager was sinds de eenmaking van 1990. De lage werkloosheid zou vooral het gevolg zijn van een toenemend aantal slecht betaalde mini-jobs waardoor Duitsland een groot aantal working poor telt.

De Duitse werkloosheidsgraad bevindt zich met 7 procent op het laagste peil sinds de eenmaking in 1990. Het aantal werklozen daalde van meer dan 5 miljoen in 2005 naar minder dan 3 miljoen vandaag. Bij onze oosterburen zijn 40,7 miljoen mensen aan de slag. Een absoluut record.

Toch zwelt de kritiek op dat Duitse jobwonder aan. De lage werkloosheidsgraad zou vooral het gevolg zijn van een sterke stijging van laagbetaalde jobs, tegen ongeveer vijf euro per uur. Een lager bedrag dan de meeste minimumlonen, de zogenaamde mini-jobs. Dat zijn speciaal gecreëerde banen voor laaggeschoolden, meestal deeltijds tegen een maandloon van minder dan 400 euro. Die lonen worden wel vrijgesteld van sociale bijdragen.

Critici spreken van sociale dumping via extreem lage lonen en een lage so-ciale bescherming. Der Spiegel had het over Duitsland die een Mini-jobber-Republik wordt. Eind vorig jaar werkten meer dan 7 miljoen mensen in zo’n laagbetaalde jobs ( Geringfügige Beschäftigung). Dat zijn er 1,6 miljoen meer dan in 2003 toen het systeem gelanceerd werd. We vinden ze vooral terug in de horeca, maar ook meer en meer in andere sectoren als de gezondheidszorg.

Dat hiermee een pak Duitsers uit de werkloosheid gehouden wordt, is geen reden tot optimisme, zegt een aantal economen. Macro-econoom Freddy Heylen (UGent) is negatief over het Duitse jobmirakel. Hij vreest voor een blijvend duale arbeidsmarkt met goedbetaalde vaste jobs en mini-jobs die slecht betaald zijn en waar mensen maar niet uit raken. “Onderzoek toont aan dat wie in een minijob stapt achteraf significant minder tijd doorbrengt in de werkloosheid. Maar die persoon heeft geen significant hogere kans op regulier werk. Toch niet binnen de onderzochte observatieperiode van drie jaar.”

Mini-jobs én vaste jobs ook

Geert Janssens, hoofdeconoom van de denktank Metena, is niet akkoord. “Het onderzoek waarnaar Heylen verwijst, baseert zich op data van voor de grote omslag in 2005. Op langere termijn is het Duitse model ook veel betaalbaarder geworden. Ook dat is een sociaal gevolg dat niet over het hoofd mag worden gezien. De Duitse sociale zekerheid heeft een veel bredere betaalbasis gekregen. Zij die zich zorgen maken over het sociaal karakter van een model zouden best wat meer oog mogen hebben voor dat aspect.”

Janssens begrijpt de kritiek op het Duitse jobmirakel dan ook niet. “Welke economie kon in een zo korte tijd zoveel jobs creëren? We moeten al teruggaan naar Denemarken aan het begin jaren van de negentig om zo’n fenomeen terug te vinden in een westerse economie. De Denen activeerden vooral met overheidstewerkstelling als opstap naar de private arbeidsmarkt. De Duitsers proberen de jobs rechtstreeks in de private sector te creëren met loonkostensubsidies. Zij bouwden hun overheidstewerkstelling zelfs af. Met zo’n exportmachine is dat ook gemakkelijker.”

Janssens bevestigt dat het aantal tijdelijke contracten (waaronder mini-jobs) in Duitsland de voorbije jaren is toegenomen, maar “dat heeft niet belet dat het aantal vaste jobs ook gestegen is”. Momenteel zijn er in Duitsland 29 miljoen vaste jobs. Van de tijdelijke jobs (mini-jobs, uitzendarbeid en ook gewone tijdelijke contracten) zijn er bijna 12 miljoen. Janssens benadrukt dat die verhouding de voorbije 30 jaar constant bleef. Het is dus fout te denken dat het Duitse jobmirakel alleen te danken is aan laagbetaalde jobs.

Een tweede element dat vaak uit het oog wordt verloren, is dat veel Duitsers vandaag twee jobs combineren. Van de 7 miljoen Duitse mini-jobbers zijn er meer dan 2 miljoen die daarnaast een andere job hebben. Het is vooral die groep van Nebenjobbers die sinds 2003 sterk is toegenomen (+1 miljoen).

“Tijdelijke arbeid, interim, deeltijdse arbeid nopen mensen vaak tot het combineren van meerdere jobs”, legt Janssens uit. “Dat is niet ideaal, maar is ook een vorm van flexibiliteit die niet beperkt blijft tot Duitsland. Bij ons wordt dat vaak in een pejoratief daglicht gesteld en wordt er smalend over gesproken. Maar we doen hetzelfde.”

“Er zijn ook bij ons loonsubsidieregelingen via bijvoorbeeld dienstencheques, en de belastingen aan de onderkant van de arbeidsmarkt werden verlaagd. Allemaal om jobs te creëren, maar ook om ze ingevuld te krijgen. Voor dat laatste werd in Duitsland het werkloosheidsysteem grondig aangepast en werd de druk om te werken fors verhoogd door een beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd.”

Janssens relativeert ook de stelling dat mini-jobbers gedoemd zijn om jaren laagbetaalde arbeid te verrichten. In sociale akkoorden zijn afspraken gemaakt die bepalen dat die tijdelijke contracten na verloop van tijd overgaan naar een vast contract. Nu de crisis wegebt en de krapte toeneemt, zal die tendens zich versterken. Bovendien wijst een recente studie van het Institut für Wirtschaftspolitik in Keulen op een toenemende mobiliteit op de arbeidsmarkt. Op zijn minst 21 procent van de mini-jobbers uit 2003 had vijf jaar later een voltijdse job. Duitsland is dus hoogstens tijdelijk een Mini-job-Republik.

Loonstijging in Duitsland

De discussie over het Duitse jobmirakel vindt plaats op een ogenblik dat het ene cijfer na het ander gepubliceerd wordt over de stijgende Belgische loonkostenhandicap, algemeen beschouwd als een van een grote oorzaken van de lage werkgelegenheidsgraad (63 % tegen 76 % in Duitsland).

Recente berekeningen van VKW Metena op basis van net vrijgegeven OESO-data tonen aan dat de Belgische loonkosten ook tijdens het lopende interprofessioneel akkoord (IPA) beduidend sneller stijgen dan in onze buurlanden, ook als ze gecorrigeerd worden voor productiviteit. De bijkomende ontsporing tijdens het lopende IPA loopt op tot 1,8 procent. “Dit brengt de loonkostenhandicap op 8,3 procent als we die meten sinds 1996”, weet Janssens. Die ontwikkeling heeft twee oorzaken: de hogere inflatie, waardoor de loonkosten door de automatische indexering bij ons ook sneller stijgen, en de snellere productiviteitsontwikkeling in Duitsland.

Het is des te opmerkelijker dat de Belgische loonkosten andermaal ontsporen als we rekening houden met het feit dat ook in Duitsland de arbeidskrapte de loondiscipline onder druk zet. Dit en volgend jaar stijgen de Duitse loonkosten nominaal met 4,7 procent. Dat is de grootste toename in meer dan vijftien jaar.”Dat we er niet in slagen om tegen die achtergrond onze handicap in bedwang te houden, laat staan weg te werken, zegt veel. De Duitse loonkostenstijgingen creëren een momentum om onze eigen loonkostenhandicap af te bouwen. Maar ook die kans dreigt verloren te gaan als er niet snel wordt ingegrepen”, zegt Janssens.

ALAIN MOUTON

Op zijn minst 21 procent van de mini-jobbers uit 2003 had vijf jaar later een voltijdse job.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content