Hoera, de olieprijs naar 50 dollar in 2010!

De auteur is hoofdeconoom bij vermogensbeheerder Petercam.

(1) Jeremy Rifkin, The Hydrogen Economy, Polity Press, 2002.

Als George Bush en Tony Blair van in het begin wisten dat er geen massavernietigingswapens in Irak waren, waarom hebben ze het dan tot een oorlog laten komen? Omdat olie te belangrijk is om in handen van vijanden van Amerika en het Westen te laten.

Het belangrijke Cheney-rapport van mei 2001, een studie over de energiebehoefte van de VS op lange termijn, schetste een bijzonder kwetsbaar beeld: “In de volgende twintig jaar zal de Amerikaanse olieconsumptie met 6 miljoen vaten per dag toenemen. (…) De Amerikaanse olieproductie zal echter met 1,5 miljoen afnemen, een tekort van 7,5 miljoen vaten (…) met als gevolg een toegenomen afhankelijkheid van buitenlandse mogendheden die de Amerikaanse belangen niet altijd een warm hart toedragen…”. Zo stond er te lezen, drie maanden vóór 11 september 2001.

Tegelijk was de VS gevoeliger geworden voor het beleid van de Opec, de organisatie van olie-exporterende landen. Olieprijzen schoten in 1999 plots de hoogte in en verdrievoudigden in korte tijd. Er wordt gefluisterd dat er een gentlemen’s agreement met de Opec afliep, dat acht jaar geduurd had en moest gezien worden als de bijdrage van de Opec in de kosten van de eerste Golfoorlog. Het Cheney-rapport bezegelde het lot van Irak, een land met (na Saudi-Arabië) de belangrijkste oliereserves en de mogelijkheid om zijn productie tegen 2010 nog op te voeren met… 7,5 miljoen vaten per dag.

Olieprijzen op een bodem. De olieprijzen zijn onlangs gestegen, maar in euro zijn ze al jaren stabiel. Vergeleken met 1974 en gecorrigeerd voor inflatie bedraagt de prijs vandaag eigenlijk nog maar 6 dollar per vat (zie grafiek). Met andere woorden, als de olieprijs de algemene prijsevolutie sinds 1974 had gevolgd, zou hij nu al op 50 dollar per vat moeten staan. Voor een schaars wordende grondstof zou zo’n prijs in het komende decennium best wel kunnen, maar het zou een complete verrassing zijn voor alle analisten, die algemeen een olieprijs van 24 dollar voor de toekomst voorspellen.

De Opec schat dat ze op het huidige productieritme nog voor tachtig jaar reserves heeft, maar dat die van niet-Opec-landen al binnen twintig jaar uitgeput zullen zijn. Amerika heeft zelf nog maar 14 % van zijn oorspronkelijke olierijkdom. Deze reserves werden 230 miljoen jaar geleden opgebouwd en zijn in goed 200 jaar volledig opgebruikt. Onze gasreserves zullen vervolgens hetzelfde lot ondergaan.

Olie zal dus nog maar enkele generaties als energiebron dienen. Dit is echter geen economisch doemscenario. De mens is vernuftig genoeg om nieuwe energiebronnen op te wekken. Meer nog: de basis voor de energie van de toekomst is er al.

Energie, de volgende technologieboom . In zijn visionaire boek ‘The Hydrogen Economy’ (1) schetst Jeremy Rifkin hoe een wereldwijd energieweb zal ontstaan, gebaseerd op waterstof. Net zoals dat andere wereldwijde web onze communicatie, informatie en handel structureel wijzigde, zal ook het waterstofenergieweb een revolutie voor onze economie inluiden. De volgende technologie boom zou dus wel eens in energie kunnen plaatsvinden. Het loont in ieder geval de moeite om hier zo snel mogelijk op in te spelen. Denemarken heeft bijvoorbeeld erg snel ingespeeld op windenergie en heeft nu al 25.000 jobs in de productie van windmolens.

Past de productie van brandstofcellen niet even naadloos bij onze economie? Met onze cluster van chemie- en automobielbedrijven ( GM is een van de toonaangevende bedrijven op het vlak van onderzoek en ontwikkeling in waterstofenergie) kunnen we snel inspelen op deze nieuwe technologie. Met wat durf ligt hier misschien een gigantische groeiopportuniteit. Als de olieprijs in 2010 op 50 dollar staat, hoeven we niet (opnieuw) te vrezen voor de gevolgen voor onze industrie, maar kunnen we ons erin verheugen dat we erop voorbereid waren.

Koninklijke Olie-schok. Enkele weken geleden schokte Koninklijke Olie ( Royal Dutch/Shell) met de melding dat ze hun reserves 20 % hadden overschat. Het aandeel zakte onmiddellijk 10 %. Eigenlijk bevestigt dat alleen dat de oliereserves overdreven zijn. Shell moet een berekening maken van zijn exploreerbare reserves bij een olieprijs van 16 dollar per vat. Een vrij virtuele oefening, omdat de olieprijs bijna het dubbele bedraagt. Er is dus geen overschatting, maar een onderschatting van de activa.

Oliebedrijven bieden vandaag een nettodividend dat even hoog is als een tienjarige staatsobligatie. De waarde van hun activa zal nog hoger liggen als de olieprijs naar 50 dollar stijgt. Net als de oude telecombedrijven het best geplaatst waren om de ‘draadloze’ revolutie te benutten, staan de oliemaatschappijen in pole-position voor de nakende energierevolutie. Geert Noels

Geert Noels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content