Hoelang nog rode inkt?

Hoewel de vraag naar digitale druksystemen uit Mortsel al twee jaar aan het dalen is en het bedrijf een enorme schuldenberg torst, is Xeikon als overnameprooi nog steeds in trek. Interne tegenstellingen lijken evenwel het bedrijf te verlammen.

In de voorbije dertien jaar bouwde Xeikon een portfolio met 183 actieve octrooien uit. En hoewel het bedrijf sinds de opstart in 1988 in de ontwikkeling van zijn technologie zo’n 93,5 miljoen euro investeerde, werden die kosten nauwelijks in de balans geactiveerd. Niet meteen kenmerken van een onderneming aan de rand van de afgrond. En toch is dat de plaats waar Xeikon staat.

Maar de patenten, de naam, de knowhow en de niet-geactiveerde ontwikkelingskosten volstaan blijkbaar om de appetijt van potentiële overnemers aan te wakkeren. Twee daarvan zijn relatief onbekend: het Russische Yam International en het Amerikaanse South Mountain Partners LLC. Twee andere, MAN Roland en Punch International, hebben een industrieel palmares. Over Yam – dat financieel wordt geruggensteund door de onbekende Oostenrijkse financier Alpha Capital – en South Mountain wordt duchtig gespeculeerd. Diverse onafhankelijke distributeurs vrezen dat beide partijen een flinke stuiver hopen te verdienen door het bedrijf over te nemen en daarna snel weer te verkopen.

Xeikon lijkt dus een gewilde bruid, maar het lijdt weinig twijfel dat het naast zijn schoenen liep.

Het businessmodel van de digitale persenbouwer uit Mortsel was onrealistisch. In zijn piekperiode verkocht het meer dan 500 machines per jaar. Dat was in 1998, toen in Mortsel iedereen nog dacht dat Xeikon de wereld ging veroveren. De kandidaten die de activa van het noodlijdende bedrijf vandaag willen opkopen, denken meer in termen van 100 tot 250 verkochte machines. Eigenlijk hopen ze in drie jaar tijd te kunnen verkopen wat Xeikon in één jaar wou omzetten.

Blijkbaar staat dus een onderneming in de etalage die een kunstmatig hoge omzetverwachting had. Trouwens, Xeikon is daarin geen alleenstaand geval. Ook eeuwige concurrent Indigo – intussen opgeslokt door Hewlett-Packard – overschatte de voorbije jaren het potentieel van digitaal drukken. Dat leek terecht dankzij het werk van gerenommeerde studiebureaus die optimistische groeiscenario’s voor digitaal drukwerk schilderden. Of zoals een voormalig kaderlid zegt: “Als de strategie had gewerkt, waren het helden. Nu hebben de marktomstandigheden het management de das omgedaan.”

Duur betaalde faam

Er kunnen tal van kanttekeningen geplaatst worden bij de teloorgang van het technowonder Xeikon. Om te beginnen, is er de opvallende vaststelling die in de pers aanleiding gaf tot speculaties over artificiële omzetcreatie. Op dit ogenblik staan er voor ongeveer 22 miljoen euro vorderingen open van het moederbedrijf Xeikon nv bij zijn Amerikaanse dochter Xeikon Inc. Maar ook van zijn Franse dochter Xeikon sa heeft het Belgische Xeikon nog 7,6 miljoen euro tegoed. De schuldvordering bij de VS-dochter behelst voornamelijk een onverkochte voorraad van een stuk of tachtig machines. In een reactie op een artikel uit De Standaard benadrukte topman Gino Despeghel echter dat die niet als artificiële omzet geboekt zijn, aangezien Xeikon de resultaten van zijn Amerikaanse dochter consolideert in de groepsresultaten. Daardoor worden de verkopen tussen moeder- en dochterbedrijf uit de inkomstenstroom van de groep gehaald.

Blijft de vraag waarom er zoveel voorraad is opgebouwd. Ook in Mortsel staat er een voorraad van negen maanden productie. Dat kon omdat het bedrijf werkte met indirecte verkoopkanalen. Daardoor had Xeikon te weinig voeling met de reële vraag in de markt. De Original Equipment Manufacturers ( OEM’s) bouwden in hun eigen distributiekanalen immers zelf een stevige voorraad machines op, zonder dat er voor die voorraad ook concrete verbintenissen van eindklanten bestonden. Uiteindelijk zorgde die aanpak voor de voorraadexplosie in Mortsel én een explosie van het aandeel op Nasdaq.

Nochtans waren er signalen. Twee jaar geleden al begon de omzet te dalen. Alleen al in de Verenigde Staten – de belangrijkste afzetmarkt – viel de verkoop van kleurenpersen in 2000 terug van 61,6 miljoen dollar naar 43,6 miljoen dollar. Destijds verschool de bedrijfsleiding zich erachter dat klanten hun aankopen uitstelden tot na de vijfjaarlijkse Drupa-vakbeurs in mei 2000. Daar wou Xeikon zijn nieuwe vellenpers CSP-320 voorstellen, maar de lancering flopte omdat de CSP nog niet productierijp was. Later dat jaar werd het wegvallen van Xeikons belangrijkste OEM-klant Xerox als hoofdreden voor de omzetdaling naar voren geschoven.

In 2001 zette de terugval zich nog drastischer voort dan in het rampenjaar 2000. Uit de niet-geauditeerde cijfers over de drie eerste kwartalen van vorig jaar blijkt dat de omzet op groepsniveau na de eerste negen maanden van 2001 nog 95,2 miljoen dollar bedroeg; een jaar eerder was dat 130 miljoen.

Terwijl de inkomstenstroom daalde, slaagde de bedrijfsleiding er niet in de kosten in gelijke mate te drukken. Sterker nog, die gingen de hoogte in. De operationele kosten bedroegen 34,7 miljoen dollar in 1998. Een jaar later was dat al 53,8 miljoen dollar, maar vooral het rampjaar 2000 springt in het oog met een kostenplaatje van 77,1 miljoen dollar.

Nog een dramatische vaststelling: het aandeel van de verkochte digitale druksystemen in de omzet daalde jaar na jaar. In 1998 ging het om 71,9%, in 1999 was dat nog 63% en in 2000 slechts 50,6%. In de eerste drie kwartalen van 2001 zette die trend zich voort: nog maar 39,6% van de inkomsten kwam uit de verkoop van digitale druksystemen. De rest haalde Xeikon uit de verkoop van zogenaamde verbruikersmaterialen en vervangstukken. Er is eigenlijk maar één conclusie mogelijk: de markt zat steeds minder te wachten op de Xeikon-machines.

En toch bleek de bedrijfsleiding niet de noodzakelijke besluiten te trekken. In de herfst van 2000 waren er wel plannen om de bedrijfsstrategie om te gooien. De geldverslindende ontwikkeling van de vellenpers CSP-320 zou worden geschrapt en Xeikon onderhandelde met een concurrent om die leemte in zijn aanbod op te vullen. Daarnaast werd binnen het management de zin van de zwart-witafdeling in vraag gesteld. Maar ieder voorstel om het businessplan te wijzigen, botste op intern verzet. Uiteindelijk gebeurde er niets.

Geen pottenkijkers

De inertie van het management en de raad van bestuur kan niemand bewijzen, maar bij heel wat Xeikon-werknemers ligt ze op het puntje van de tong. In hun ogen is er maar één reden voor de komst van topman Gino Despeghel: de stuurlui aan het roer van Xeikon bleven maar twisten hoe ze hun Titanic rond de ijsberg moesten sturen en Despeghel moest die interne meningsverschillen neutraliseren en zo het schip weer bestuurbaar maken.

Totnogtoe bleef het potje van de strategische meningsverschillen dicht. Niemand van de personeelsleden die vertrokken of moesten vertrekken in Mortsel wil praten. Terwijl het management dat nog op post is de jongste tijd de lippen stijf op elkaar houdt. Nu was Xeikon nooit een bastion van open communicatie. Stringente Nasdaq-regels waren daarvoor meestal het excuus. Vandaag noteert het bedrijf niet langer op de schermenbeurs en zijn duizenden Belgen hun centen kwijt, maar is het zwijgen zo mogelijk nog hardnekkiger.

Tekenend voor de huidige mentaliteit is de houding van topman Alfons Buts. Hij moest in april 2000 plaats ruimen voor Gino Despeghel, maar bleef desondanks gedelegeerd bestuurder van Xeikon nv. Bovendien is hij voorzitter van de raad van bestuur van Xeikon France én van Xeikon Inc. Toen Trends hem na herhaalde pogingen uiteindelijk aan de lijn kreeg, was zijn laconieke commentaar: “Ik praat al acht maanden niet meer met de pers. Dat is bij de komst van mijnheer Despeghel zo afgesproken en daar hou ik mij aan.”

Maar alleen al het feit dat Buts op post blijft, terwijl hij toch aan de kant werd geschoven, zorgde voor verwarring. Despeghel beweerde enkele maanden geleden dat “mijnheer Buts zich nu bezighoudt met de commerciële uitbouw van Xeikon.” Andere bronnen zeiden echter onomwonden dat hij op zoek was naar nieuwe investeerders. Die situatie leidde onvermijdelijk tot speculaties en geruchten. Een greep uit het aanbod: sommige insiders beweren dat Buts nog steeds op zijn stoel zit omdat hij alleen wil vertrekken met een gouden handdruk van 600.000 euro. Geld dat Xeikon gewoon niet heeft. En er was gemor dat de topman langs de kassa passeerde met zijn aandelenopties. Op zich is daar niets mis mee. Het staat iedereen vrij om zijn aandelenopties te verzilveren. Wij schatten dat Buts in totaal voor 3,3 miljoen dollar aandelen heeft verkocht. Voor hem pleit in ieder geval dat hij dat deed in onverdachte tijden; de laatste transactie dateert van mei 1998.

Gebroken technodromen

Het sprookje is intussen over: wie vandaag nog Xeikon-aandelen bezit, zal er niet meer rijk van worden. Eind vorig jaar moest de onderneming bescherming zoeken tegen zijn schuldeisers. Het zag er begin september 2001 nochtans naar uit dat Xeikon een reddingsplan klaar had, en daarvoor verse centen kon mobiliseren. Althans daartoe was er een intentieverklaring ondertekend door een – niet nader genoemde – financiële partner. Ingewijden noemen Bain Capital. Samen met Agfa-Gevaert wou de investeringsgroep intekenen op een kapitaalverhoging van 44 miljoen euro. Geld dat Xeikon nodig had om zijn belangrijkste schulden af te betalen.

Financiële analisten waren eind oktober 2001 overtuigd dat een akkoord in de maak was en relativeerden daarom het feit dat Xeikon de bekendmaking van zijn kwartaalresultaten op 25 oktober uitstelde. Maar op 24 oktober 2001, bijna vier maanden na de niet-bindende intentieverklaring, liet Bain Capital schriftelijk weten geen investering te zullen doen. Een woordvoerster houdt het erop dat de investeringsmaatschappij mogelijke gemiste investeringen niet wenst te bespreken. Voor Agfa beklemtoont chief financial officer André Bergen inderdaad dat Agfa – met 25% de grootste aandeelhouder – al voor de zomervakantie verduidelijkte bij een kapitaalverhoging proportioneel mee te zullen stappen.

Coördinator van de mislukte kapitaaloperatie was overigens Deutsche Bank, dat daarvoor de vrij stevige fee van 2,5 miljoen euro vroeg. Een veeg teken over de moeilijkheidsgraad van de operatie? Veel eerder al – in oktober 2000 – vroeg de raad van bestuur van Xeikon aan Deutsche Bank financieel-strategisch advies over de toekomst van de onderneming. Het advies was klaar in maart 2001, maar is alleen de bestuursleden bekend. Die wilden echter niet praten over de details.

De kapitaaloperatie mislukte en Xeikon bleef zitten met een reusachtige schuldenberg. Afgerond keek de Mortselse specialist van digitale drukmachines in oktober 2001 aan tegen een schuldenberg van 65 miljoen euro. En dat terwijl de omzet over de laatste kwartalen dramatisch was teruggevallen. Er bleef voor het management dus weinig anders over dan het gerechtelijk akkoord aan te vragen. Zo hoopte Xeikon tijdelijk bescherming tegen zijn schuldeisers te bekomen om alsnog een kapitaalverschaffer of overnemer te vinden.

“Die aanvraag kwam er veel te laat,” verwijt ACV-vakbondssecretaris Luc De Bruyne het management. “Het is typerend voor de sfeer in het bedrijf. Het grote Xeikon kon zijn goede naam toch niet riskeren door een gerechtelijk akkoord aan te vragen?” Nochtans waarschuwde tot twee keer toe bedrijfsrevisor Andersen dat het voortbestaan van de onderneming in het gedrang kwam. De eerste keer al in maart 2001. De bedrijfsrevisor wilde overigens om deontologische redenen geen verdere toelichting geven.

Hoogmoed komt voor de val

In 1999 gold Xeikon nog als een succesverhaal. Zelfs op Drupa in mei 2000 beklemtoonde de producent vooral de eigen technologische superioriteit en minimaliseerde de slagkracht van concurrenten zoals Indigo en Nexpress. Net als bij zovele Nasdaq-bedrijven leken in Mortsel de bomen te groeien tot in de hemel. Xeikon leefde intussen boven zijn stand. De technologie mag dan nog altijd prachtig zijn, zoals sommige waarnemers beweren, vandaag krijgt Xeikon zijn drukmachines niet verkocht. De enige inkomstenstroom die constant is, situeert zich in de verbruikersmaterialen. Een bedrijfstak die Xeikon trouwens pas in 2000 overnam van referentieaandeelhouder Agfa.

Was Xeikon te ambitieus? In 1999 kende het bedrijf wel degelijk een sterke groei. Geconsolideerd steeg de omzet van 136 miljoen dollar naar 201 miljoen dollar. Dat was vooral te danken aan de overname van Nipson International, een dochterbedrijf van de Franse groep Bull. In april 1999 betaalde Xeikon 15,8 miljoen dollar voor Nipson. Daarmee kreeg het 80% van de aandelen in handen. De overgebleven 20% had Mortsel moeten kopen voor oktober 2001. Gezien de precaire financiële situatie waarin Xeikon zich op dat moment bevond, moest de onderneming aan Bull uitstel vragen. Bovendien nam Xeikon bij de overname twee leningen van Nipson over die samen goed waren voor ongeveer 12 miljoen dollar. De afbetaling hiervan moet beginnen in april 2002.

Via de overname kocht Xeikon zich wel een plek in de markt van de zwart-witapplicaties. Daarmee kreeg het toegang tot nieuwe marktsegmenten. Tot op dat moment leverde Xeikon hoogwaardige, maar erg dure digitale drukmachines. Die vonden hun weg naar de drukkerijen en de wereld van de prepress. De Nipson-machines waren goedkoper en sneller, wat ze in kantooromgevingen en bankkantoren geliefd maakt. Achteraf bleek echter dat Xeikon de synergiemogelijkheden had overschat en de integratiemoeilijkheden had onderschat. Sterker nog, door de toenemende concurrentie in het zwart-witsegment voor kantoorapplicaties, waar ook Océ en Canon slag leveren, kwamen de prijzen onder druk te staan. De bedrijfsmarge daalde daardoor van 34% in 1999 naar 18% in 2000. Uiteindelijk kwam het erop neer dat het moederbedrijf voortdurend voorschotten moest geven aan Xeikon France. Dat liep danig uit de hand: in september 2001 besloten beide partijen dan maar om van de 22,5 miljoen euro die Xeikon France in het krijt stond, 15 miljoen euro in kapitaal om te zetten.

Een andere sleutelacquisitie die de ondergang van Xeikon in de hand werkte, was de overname van Agfa’s afdeling voor Digital Printing Systems ( DPS). Die kreeg Xeikon begin 2000 in handen. DPS commercialiseerde Xeikon-machines onder het label Agfa Chromapress. De omzet van DPS lag op dat moment tussen 70 en 80 miljoen euro. Bij de overname trok Agfa zijn belang in Xeikon op tot 25% en kwam een hele groep Agfa-medewerkers binnen in de Xeikon-biotoop. Het effect was echter dubbel negatief. De grafische markt interpreteerde de deal als het signaal dat Agfa niet langer geloofde in de technologie van Xeikon. Een veronderstelling die later bevestigd leek te worden door het partnership dat Agfa sloot met het Britse Xaar, dat zich specialiseert in digitaal drukken via inkjettechnologie. Die technologie is goedkoper en moet kwalitatief nauwelijks onderdoen voor wat Xeikon biedt.

Bovendien zou de mentaliteit van de gemiddelde werknemer die van Agfa overkwam, botsen met de entrepreneurial aanpak van Xeikon. Op de Vredebaan in Mortsel hebben ze het daarom de jongste tijd ook over Xeikoniens en Afganen. Wellicht belangrijker dan het culturenconflict waren de loonverschillen: Agfa-medewerkers vielen onder het paritair comité van de chemische industrie en werden beter betaald dan de Xeikon-personeelsleden. Dat leidde tot afgunst, demotivatie en scheefgetrokken compensatiegedrag.

In hetzelfde kwartaal dat Xeikon de DPS-afdeling van Agfa verwierf, tekende het ook een OEM-overeenkomst met MAN Roland. Daarbij nam de Duitse grafische gigant de distributie en een deel van het personeel van DPS over. Dat leek een gouden zet. Want MAN Roland kon op die manier zijn aartsrivaal Heidelberg de loef afsteken. Heidelberg wierp zich via Nexpress, een joint venture met Kodak, op de markt van digitaal drukken. MAN Roland kon op dat terrein geen weerwerk bieden en zou dankzij de overeenkomst met Xeikon een vliegende start kunnen nemen. Voor Xeikon was het een manier om een sociaal bloedbad te omzeilen en eventueel omzetverlies te compenseren. Alleen blijkt twee jaar later dat MAN Roland nooit het verkoopvolume haalde dat DPS bij de overname al wel had. De officiële verklaring luidt dat Agfa vooral thuis was in de prepresswereld terwijl MAN Roland zich meer op de drukkers toelegde. Al rijst de vraag of de terugval misschien past binnen een algehele daling in de vraag naar Xeikon-persen; maar dat wil tot op vandaag niemand geweten hebben.

Kafka leeft!

Dat brengt ons opnieuw bij het heden. Dezer dagen beslissen de raad van bestuur en de commissarissen met welk bod ze naar de Antwerpse rechtbank van koophandel trekken. Van een kapitaalinjectie is intussen geen sprake meer. Het toverwoord heet nu asset deal. Wie het vervlogen technowonder tussen de boterham mag leggen, moet nu stilaan duidelijk worden. Tijd is volgens de stichter en voormalige topman Lucien De Schampfelaere cruciaal. “Hoe langer wordt gewacht, hoe kleiner de overlevingskansen van Xeikon,” meent hij.

Intussen bereiken de machtsspelletjes in het management hun hoogtepunt. De Financieel-Economische Tijd suggereerde vorige week dat er bepaalde bestuurders hun stemrecht zouden verliezen. Dat zou gebeuren om de betrokkenheid van sommige bestuursleden bij een van de bieders te neutraliseren. En opnieuw valt de naam Buts. Maar ook die van Herman Remmerie. Die laatste kwam over van Agfa en is nu in het directiecomité verantwoordelijk voor marketing en corporate planning. Remmerie zag bij de deal tussen Agfa, MAN Roland en Xeikon een deel van zijn commerciële mensen doorschuiven naar MAN Roland. Volgens insiders had Remmerie veel liever een eigen verkoopkanaal uitgebouwd met de medewerkers van Agfa. Van MAN Roland zou de topman de belofte hebben gekregen dat hij dat verkoopkanaal alsnog zou kunnen uitbouwen met de mensen die hij destijds kwijtspeelde. Daarom beschouwt het personeel Remmerie als de grootste voorstander van het bod van MAN Roland op de activa van Xeikon.

Buts daarentegen zou op de golflengte zitten van Yam International. Het motief voor een dergelijk verbond blijft onduidelijk, maar hardnekkig is het gerucht zeker. Twee weken geleden vroeg Trends aan commissaris Guy Vanhoucke al naar de betrokkenheid van Alfons Buts bij een van de bieders. De commissaris antwoordde: “Het gerucht is mij niet onbekend, maar tot nader order heb ik daarvoor geen enkele aanwijzing.”

Toen we begin deze week de commissaris contacteerden voor meer uitleg, liet hij niet meer in zijn kaarten kijken. Naar verluidt werden er na de recente krantenartikelen binnen de raad van bestuur nieuwe afspraken gemaakt over de communicatiestrategie. Maar dat verandert wellicht als dezer dagen de witte rook boven Mortsel uitstijgt en de toplui bekendmaken met wie ze in zee willen gaan.

Roeland Byl, rbyl@trends.be

De stuurlui aan het roer van Xeikon bleven maar twisten hoe ze hun Titanic rond de ijsberg moesten loodsen.

Elk voorstel om het businessplan van Xeikon te wijzigen, botste op intern verzet. Uiteindelijk gebeurde er niets.

Tot twee keer toe waarschuwde bedrijfsrevisor Andersen dat het voorbestaan in het gedrang kwam.

Het businessmodel van de digitale persenbouwer uit Mortsel was onrealistisch.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content